13. saskia monshouwer – the story of my death

Liberté, Albert Serra

I.
Het zijn die eerste oriënterende momenten in de expositie in Eye waar je werkelijk van geniet. Kaartje afgeven, deur door, donker. Je voelt de zachte grond onder de zolen van je schoenen. Aarde. Geen steile randen. Grond. Heel anders dan je in het museum gewend bent. De zaal is verduisterd en je ziet in de verte de lichtblauwe schemer van de filmbeelden van Albert Serra waarvoor je gekomen bent.

Je staat nog steeds bij de entree van de expositie. Ergens dichtbij klinkt helder, natuurgetrouw de zucht van een vrouw. Omdat het donker is schrik je. Je bent op je hoede alsof het bos écht is en je kijkt nog steeds om je heen. Je oren en voetzolen helpen je ogen. Geluid, een prachtige mix van krekels en cicaden die op bepaalde momenten van het jaar in de Franse natuur tot je doordringt. Krekels. Insecten. Het is een monotoon, sonoor geluid dat je snel niet meer hoort omdat het onafgebroken aanwezig is. Als er een gracht of ven aanwezig zou zijn geweest, zou je gekwaak gehoord hebben. (Je bracht ooit de nacht door op een kasteel in Duitsland waar de kikkers in de gracht zo hard kwaakten dat je er wakker van lag.)

Langzaam begin je aan het donker te wennen. Je zet een paar passen. Kijkt naar de dwaze, lege draagkoetsjes die je van de promotiebeelden kent. Het hoge plafond van de zaal heeft enkele schelle lichtpunten. Dat moeten hulpeloze sterren zijn. En als je langzaam in de richting van de eerste filmbeelden schuifelt, word je omarmd door het donker. Veilig ook en warm. Papiertjes op de grond. Je weet dat de vieze snippers en zakdoekjes een verwijzing naar het begrip ‘cruiseplek’ zijn waar het persbericht gewag van maakt. Hoewel je er niet onwelwillend tegenover staat, is dat voor jou onbekend terrein. Had je niet al heel jong, samen met je zus geconcludeerd dat er niks op tegen is om buiten gratis seks te delen? Beter dan wanneer je voor iemand werken moet. Zwijgend denken jullie na. Betekent dit voor jonge vrouwen hetzelfde als voor jonge mannen?

Je wandelt door de donkere zaal. Er zijn andere mensen aanwezig. Ze lopen rond. Ze liggen languit op de ronde zitplaatsen naar de beelden van Serra te kijken. Een graaf wiens hoofd regelmatig van dichtbij te zien is, er wordt ingezoomd op zijn ogen. De mooi witte billen van een vrouw met een pruik op. Ze heeft zo’n raar stijf lijfje aan dat van haar lichaam afstaat. De mannen tasten naar hun broek, een gebaar dat je kent uit Fellini-films. Er wordt zo nu en dan hard met een tak of een zweep geslagen. Serra is goed in geweld. Niet al te veel bloed, geen ketchup, maar een hele nare spanning, spaarzaam, zorgvuldig gekozen geluid. Dát maakt ook The Story of my Death zo indrukwekkend. Scherp. Traag. En soms bijna onschuldig. De beet van Dracula laat een klein en slordig bloedspoor na. Als het zedige meisje ontmaagd wordt – er is een zedig en een onzedig dienstertje –  trekken Casanova’s vingers vol ringen langzaam een spoor langs de witte binnenkant van haar dijen.     

Roland Topor, in: Casanova van Fellini

II.
Tot zover de beschrijving van Liberté. Het is, zo rept het persbericht, een ‘immersieve’ installatie naar aanleiding van het gelijknamige toneelstuk en de film. De synopsis luidt: Een groep mensen verlaat het conservatieve hof van Luis de XVI om ergens in een bos de vrijheid te beleven.

Er zijn verschillende redenen waarom ik argwanend ben en uiteindelijk pas op de laatste dag naar de expositie ga. Op de eerste plaats vanwege dat ‘immersieve’. Ik weet best wat het betekent, maar begin toch graag bij de letterlijke vertaling ‘meeslepend’ en dat is pesterig bedoeld. Ik vind het zelden meeslepend als een film ruimte-vullend groot geprojecteerd wordt, terwijl je zintuigen geprikkeld worden met slierten tegen je hoofd en wind in je gezicht. Ik moet dan altijd aan mijn spookhuiservaringen denken. Op de tweede plaatst vanwege dat grote en verwarrende begrip ‘libertinisme’. Voor dit woord geldt iets soortgelijks als voor de zinnenprikkelende installatie. Hoewel ik weet wat het betekent, begrijp ik lang niet altijd wat een kunstenaar of filosoof er eigenlijk mee bedoelt. Bataille en zijn hoofdloze vrienden, Foucault, Fellini, Passolini of Cees Nooteboom, ze hielden zich allemaal op een gegeven moment met de vrijheid der vrijheden bezig. Maar, is er werkelijk een relatie tussen seksuele vrijheden, en politieke vrijheden en excessen? Alleen op een zeker abstractieniveau (de literatuur, de film, de beleving) en dat niveau is niet altijd te verenigen met mijn pragmatisme.  

