Vandaag door de stad gewandeld en thuis gekomen met trofeeën. Een kleine catalogus van de tentoonstelling How Far – How Near in het Stedelijk Museum van Amsterdam GLOBAL en Goethes Die Wahlverwantschaften. Fijn. Het is bijzonder jammer dat de Duitse boekenwinkel, Die Weisse Rose, niet meer op de Rozengracht zit. Lukt het met de voortzetting van de winkel elders? Ik weet het niet. Gelukkig heeft Atheneum een kleine Duitse afdeling, want hoewel je alles via internet kan bestellen, vind ik het prettig om zo nu en dan een boek in mijn handen te nemen. Ik rijg mijn kleine keten te lezen boeken langzaam aan elkaar.
Na mijn lezing over Adalbert Stifter tussen de boomstammen in KIK (Kunst in Kolderveen), neem ik het advies van Erik de Jong, de ‘Artis-Hoogleraar’ waarbij ik colleges volg over de geschiedenis van tuinen, ter harte: lees Die Wahlverschaften. En al in de eerste pagina’s spreekt de hoofdpersoon, ‘ein reichen Baron im besten mannesalter’, na kleine handeling in zijn tuin met de tuinman. Op slimme wijze introduceert Goethe via de beschrijving van één gesprek, de hoofdpersonen, een baron en zijn vrouw, zijn tuinman én de landschapstuin in wording. Ik verheug me op het boek.
Morgen heb ik weer college in Artis. Ik wil iets begrijpen van het landschap en de manier waarop wij ermee omgaan; het landschap vormgeven, het landschap ervaren, hoe veranderingen verlopen, hoe het landschap verandert en wij met die veranderingen omgaan. Infrastructuur en verstedelijking vind ik even interessant als het boerengedoe, productielandbouw, tractoren en recreatie, toerisme, cultureel en natuurlijk erfgoed en nieuwe natuur. Vandaar Witto Worms, Stephan Keppel, Neeltje ten Westenend, Hiryczuk/Van Oevelen.
Vanwege de regelmatige bezoeken aan de Amsterdamse dierentuin hebben we in Boedapest een volle dag in de dierentuin in Városliget, het stadspark achter het Heldenplein, doorgebracht. Ik wilde zo graag die buitenlandse ZOO met de onze vergelijken! Zo graag het volkspark zien. Dat krijg je van die colleges.
Het Boedapester park (Városliget), het plein (Hősök tere) en de boulevard (Andrássy út) die vanuit het centrum naar het park loopt, zijn negentiende-eeuwse artefacten en horen bij de koene stadsvernieuwingsplannen van een zwellend Hongarije dat in 1896 haar duizend jarig bestaan vierde (sic!). De metrolijn onder Andrássy út staat met de boulevard staan op de UNESCO werelderfgoedlijst. De gigantische nationalistisch folly, het Vajdahunyad slot, een perfecte metafoor voor de historische lappendeken die Hongarije is (en de meeste andere andere landen zijn).
Als ik bij Akós Birkás informeer naar het merkwaardige kasteel waar het museum voor landbouw in gevestigd is, mompelt hij iets van, tsja dat is een merkwaardig ding. Toen ze de Andrássy út aanlegden, twee kilometer lang, zijn ze bij Hősök tere gestopt. Daar lag een drassig gebied waar niet gebouwd kon worden. Dat werd Városliget park. Toen kwam het feest en se wilden iets bijzonders. En zo bedachte de een of de andere idioot het Vajdahunyad slot, samengesteld uit alle bouwstijlen van historische Hongaarse gebouwen en ruïnes.Niemand had trouwens bedacht dat de stad nog verder zou groeien. Nu moet het verkeer dat de stad uit gaat, altijd via deze route, over een smalle tweebaansweg door het park , over de sprookjesbrug… Ergens toetert een auto. Het stinkt naar uitlaatgassen, parkbezoekers steken via het zebrapad de volle weg over.
Maar ook zonder die geschiedenis is het stadspark (Városliget) een vreemd complex, een verzameling gebouwen en plezierterreinen met verschillende functies: Het voor toeristen en sjikkiemikkies gerenoveerde Jugendstilgebouw van het Gundel-restaurant vlak naast de dierentuin, een laat negentiende-eeuws overdekt zwembad (fürdö), een circus waar nog steeds voorstellingen worden gegeven, het museum voor landbouw in het namaak-kasteel, een schaatsbaan, het transportmuseum en een klein pretpark. Het is een mix van breedsprakig historicisme, communistisch volksvermaak en hedendaagse op de televisie- en de echte mafia geïnspireerde pronkzucht.
