geluid, nieuwe perspectieven en verhaalstructuren
Het beluisteren van de geluidsdocumentaire Expedition Content van Veronica Kusumaryati en Ernst Karel heeft veel bij me losgemaakt. Het was een bijzondere ervaring wat betreft de reikwijdte en impressie van geluid en een impuls om opnieuw na te denken over kolonialisme en de verhouding tussen Nederland, de Verenigde Staten en Nieuw Guinea. Met dat laatste, de informatie over de koloniale situstie die Expedition Content bevat, wil ik dit artikel starten.
In het tweede deel van het artikel deel besteed ik aandacht aan de nieuwe inzichten en geluidspraktijken die aan deze productie ten grondslag liggen. Dan beschrijf ik de films van de antropologen Véréna Paravel en Lucien Castaing-Taylor en de paralelle ontwikkelingen in de beeldende kunst en komt het werk van Semâ Bekirović en Vibeke Mascini aan de orde.
I.
Expedition Content is een geluidsdocumentaire die bestaat uit een compositie van niet gebruikte tapes die Michael Rockefeller in de vroege jaren zestig als deelnemer van de Harvard-Peabody Filmexpeditie opnam. [1] De expeditie was een avontuur van vier antropologen, Jan Broeckhuyse, Karl Heider en Robert Gardner en de net afgestudeerde Rockefeller, en één naturalist, Peter Mathiessen. Zij verbleven tussen 1961 en -65 in de Baliem Vallei, een hooggelegen vallei in het centrale berggebied van Papua Nieuw Guinea, aanvankelijk nog onder Nederlandsde beheer, nu een provincie van Indonesië. Het gebied was, zoals dat heet, nog niet ‘ontsloten’, waarmee bedoelt wordt dat de levenswijze van de bewoners was nog niet verandert was door de contacten met een koloniserende macht, en dát zou worden gefilmd: Originele Huluba. Zij waren sinds de jaren veertig van de vorige eeuw in oorlog waren met een rivaliserende groep mensen en waren met regelmaat met hen in gevecht. Deze oorlogvoering kwam derhalve centraal te staan in het filmverhaal.
Dead Birds komt in 1963 uit. Het is een film met veel kleur en een scheut Disney in de vertelling. Ze begint met beelden van een vogel die boven de vallei vliegt. Je ziet de tuinen waar de vrouwen maniok en groentes verbouwen en het terrein waar de mannen vechten. [2] Een voice over (mannenstem) haalt een ontstaansmythe van de Huluba aan: De eerste mens maakte ooit de keuze om niet als een slang te vervellen. Hij wilde vliegen als een vogel en daarmee verloren de Huluba voorgoed het vermogen om eeuwig te leven. Dan volgt het verhaal van de film. Het wordt vanuit drie perspectieven vertelt, dat van een krijger/man, dat van een jonge jongen en vrouwen. De laatste groep is vaag en heeft één gezicht, dat van echtgenote. De mannen zijn ‘fierce’, om een maar eens een woord uit de titel van een andere Amerikaanse antropologische beschrijving te gebruiken: Fierce People (1968) van Napoleon Chagnon. [3] Zij klimmen in hoge uitkijktorens, waken en vechten. Er zijn verwikkelingen, zoals de dood van een jongen en zijn begrafenis, deze worden door de ogen van de jonge varkenshoeder beschouwd. De vrouwen bevinden zich op de achtergrond. Je vraagt je af hoe het kan dat zij steeds tevreden zingend naar de tuinen trekken en je vermoedt dat het kerngezin identificatiekader is. Het geluid is indringend: Je hoort geschreeuw en oorlogsgezang, rouwzangen en krijsende biggen en maar zelden een heldere mensenstem.
Dat geluid wordt het materiaal voor Expedition Content, niet het beetje dat voor de film werd gebruikt, maar de bulk van 37 uur die Rockefeller opnam. Het is in die tijd nog niet mogelijk om geluid en beeld gezamenlijk op te nemen, en Rockefeller die geen ervaring heeft als geluidsman neemt van alles op, losjes geordend: wandelingen en werkzaamheden, gesprekken tussen expeditieleden en Huluba onderling, zang, natuurgeluiden. Gardener zet het geluid naar eigen inzicht onder de beelden. Veronica Kusumaryati en Ernst Karel beluisteren het de geluidstapes jaren later voor hun kritische productie. Zij streven naar een grondig onderzoek van de banden én de achtergrond van de film. Zodoende begint de documentaire met een korte tekst over de rol van het Nederlands gezag in het gebied, de contacten die er waren tussen twee belanghebbenden Shell en Standard Oil en de financiële bijdrage aan de film door de familie Rockefeller. De opa van Michael was oprichter van Standard Oil, zijn vader gouverneur van New York. [4] Daarnaast bevatten de geluidsbanden zelf nieuwe verhalen.