Dát is de reden dat ik aarzel om bij de pornografische beelden van Serra te beginnen. Liever verdiep ik me eerst in de motieven die hij gebruikt en de manier waarop hij ze verwerkt. The Names of Christ en Birdsong, ik heb besproken wat ik vind van deze films; Ik vind de subversieve benadering van Serra een toevoeging omdat de verstoring van een gebruikelijke identificatie met de hoofdpersoon de cinematografische ervaring ten goed komt. Op een late zaterdagavond zie ik ook The Story of my Death (2013). Dit is, vind ik, een uniek filmavontuur waarin de Venetiaanse zwerver Casanova de aan Transsylvanische grond geketende Dracula ontmoet. Scherp, bitter, denk ik na afloop. Het duurt even voordat tot me doordringt waar de film over gaat: geweld. Daarbij staat het zelfgenoegzame, seksuele geweld van de verlichtte Casanova tegenover het duistere, invasieve geweld van Dracula. Iedereen in de film wordt er wel op de een of de andere manier door besmet. Zelfs de laconieke Pompeu, gespeeld door de onnavolgbare Lluís Serrat Masanellas, komt in de klauwen van het kwaad terecht.   

Liberté (2019) is in zeker opzicht een vervolg op The Story of my Death (2013). Het gaat in beide films over libertinisme en macht. Het zijn ook beide kostuumfilms, dan houdt mijn kennis op: Ik was niet in staat om de film Liberté te bekijken en het gesprek tussen Chris Dercon en Albert Serra waar het programma in Eye zou worden besloten, gaat helaas niet door. Ik moet dus speculeren, over de relatie tussen beide films en over de relatie tussen installatie en film, en ben geneigd om te zeggen dat ik de film (The Story of my Death) interessanter vind dan de installatie. Je kunt het trage tempo, de spaarzame dialogen, het prachtige donker en kaarslicht, de landschappen en het contrasterende geluid (Dracula schreeuwt als een gepijnigd mens) niet in een installatie omwerken. Ik begrijp de poging wel: Zoals ik al schreef, ik herken het geweld. Ook de setting is belangrijk: het landschap, het bos, de weersomstandigheden. Dat laatste hoort bij de mooie momenten die ik in de installatie beleef. Naast die eerste indrukken als ik binnenkom, is dat de regenbui. Oh. Wat verlang ik naar regen. Buiten zijn en regen. De protagonisten met hun blote billen en starende ogen schuilen in de vieze koetsjes. Dampend. Zelf blijf ik buiten staan. Nat worden. Ik denk aan een scene uit de Fassbinder-film Lola. Barbara Sokowa zingt ‘Am Tag als der Regen kam …’. Zoiets dus.

Liberté, Albert Serra


III.
Via de herinnering aan Fassbinder kom ik op de kritiek die ik op het werk van Serra heb: Ik vind de seks wel heel erg mannelijk en mis het vrouwelijke perspectief. In Fassbinder-films heb ik daar geen last van: Barabara Sukowa, Hannah Schygulla, Brigitte Mira, Irm Hermann. Goede actrices, prachtige rollen. Ook Montse Triola – Maria in Birdsong, Carmen in The Story of my Death – is een goede actrice, maar ze zwijgt vooral.

Neemt niet weg dat ik juist vanuit een persoonlijk perspectief veel interesse heb in de manier waarop Serra zijn films maakt. Ik houd van zijn  landschappen en ben gefascineerd door de relatie van de spelers en het landschap. Ze staan – ook als ze reizen – in dat landschap, zonder overzicht of mogelijkheid tot visuele oriëntatie. Àls er al sprake is van oriëntatie, dan is dat direct via de tastzin of het gehoor. Het is een consequentie van deze constatering dat de reizigers in de films van Serra niet vooruit lijken te gaan. Je ziet vooral statische fragmenten: een kleine discussie in Birdsong; Pompeu in een boerenkar, dan Casanova in dezelfde boerenkar in Story of my Death. Ze liggen maar wat. Ze hebben geen doel. Reizen is een statische aangelegenheid. Het is niet eens een vorm van dwalen, het is een verdwaald zijn. ‘Zijn’ heeft hier twee betekenissen die van de toestand van het verdwalen én die van existentie. Ik denk dat deze toestand leidt naar de visie van Serra op leven en mens: het voelen en zijn is een vrijheid waar macht een rol in speelt en de hiërarchie toch wordt ontkend.     