Aan het water in het midden van het park ligt nog een restaurant, stijl jaren vijftig-zestig. Voor de deur staan stevige mannen, dikke nekken, in pak. Ze houden verkeerde bezoekers buiten. Andere verkeerde bezoekers horen er juist bij. Zoals de mannen die tegen een boom staan. Telefoon in de hand. Voorovergebogen. Driftig bellend.
De helden op het Heldenplein zijn, als wij de stad bezoeken, van achteren uitgelicht. Ik heb ze nog nooit zo helder gezien. Ze werpen lange schaduwen. Het museum voor schone kunsten links, de kunsthal (Mücharnok) rechts. Er wordt dat weekend een marathon gelopen, het terrein van de ijsbaan is vrijgemaakt voor een feest. Dronken jonge mensen denderen ‘s avonds de kleine metro in. Vlak voor ons hotel zie ik een kort dik meisje. Haar billen in een strakke witte rok gestoken, afgezet met glitters. Ze werpt haar krullenbol achterover en plaatst een plastic pak wijn van zo’n liter of drie aan haar mond. Ik zie haar van achteren door vriendinnen geflankeerd. Iedereen schreeuwt en lacht.
Toch hou ik van de volkse sfeer van Midden Europa, van parken en rivieroevers. In een eenvoudig eetgelegenheid buiten, vlak naast het foute restaurant aan het water, eet ik een uitstekend broodje met gebakken varkensvlees, rucola en tomaat. Lekkerder dan de meeste hamburgers.
Ook de dierentuin is mooi. De tuin is opgebouwd rond twee replica’s van bergen die in beton zijn nagemaakt. Onder de bergen bevinden zich opslag- en tentoonstellingsruimtes. En als je ze beklimt, wordt je geconfronteerd met rattenetende vogels, een restaurant, en geweldige uitzichten over de tuin, de Pelikanenvijfer en de stad. Tierpark Hagenbeck, de dierentuin van Hamburg, was het grote voorbeeld voor de Boedapester dierentuinbouwers. Ook daar staat een prachtige uit beton en betonijzer geconstrueerde rots die meer dan een uitbundige dierentuindecoratie is. De namaaknatuur staat tevens voor een vroeg ecologisch besef. Voor het eerst werden de beesten niet naar soort, maar naar leefomgeving (geografisch) bij elkaar in kooien en hokken gezet.
Je maakt overigens niet zomaar een berg, realiseerde ik me toen ik Miek Zwamborn enkele maanden geleden in het tv-programma Brands met Boeken over haar publicatie ‘De Duimsprong’ zag praten. Daarin gaat het over de Zwitserse geoloog Albert Heim (1849-1937) die, als voorstudie voor zijn definitieve Alpenmaquette, als eerste een ballontocht over zijn geliefde bergketen ondernam. De ruimtelijkheid van bergen is complex. Ook de keuze voor een specifieke berg kan tot discussie leiden, daar werden wij tijdens de tentoonstelling Unicorn is more than a Nation, via een kunstwerk op gewezen. Het werk memoreerde het nationalistische gesteggel bij de keuze van de dierentuinberg. Nadat bepaald was dat de dierentuin naar voorbeeld van Hamburg zou worden gemaakt, ontbrandde een strijd. Moest het een replica worden van de berg Ararat waar de Ark van Noah strandde – wat velen toepasselijk leek – of zou het beter om een andere Bijbelse berg kunnen gaan? De berg Sinai misschien? Het werd, dat zal niemand verassen, een berg uit de Karpaten.
Keizer Wilhelm II, bezoekt Tierpark Hagenbeck in Hamburg (1909)
We wandelen door de tuin. Eerst met enige argwaan, omdat we, zo blijkt even later, via de kinderboerderij en het pretparkje binnenkwamen. Bij een Afrikaanse folly, een betonnen beeld van een Afrikaanse vrouw die maniok stampt in een hut van waaruit je de giraffen en zebra’s kan zien, moeten we nog lachen. Maar gaandeweg neemt het park ons voor zich in. Hoe fantastisch is het gorillaverblijf, groot, ze kunnen zich uitstekend verbergen; en wat is het lang geleden dat ik een Orang-oetan zag. Ze hebben een fantastische verzameling grote spinnen; vogelspinnen en tarantula’s. Ik zag een Armadillo, verschillende soorten roggen. De inktvis was niet thuis, wellicht onder zand verborgen. Alleen z’n speeltjes lagen er. Een buis verbond de twee bakken die zijn verblijf uitmaakten, en liep als een brug over een derde bak met wildwatergespuis heen.