In Dead Birds worden de Huluba niet vertaalt. De stemmen van de Huluba gaan op in gezang en geschreeuw. In Expedition Content bieden juist de vertalingen een toegang tot het verhaal. Je hoort een melodieuze taal. Er wordt niet geschreeuwd maar gesproken en gefluisterd; de stemmen van mensen. Het geluid is van hoge kwaliteit en het is alsof je naast de Huluba zit, deel uitmaakt van hun kring. Al versta je niet wat ze zeggen, je bent onmiddellijk betrokken bij wat je hoort. Ook de inhoud is interessant. Je krijgt een indruk van wat de Huluba denken en vinden, van de expeditieleden bijvoorbeeld. Misschien is het gebied (nog) niet ontsloten maar Nederland (Hollandia) is wel bekend bij de bevolking, blijkt uit een lied. Het geluid van en een onweersbui versterkt het gevoel van nabijheid. Het klinkt beangstigend en veilig, als in schuil zoeken, samen zitten, wachten, niet hoeven werken. Als je het geluid hoort van een bijennest – Rockefeller stak zijn microfoon simpelweg tussen de bladeren van de boom waarin in het nest zich bevind – deel je in het besef dat de omgeving vol flora en fauna is. Ook het karakter van de expeditieleden verraadt zich: de jeugdigheid van Rockefeller, uit vertalingen van gesprekken op tape blijkt dat zelf de Huluba hem als jonge man herkennen; de ernst van Broeckhuyse en de botte spektakelzucht van Peter Mathiessen. [5] Dit is wat geluidsopnames kunnen zijn, complex, genuanceerd, muzikaal, evocerend. Ze brengen een verhaal heel dicht bij, dichter dan film, wat mij betreft.
Het is de combinatie van nieuwe historische informatie en de intimiteit van de soundscape, die de productie zo bijzonder maakt. Spannend. Het is een goede documentaire én een wetenschappelijk document. De nieuwe informatie over de geschiedenis van Nieuw Guinea en de expeditie houdt overigens niet op bij het onderzoek en het werk van Kusumaryati en Karel. Ook Jan Broeckhuyse deed vlak voor zijn overlijden opnieuw verslag van zijn ervaringen tijdens de Harvard-Peabody expeditie en het handelen van het Nederlandse bestuur in Nederland. Ook vult hij de informatie over de vrouwenlevens bij de Huluba aan. [6] In het kader van Expedition Content komen dus veel verhaallijnen samen over het functioneren van het Nederlands/Europese bestuur en de overgang naar Indonesisch bestuur; over concrete Nederlandse en Amerikaanse politieke en economische belangen en de groeiende invloed van multinationals, over academische rivaliteit, ijdelheid, racisme en machismo. [7]
—
II.
Dat het geluidstapes zijn die tot de productie van een documentaire leidden, sluit aan op een bredere tendens, gerelateerd aan een fundamentele verandering in de benadering van een omgeving; het besef dat alle levende en dode dingen om ons heen een eigen bewegingsvrijheid of ‘agency’ bezitten. Dit komt in vertelvorm van onze verhalen tot uiting, bijvoorbeeld in gebruik van meerdere en zeer onverwachte perspectieven en de concretisering van geluid, het wordt een zelfstandig ding. [8] De zelfstandigheid van de dingen is een aspect van een kritische benadering van het analytische of wetenschappelijke denken. Dat geld ook voor de nadruk op ervaring en zintuiglijkheid, zoals zij in de films van de antropologen Véréna Paravel en Lucien Castaing-Taylor de ruimte krijgen. Hun werk is op dit moment te zien in expositie in Eye, Cosmic Realism. De vertoning Expedition Content maakt deel uit van het nevenprogramma. Paravel en Castaing-Taylor tonen oudere en nieuwste films. Langdurige opnames waarbij zij ‘spelen’ met camera (go-pro’s) en geluid. Het resultaat wordt ronkend aangekondigd.
Ik bekijk de expositie en ze bevalt me niet. Ik ‘ervaar’ het werk inderdaad, maar de effecten verschillen wat mij betreft niet met die van een bierreclame waarin groot, heel groot in beeld gebracht schuim en benevelde flesjes spreken. Veel beeld en veel geluid, wat toch leidt tot de conclusie dat een overdaad aan nuances niet altijd tot nuancering leidt. Sommige films worden getoond via 6 of 8 kanalen. Er hangen enorme schermen aan de muur. Dat is meer input dan ik verdragen kan. Opmerkelijk genoeg kan ik de absolute omkering hiervan, een zaal met stilstaande beelden of Spirit Stills (2013), ook niet waarderen. De geesten van uit de titel zijn suggestieve restbeelden van hun meest bekende film Leviathan (2012). Maar zijn zij echt veel meer dan een filmische rorschachtest?
