Zomer en nog steeds koud. Ik sta vroeg op en lees een uurtje. Zit op de bank, kijk naar de iep waar de ene Vlaamse Gaai in enkele seconden een andere verjaagt. Hoofdstuk zes van Memory Speek gaat over liefde voor vlinders. Tijdens het bezoek aan de tweede Maasvlakte heb ik wat foto’s gemaakt. Later zullen we onze foto’s vergelijken. De zijne zijn vaak helderder, meer to the point. Toch houdt ik ook van mijn wat vage foto’s. Ik zoek naar details, naar de som van veel en klein, wat iets anders is dan het speuren naar grote, forse structuren en vlakken. De keten van plaatsen boven deze aantekening verwijst naar drie tochtjes tijdens drie dagen. Vorige week zaterdag, de 23st juni bezocht ik de opening van de eindexamenpresentatie van de Mastersopleiding van St. Joost in Breda; woensdag 26 juni wandelde ik van huis uit via W139 naar Amsterdam Noord; en afgelopen zaterdag de 29ste reden ik met een door TAAK gehuurde bus naar Rotterdam. Natuurlijk is er geen samenhang tussen deze drie uitstapjes, behalve het rommelige landschap van bedrijfsterreinen, bruggen en opgespoten zand langs het vele water in Amsterdam en langs de kust bij Rotterdam. Dit is het soort landschap dat ik regelmatig wil zien, merk ik ook zaterdag als ik op zoek ben naar de Service Garage.
Ik heb de hele dag binnen gezeten en gewerkt. Mijn rug is stijf en pijnlijk. Daarom besluit ik op de valreep om toch naar de opening van The Static Also is Electric in de Service Garage te gaan. Vind Erik Hagoort aardig, heb goede herinneringen aan George Korsmit et cetera, en ik realiseer me als ik vanaf de Rietlanden zoek naar de Cruquiusweg, dat ik deze straat alleen maar ken tot aan het Instituut voor Sociale Geschiedenis. Ik loop langs de pakhuizen aan een van de havens in de richting van het IJ. De pakhuizen worden slordiger, de stoepen zijn hoog – zo hoog dat mijn rug er pijn van doet als ik stap – en enkele gebouwen zijn nieuw opgetrokken uit modieus glad beton met veel glas. Sommige wanden bestaan uit grote kunstig gegoten letters die de naam van een bedrijf of huisnummer vormen. Zulke gebouwtjes zal ik de komende dagen ook in het bedrijvengebied in Amsterdam Noord aantreffen, ingeklemd tussen het Vliegenbos en de havens, en op de tweede Maasvlakte. Er zijn jonge modemakers, architecten en vormgevers in gevestigd, of – zoals bij Rotterdam – de havenorganisatie.
Het heeft geen zin om alle gebouwen te beschrijven die ik aan de Cruquiusweg heb gezien. Ik besef me dat ik vooral wandel omdat ik de wind wil voelen en het water wil zien, de fysieke ervaring van buiten wil beleven. Wat de kunst in de Service Garage betreft, geeft ik hier een opsomming: Erik de Boker met zijn museumwerk. Hij analyseert presentatiemodellen en beschrijft mensen (in dit geval Bob Dylan) als museumactiviteiten. Slim werk, zou voller kunnen zijn. Geeft toch een interessante aanzet. Traimaine de Senna: vreemde groene glans dingen op zwarte sokkels. Heeft iets te maken met Flash Gorden, Art Decco en snoep. In combinatie met het werk (De) illusions of Apearances (videoprojectie) installed with Paralell Worlds of Superficial Appearances, Part 1 – een oud filmbeeld van een actrice met een toevoeging – blijft hangen in m’n kop.
Daan Gielis en Gijs van Lith neem ik voor waar aan: ik zie te weinig om een conclusie te kunnen trekken. Het werk van Gielis een metalen muurobject waarin onder ander enkele bizarre planten huizen – naar ik meen, van een vleesetende soort, met paars-rode, scrotumachtige gladde buidels, waarin zich vocht ophoopt dat insecten aantrekt. Het werk is mooi, maar er vormt zich (nog) geen verhaal in mijn hoofd. Hetzelfde geldt voor Van Lith, wiens werk professioneel oogt, maar vooral omdat het lijkt op iets wat je eerder en elders gezien meent te hebben.
Erik, die me een rondleiding geeft, vertelt dat Van Lith niet al te lang geleden van plagiaat beschuldigt werd. Het namaken van ander werk hoort echter juist bij zijn aanpak, en nieuwsgierig als ik ben zoek ik het na op internet. Het is Tjebbe Beekman die van Lith beschuldigde. Dit naar aanleiding van een prijs die de laatste had gewonnen. Hij was een ras schilder, noteerde de jury, er stroomt verf door zijn aderen. Bah. Dat is net zoiets als Karel Appel die krijtjes opvreet en kleuren schijt. En Tjebbe was boos, dat de jury niet had gezien dat hun oogappel het werk van anderen, waaronder het zijne, had nagebootst.