Ik ben door Rien Monshouwer gewaarschuwd dat ik niet altijd alles analyseren moet. Je kunt iets ook gewoon ervaren. Maar ik kan het niet nalaten om na te denken over de vraag waarom ik zo onder de indruk ben van de landschapsopnames van Serra. Waarom vind ik die landschappen in Birdsong en in The Story of my Death zo mooi en de ervaring ervan herkenbaar? Ik heb altijd willen verdwalen. Verdwalen is een mogelijkheid om te verdwijnen, geen onderdeel meer te zijn van huis en haard, gewoontes en moraal. Ook de wandeltochten die ik maakte onder de naam en route komen uit dit verlangen naar verdwalen voort. Weg, iets nieuws, verdwijnen, vrij, en iets van die vrijheid vind in terug in de films van Serra die me herinneren aan het aanraken van de aarde. Het voelen van takken en bladeren. De grond.

en route wakkert mijn interesse in film aan. In de eerste publicatie die ik maakte naar aanleiding van mijn wandelingen, berm – talud, verken ik het terrein. Ik laat me nog leiden door wat leeft in de bermen en de geveltuinen langs huizen en straten. Ik kijk naar wat groeit tussen de betonnen tegels en de scheuren in de bestrating. Tegelijkertijd leer ik dat het niet alleen mijn visuele ervaringen zijn die ik wil registreren. De sensuele ervaringen die ik heb. Geur, geluid, warmte, koude, vochtigheid, droogte horen erbij. In de notities die ik voor de publicatie schrijf, probeer ik iets over de varieteit en gelijktijdigheid van deze ervaring te zeggen.

In de eerste notitie focus ik op het groen als mise-en-scène omdat de natuur in films, zoals die van Tarkovsky en Visconti meer aansluit op mijn ervaring dan de meeste fotografie. Ik denk dat ik snap waarop Robert Smithson zijn Landart combineert met film, tekeningen en publicaties. Film is gekoppeld aan tijd, is gekoppeld aan locaties, tastzin en geluiden. Ook Serra neemt een omgeving volledig waar en maakt het groen, de stenen en rotsen van een droog heuvellandschap en bossen tot een volwaardige set. De manier waarop hij zijn acteurs aanstuurt, sluit hierbij aan. In interview vertelt hij hoe hoe hij de acteurs van grote afstand filmt. Hij zoomt in en de acteurs dragen oortjes zodat hij ze een onbekende direct van een afstand in kan fluisteren. De eenzaamheid van de acteurs lijkt op mijn eenzaamheid als ik wandel. Ook als ik me bij voortduring in een stedelijk landschap bevind.  

In de tweede notitie probeer ik wat meer te zeggen over de fysieke ervaring die het wandelen maakt tot wat het is. Kleur is een van de uitgangspunten en als ik een tekst van Peter Struycken lees over de Oud-Griekse namen en verklaringen voor kleur, lijken de observaties van de Grieken dicht bij mijn eigen observaties te liggen; Ze verklaren de kleuren en hun variëteiten uit de natuurlijke omstandigheden waarin je ze tegen komt. Naast licht en schaduw spelen droogte en vochtigheid, warmte en koude een rol. Het fascineert me dat ervaren niet alleen kijken is, maar ook voelen en ruiken en horen. Misschien hebben verdwalen en vrijheid niet alleen te maken met een ontsnappen aan gezien worden, maar ook met een ontsnappen aan kijken in strikte zin, aan kijken als rationele en verlichtte activiteit.

Hoe dan ook, de films van Serra voeren mij terug naar de oorsprong van mijn behoefte om te wandelen, te fotograferen en te schrijven. Dat er een verlangen naar vrijheid aan ten grondslag lag, was een beetje op de achtergrond geraakt. Het is fijn om daar opnieuw over na te denken.    

Liberté, Albert Serra

Albert Serra, Exhibition. Films. Talks & Events
Eye, Amsterdam 8 june 29 september

Albert Serra, The Story of my Death, 2013


Columns van Rien Monshouwer & Saskia Monshouwer – schrijvers met dezelfde achternaam, maar we zijn geen familie. We zijn naamgenoten, ‘tocayo’ in het Spaans. Ik kom dat woord tegen in een brief van Vibeke Mascini, onderdeel van haar correspondentie met Ella Finer, gepubliceerd onder de titel Silent Whale Letters. Dat Rien en ik besloten hebben om te corresponderen, heeft te maken met onze voorkeuren. Rien is beeldend kunstenaar met een grote liefde voor literatuur. Ik ben een critica met een grote interesse in literatuur en beeldende kunst. Zijn wij de helicopter en de walvis van Vibeke Mascini? Zijn wij de paraplu en de schrijfmachine op de ontleedtafel? Welke frequentie gaat de bandbreedte van onze correspondentie bepalen?

top of page