Mijn kritiek komt niet voort uit gebrek aan interesse, integendeel. Ik onderschrijf het adagium van het tweetal dat filmen gelijk staat aan onderzoek doen. Ik ben zeer geïnteresseerd in die bijzondere mix van kunst, antropologie, epistemologie (aucoustemology) en techniek. Maar helaas is het gebruik van de nieuwste technieken de kracht en de zwakte van hun werk. Eigenlijk zou ik de uitkomsten van hun onderzoek graag wat kleiner, stiller en zuiverder verbeeld willen zien. Het besef van andere perspectieven en frequenties, van stilte en onderlinge samenhang kan ook zorgvuldig zijn.
Voor dat andere doe ik een beroep op de beeldende kunst. Daar wordt al langer gewerkt vanuit het persspectief van dieren en dode dingen. Ook in de beeldende kunst wordt gebruik gemaakt van biologische en natuurkundige processen om werk te doen ontstaan. Dan denk ik aan het werk van Semâ Bekirović die onder andere films met warmtebeeld camera’s maakt, purschuim laat ontploffen waardoor een nieuw object ontstaat. Zij haalt haar kunstwerken met andere woorden ‘gewoon’ uit de natuur, waarmee zij aandacht besteed aan alles wat daar beweegt en verandert.
Het blijkt ook uit het werk van Vibeke Mascini, waarvan ik aan het begin van het jaar een expositie zag
bij P////AKT in Amsterdam. Mascini werkt met fluïde materie, een begrip dat ik aan het persbericht ontleen; Zij laat vloeistoffen en geluidsgolven hun werk doen in haar installaties. Het zijn werken met dode bloemen en levende waar. Op de expositie koop ik het fascinerende boek ‘Silent Whale Letters’, een correspondentie met een vriendin en kunstenaar waarin een tape uit de collectie diergeluiden British Museum met infrasoon walvisgeluid in het centrum staat. Het gaat hier om geluiden die wij niet kunnen horen omdat de frequentie zo laag is. Onder water heeft dit geluid een enorm bereik. Omdat ik de correspondentie lees terwijl ik dit schrijf, vermengen hun ideeën zich met mijn gedachten over de geluidsdocumentaire en expositie Cosmic Realism.
Lezend en denkend over geluid, nieuwe perspectieven en techniek ga ik na wat ik weet over het verzamelen van geluidsfragmenten aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw door componist Béla Bartók en koloniaal ambtenaar en antropoloog Jaap Kunst. [9] De manier waarop David Toop een rol toekent aan het optreden van een gamelan orkest tijdens een wereldtoontoonstellig in Parijs; het beïnvloedde Claude Debussy. Ik zie overeenkomsten met de schets die Andrew LittleJohn maakt ter inleiding van een gesprek met Ernst Karel. Hij start bij de Franse musique contrète, een Franse muziekstroming waarbij gebruik wordt gemaakt van alledaagse geluiden die met behulp van elektronica worden verwerkt tot composities en geluidscollages. Het werk van de Egyptische musicus/componist Halim El-Dhab wordt genoemd, hij maakte in de jaren veertig een eerste een geluidscompilatie. Dan gaat het verder met Jean Piaget, er wordt op zijn compositie het geluid van stoomtreinen gewezen. Om daarna op de ontwikkelingen uit de jaren 70 in te gaan, zoals het geluidsonderzoek van etnomusicoloog Steven Feld. [10]
Littlejohn volgt de ontwikkeling van de de weg van etnomusicologie naar ‘sonic antropology’. Ik denk voort in het verlengde van de elektronische muziek, conceptkunst en minimals art ook aan deep listening en Pauline Oliveros die voorkomt in de documentaire Siters with Transistors, over pionierende vrouwen in de elektronische muziek (Mascini verwijst naar deze film in haar correspondentie). Het is een geschiedenis nieuwe vormen van kunst en nieuwe manieren van denken. Ze volgt de mogelijkheden en populariteit van opname- en afspeeltechnieken: Ik raak er steeds meer van overtuigd dat de techniek er met Paravel en Castaing-Taylor vandoor is gegaan. Dat gebeurt wel vaker. De kern is okay, maar wat volgt is bombastisch, zwaar en zonder mogelijkheid om afstand te nemen. Ís hun werk expressionistisch? Gelet op de nadruk op kleur en associaties zou je dat kunnen zeggen. Zou het kunnen dat de films van Paravel en Castain-Taylor over vijftig jaar even clichématig zijn als de film van Robert Gardner nu?