Goed, en nu weer over Gijs van Lith. Hij maakt ‘Duits’ schilderwerk. Groot, stevig en conceptueel. Maar het werk heeft ook iets van ‘Duits’-weer, zomerweer met grijze lucht, dat ook wel ‘Modern’- weer wordt genoemd. Onbestemd, alom vertegenwoordigd, traag en eigenlijk heel gewoon, breed uitgesmeerd. En het is dus nog even afwachten wat het wordt, en of de jonge schilders iets gaan doen waar we, om maar eens wat meisjestaal uit te slaan, ‘allemaal blij van worden’.
Ik weet niet of je een eindexamenexpositie mag beoordelen zoals je dat met iedere andere expositie zou doen. Ik hoop altijd dat zo’n tentoonstelling nog nét iets beslotener, nét iets intiemer is dat zo maar een tentoonstelling, maar zeker weten doe ik het niet. In de afgelopen tien jaar is veel wat intiem was -leerperiodes, wat met onderzoek te maken heeft, met twijfel, met uitproberen – transparant en openbaar geworden. Alles is realiteit geworden, toets en vergelijk, of op z’n minst realiteitje spelen.
In de Servicegarage hangt een fijne sfeer. De hapjes zijn lekker. Het werk is mooi geplaatst. Fijn dat iemand als de Koreaanse Soo Hie Kim meedoet. Zulke schilderijen kon je vinden in de catalogi die de Gate Foundation destijds verzamelde. De zwevende zwarte banieren van Eleni-Myrsini Gogou staan zwijgend in de ruimte en de Finse Una Björk Sigurõadóttir zingt. Ze staat voor de installatie waarin zij de volgende zaterdag een performance zal doen…
een wandeling door Amsterdam Noord
En de zaterdag ervaring is al een aankondiging van de wandeling die ik maak om te zien of mijn rug het houdt. Fietsen gaat niet. Moet te veel bukken. Voordat ik vertrek twijfel ik. Wil ik nog een keer naar Amsterdam West? Wil ik naar Diemen? Ik besluit om naar het Centraal Station te lopen. Kijk heel even bij W139 naar binnen waar ze met het asfalt bezig zijn. Het stinkt. De vloer is er bijna helemaal uit gesloopt. Er ligt een grote berg asfaltbrokken voor de deur waar je overheen moet stappen. Al bij de aankondiging deed me dit plezier. Gewoon gek, een werk met de resten van een concept.
Achter het Centraal Station neem ik de boot naar het IJ-plein, vlak bij het Oranje café-restaurant Wilhelmina Dok. Ik hang over de reling terwijl de pont vaart. Aan de overkant liggen twee rivierschepen, waarvan er één ’n nep rad aan de zijkant heeft. De Amadeus Princes en de Scenic Saphire zijn ‘rivier cruise schepen’, waarvan er een op een radarboot zou moeten lijken. Drijvende lage flatgebouwen die zich los maken van de kade en worden ingehaald door een duwboot. Zo glijden ze alle drie als één object langs de andere glazen stapelingen op de wal richting Muiden.
Ik probeer zoveel mogelijk langs het water te lopen. Negeer de Meeuwenlaan en wandel kriskras over het bedrijventerrein. Enkele negentiende-eeuwse gebouwen zijn opgeknapt. Het ziet er sjiek uit. Andere zijn bouwvallig, soms nog door garagehouders in gebruik. Bij het Vliegenbos bevindt zich aan het water het complex van een chemische fabriek, ooit een zwavelzuurfabriek lees ik. Het bos was zelfs bedoelt als buffer tussen woonwijk en fabriek. Ik loop langs een ateliercomplex, waarin o.a. Sylvie Zijlmans & Hewald Jongenelis gevestigd zijn. Van zekere afstand volg ik hun project Dirty Pastel: Samen met een middelbare school spelen zij een modebedrijfje na. Gymnasiumstudenten prijken in pastelkleurige pakken op grote posters in de stad. Ik bekijk de webpagina. Het is een interessant project. Door zelf een volledige modecampagne op te zetten krijgen leerlingen een goede indruk van hoe de wereld werkt. Maar ook hier gaat dit ten koste van de intimiteit, want er wordt – dat is een deel van het spel – bewust naar openbaarheid gestreefd. Het lijkt er zelfs op dat er dubbelspel wordt gespeeld. De kunstenaars zetten met de pastelkostuums van modeontwerpsters Saskia van Drimmelen, hun vuile scholieren en rorschachtestvlekken een sterkt beeld neer. Toch zijn de verloren gegane onschuld en intimiteit in het kader van dit project dubbelzinniger en zinvoller, dan meestal het geval is: Er wordt op zinvolle manier mimicry beoefend. (Nabokov geeft in hoofdstuk zes enkele geweldige voorbeelden van mimicry bij vlinders, rupsen en poppen.) Er wordt gebalanceerd tussen wat is en wat anders is dan het lijkt. Blijft een reeks vragen: Wie staat centraal? De leerlingen? De kunstenaars? De mode ontwerper? Het bedrijf – of de sponsoren?
Ik loop langs de Nieuwendammerdijk, de Schellingwouderdijk en de gelijknamige brug terug. Water, wind, de Amsterdammerbrug, Zeeburgerpad, Hoogte Kadijk.