Beste Rien,
Met plezier plaats ik je vrije stuk over eigenwijze lijnen. Het beeld is werk van Ilva Nieuwstraten die in 2024 afstudeerde aan de KABK. Die keuze is het gevolg van toeval en een vrije associatie, ingegeven door de vrolijke teneur van je stuk en je verwijzing naar Oblomov. Ilva Nieuwstraten nam deel aan Best of Graduates van Ron Mandos en kreeg een goede bespreking in De Volkskrant. Haar eindexamenwerk de video Niksnut / Good fot Nothing waar de beelden vandaan komen, leek heel toepasselijk. Ze schreef ook een interessante thesis “Harmonious Inner and Outer Climates”.
Liefs, Saskia
Een lijn loopt fluitend op straat, het is mooi weer, niet al te heet, prima wandelweer.
De lijn heeft vandaag een vrije dag, de tekenaar wiens creatie het is, heeft vandaag geen inspiratie. Hij heeft gezegd; ‘doe wat je wilt, en onthoudt de dingen die je meemaakt, dan zal ik je avonturen daarna in je lijnenspel verwerken.’ De lijn heeft er daar wel oren naar, welke lijn wil er nou niet allerlei avonturen in zich opgenomen hebben? Tenslotte kan een geraffineerd lijnenspel duiden op een complexe persoonlijkheid, die veel te vertellen heeft, en daar maak je vrienden mee.
De tekenaar daarentegen heeft vandaag een Oblomov dag, zo noemt hij dat. Zo’n dag waarin hij de hele dag niet van z’n bank afkomt, terwijl hij ook de hele dag zichzelf aanspoort om van zijn bank op te staan, dan doet hij tenminste iets. Maar, dat denken is zo vermoeiend dat hij er steeds weer van in slaap valt. In een slaap vol verwarrende dromen, waar hij dan weer zo moe van wordt dat hij er niet aan moet denken op te staan.
En zo voorts en zo verder.
Ondertussen is de lijn bij de hoek van de lange straat die hij afgelopen is aangekomen. De lijn is op haar hoede, want bij hoeken weet je nooit wat er gebeuren zal. Zo’n hoek kan je zomaar in onverwachte avonturen storten. Je moet dus voorzichtig zijn, je pas inhouden en voorzichtig je hoofd om het hoekje steken.
Je weet maar nooit……..
En ja hoor, dacht de lijn het niet! Daar is net Joris de Draak aan het doden, en die scène doet hem huiveren. Evenals bijvoorbeeld de lijnen in de nachtmerrieachtige voorstellingen van Johann Heinrich Füssli 1741-1825) of Arnold Böcklin. (1827-1901). Nee, dat zijn niet de lijnen die de lijn graag uitbeeldt, liever koestert het de zachtaardige kant van de mogelijkheden, zoals Berthe Morisot (1841-1895) in Bretagne het landschap met haar lijnen tot klaarheid brengt.
Goed, even wachten dan maar tot die jongens klaar zijn met hun werk. De lijn slaat de hoek nog even niet om, maar wacht geduldig tot de tijd haar werk gedaan heeft. Maar, de lijn moet nog even geduld oefenen, omdat Artemisia Gentileschi (1593-1653) door Judith met een scherp zwaard Holofernes de keel laat doorsnijden Zo, de lucht is geklaard, het kan verder. Nieuwsgierig naar wat er volgen gaat, slaat de lijn opgelucht de hoek om.
Onze tekenaar is er inmiddels, dank zij enorme moeite, de spieren weigeren zo ongeveer alle diensten, in geslaagd van zijn bank af te komen. Vraag niet hoe, maar wonder oh wonder, hij heeft uiteindelijk de stoel bereikt die bij de eettafel staat. Nu, hijst hij zich daaraan op, en als hij dan eindelijk zit, is hij meteen ook weer bek en bekaf. Hij heeft ondertussen een flinke honger, en de tafel is weelderig gedekt, maar hij is te vermoeid om zijn rechterhand naar al het heerlijks uit te strekken.
De tafel is gedekt met de heerlijkste vruchten, zoals de jonge verkoopster ze aanbiedt op het schilderij van Vincenzo Campi (1536-1591), ‘De fruit verkoopster’.