Misschien is mijn oordeel wat te stevig. Want hoewel ik niet van de films van Paravel en Castain-Taylor houd, hebben zij een goed nevenprogramma ontwikkeld. Het geeft een uitstekend inzicht in diverse nieuwe ontwikkelingen, niet alleen wat geluid betreft, ook wat betreft beeld. Maar ik blijf erbij, ik vind hun werk gewoon te groot en te luid. Ik ruik ook steeds nare geuren: mijn zintuigen zouden baat hebben bij vereenvoudiging en filters. Ik denk terug aan Expedition Content. Wat een mooie compositie, wat een heldere kijk op geluid.
Exposities
Cosmic Realism – Paravel and Castaing – Taylor | 20 jan – 20 mei 2024 | Eye Amsterdam
For every atom … Semâ Bekirović | 28 april 2024 – 13 april 2025 | Fries Museum Leeuwarden
JOLT, A long distance lullaby – Vibeke Mascini |25 January – 25 February 2024 | P/////AKT
Films
Expedition Content, directed by Veronica Kusumaryati & Ernst Karel, US 2020, DCP, color b&w, 78 min. English and Huluba with English subtitels (laatste presentatie: do 23 mei 17.15 in Eye)
Dead Birds, directed by Robert Gardener, US 1963, color, 84 min. English
Sisters with Transistors, directed by Lisa Rovner, US 2020, 86 min. English
Boeken
Ella Finer & Vibeke Mascini, Silent Whale Letters, Sternberg Press, 2021
David Toop, Ocean of Sound, Serpents Tale, 2018 (eerste uitgave 1995)
[1] Michael Rockefeller, is inderdaad die beroemde Rockefeller die tijdens een tweede expeditie naar Nieuw Guinea waarschijnlijk verdronken is.
[2] In veel beschrijvingen wordt de bevolking van het gebied Dani genoemd. Zij noemen zichzelf echter Huluba. Ook hun taal wordt Huluba genoemd.
[3] In Fierce People beschrijft Chagnon de Yanomamö of Yonomami, een bevolkingsgroep uit het Amazonegebied in ZuidAmerika op de grens van Suriname en Venezuela.
[4] Expedition Content and the Harvard Peabody Expedition to Netherlands New Guinea, 1961 Veronika Kusumaryati, Ernst Karel, in: MAST, Vol.2, No.2, November 2021
[5] Peter Mathiessen is naar eigen zeggen in de tweede wereldoorlog bij de C.I.A. geweest. Later werd hij schrijver en in sommige teksten wordt hij naturalist genoemd.
[6] Bookreview, Anton Ploeg, in: bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde, 178 (2022) 331-364 / Brill
[7] De complexiteit waar ik aan denk zie ik ook terug in het werk van Renzo Martens. In zijn project in Congo legt hij de nadruk op de bevolking en hun verhouding met multinationals.
[8] Denk aan de filosoof-antropoloog Bruno De Latour, filosoof Graham Harman en vele anderen. Véréna Paravel studeerde onder de De Latour aan de École nationale supérieur des mines de Paris.
[9] Jaap Kunst (1891-1960) was ambtenaar in Indonesië en antropoloog. In Indonesië startte hij met een grote muziekcollectie, waarvoor hij muziek op wassen cilinders opnam, een voorloper van de grammofoon. De meeste opnames zijn circa vijf minuten lang. Zijn collectie werd na zijn dood aan de Universiteit overgedragen op voorwaarde dat ze bijeen zou blijven. De collectie raakte na 200 versnipperd, maar wordt nu weer bestudeerd en ontsloten door MeLê Yamomo / Barbara Titus. Jaap kunst behandelde de fragmenten als ‘muziek’ en schreef de fragmenten uit in bladmuziek. Helaas besteedde hij daardoor relatief weinig aandacht aan de context van de opnames en het geluid.
https://sonic-entanglements.com/2021/02/16/sound-bite-jaap-kunst-urbinasopen-1932/ – https://sonic-entanglements.com/2023/11/29/sound-bite-jaap-kunst-flores/
[10] Voorafgaand aan de presentatie van Expedition Content gaf Andrew LittleJohn, is assistent professor aan het Instituut voor Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie aan de Universiteit van Leiden, een lezing over de ontwikkeling van de aucoustische antropologie.
[11] Chick Strand (1931-2009) was een experimentele filmmaker uit de VS. Haar films worden gekenmerkt door alledaagse situaties die van heel dichtbij gefilmd worden. De geluidsondersteuning bestaat uit een collage van gesprekken en omgevingsgeluid.