Je begint je brief met een opmerking over mijn tekst over twee exposities in het Stedelijk Museum, die van Miriam Kahn en Unraveled over kunst en textiel. Al weer zoiets, waarom die kramp, waarom die kritiek? Afgelopen weekend in Keulen zag ik een expositie die het tegendeel van de tentoonstellingen in het Stedelijk is. Aan de hand daarvan kan ik misschien verduidelijken wat ik bedoel.
Category: correspondentie
Twee exposities die goed hadden kunnen zijn, maar teleurstellen. Ben je te kritisch? Mis je het momentum omdat je te oud bent? Begrijp je de urgentie van de problemen niet meer? Herhaling. Herhaling. De dingen zijn aan slijtage onderhevig. Als je de expositie Unravel verlaat, kan je de lange roltrappen naar de tussenverdieping nemen. Het is zo leuk om die trap in die witte tl-verlichtte tunnel omhoog en omlaag te nemen. Een kinderlijk plezier.
Stapelingen. Stapelingen! Stapelingen? Wat voor stapelingen? Verontrustende stapelingen? Stapelingen die aan het rotten zijn? Stapelingen als schuilplaatsen voor ongedierte. Stapelingen als behuizing voor muizen en ratten? Als arbeid voor de arbeidslozen, die onverschillig tussen de stortplaats scharrelen? Chaos, chaos, chaos in de stad.
De zwarte omslag van het boek van Gursky bestaat uit in wit gedrukte namen van steden met daarnaast rijen letters en rijen cijfers op een zwart fond. Het is een detail van een foto van een electronisch bord met beursnoteringen. Daarop, in diepdruk, en met gouden letters, verschijnt de naam Andreas Gursky. De foto zelf, van de beursvloer van Frankfurt, tref je in het boek aan.
Het zijn die eerste oriënterende momenten in de expositie in Eye waar je werkelijk van geniet. Kaartje afgeven, deur door, donker. Je voelt de zachte grond onder de zolen van je schoenen. Aarde. Geen steile randen. Grond. Heel anders dan je in het museum gewend bent. De zaal is verduisterd en je ziet in de verte de lichtblauwe schemer van de filmbeelden van Albert Serra waarvoor je gekomen bent.
Je fraaie andere stuk over de provocerende films van Albert Serra heeft me geïntrigeerd, en nieuwsgierig gemaakt. De drie oudere mannen, met een mal plastic kroontje op hun hoofd, achter elkaar aanwaggelend als pinquïns, zijn in werkelijkheid de drie Koningen eindeloos op weg naar het kind Jezus, zich voortbewegend in een indrukwekkend leeg woestijnachtig landschap. Niet alleen er heen reizend, maar ook weer terug. De menselijke kleinheid groots en hilarisch in beeld gebracht.
Prinsjesdag. Als ik aan Den Haag denk en aan prinsjesdag zie ik mensen en paarden. Ik zie een 19e-eeuwse begrafenisstoet met rouwkoets, en mannen in pakken en vrouwen met hoeden en sluiers. Ze schrijden voort op trage marsmuziek. Ik denk dat Ingrid Thijssen, voorzitter van werkgevers organisatie VNO-NCW op radio 1 bij Sven Kockelmann de stemming goed symbolische goed aanvoelde: Ik draag rood, zegt zij.
Tja, de mens fantaseert heel wat af, en stelt heel wat regels samen, vaak gebaseerd op vooronderstellingen over de werkelijkheid. Is het aan ieder van ons, om onze eigen set ‘règles du jeu’ steeds opnieuw te ondervragen? Grijpen die ‘règles’ ons regelmatig naar de strot?
Als reactie op de inhoud van je lijnen-brief, je bewondering voor de veelzijdigheid van een potloodstreek en je fascinatie voor de ‘eigen weg’ die hand en potlood kunnen nemen, een beschouwing van twee films van Albert Serra die ik recent bekeek.