De lijn is inmiddels op een klein plein met een grote fontein aangekomen, waar voor de ijswinkel, een meisje staat, met van opwinding vuurrode wangen. Ze lijkt op het meisje op het schilderij van Renato Guttoso (1913-1987), met de voor de hand liggende titel: ‘Meisje, een ijsje etend.’ Hij bekijkt het tafereel aandachtig, en bedenkt zich dat hij wel een lijn in dat tafereel zou willen zijn.
Goed, laten we verder lopen, en zien wat er verder nog te beleven valt. Hij ziet alweer een nieuwe hoek opdoemen, en hij bedenkt zich dat zijn wandeling nog lang zal zijn, hij is zo zoetjesaan ver van huis geraakt, dus er zullen nog vele hoeken volgen, en daarmee vele taferelen..
De tekenaar is van zijn gesleep naar de rijk gevulde tafel oververmoeid geraakt, en voelt de slaap er al weer aankomen. En terwijl zijn vingers bijna een rijpe, sappige vijg te pakken hebben, zakt hij weg. Hij droomt van heerlijke trossen druiven die boven zijn hoofd hangen, maar die zich stelselmatig terugtrekken zodra zijn handen in de buurt zijn, laat staan dat zijn dorstige lippen ooit in de beurt komen.
Als hij wakker schrikt, ligt hij in een vreemde houding op het tapijt. De stoel ligt naast hem, en kijkt hem hoofdschuddend aan. Pfff, alles doet hem pijn, en hij moet er niet aan denken, hoe hij moet bedenken, hoe hij weer aan tafel komt.
De lijn kijkt voorzichtig om de hoek, en is direct opgelucht, oh gelukkig, hij ziet een fraaie laan met veel bomen, met achteraan een mooi gesmeed hek. Hij denkt even na. Dat is het, denkt hij ; daar achter is een park, met in het midden van een grasveld wel een hele, grote boom. Een eenzame woudreus, zomaar verloren in een stadspark. Zo’n boom als op het schilderij van Gustave Courbet ‘De Eik van Flagey.’
En dat doet weer denken aan het schone lied van Annie.M.G.Schmidt (1911-1995), dat begint met de woorden: ‘ik heb een tante en een oom, die wonen in een eikenboom, een eikenboom in Laren. Ze hebben daar zelf van eikenhout, daar in die boom een huis gebouwd, ze wonen er al jaaaren (lang aanhouden, a.u.b.).
Ondertussen ligt onze tekenaar amechtig, en met zéér droge mond, te bedenken hoe hij zich uit deze situatie redden moet. Hij beschuldigt zijn vrienden ervan dat ze afwezig zijn, het lijkt wel of ze dat expres doen om hem te straffen. Maar waarvoor? Daar moet hij eens ernstig over nadenken. Hij weet dat ze het niet altijd eens zijn met zijn aanpak van zijn leven, maar om daarvoor juist op dit moment weg te blijven?
Dat denken vermoeit hem zo dat ik hem al weer hoor snurken, die ouwe lobbezak, daar op het verschoten en versleten Perzische tapijt. We zullen maar denken dat hij vandaag een echte offday meemaakt, want meestal zit hij ‘s morgens al aan zijn tekentafel. En als hij dan eigenlijk geen tijd heeft, dan komen zijn vrienden wel langs.
Onze lijn is op een bankje gaan zitten, en kijkt naar de mensen en dieren om zich heen. Wat zijn het er véél, en wat zijn ze vérschillend! Er zijn heel wat typen lijnen nodig om die allemaal te kunnen verbeelden. Hij denkt onwillekeurig aan de krachtige, zelfbewuste lijnen van Agnes Martin (1912-2004), die toch zo kwetsbaar zijn . Dan verschijnen de lijnen van Bridget Riley (1931) voor het geestesoog van onze lijn, de grand old lady met haar fraaie zorgvuldig geplaatste strepen. De lijn denkt onwillekeurig aan de lijnen van Richard Long (1945), al zijn dat dan dikwijls stenen, die samen een lijn in het landschap vormen. Carl Andre (1935-2024) ziet onze lijn aan het werk, hij legt een lange rij hooibalen neer, en geeft het werk de titel ‘joint’. Een goed gevoel voor humor. Ook moet hij denken aan Marinus Boezem (1934), die zijn eigen naam in de lucht liet schrijven. Levensgroot, maar zo weer vervluchtigd, een spoor nalatend, dat nauwelijks de tijd krijgt om op te lossen. Dan schieten hem de spelende, door Maria Sybille Merian (1647-1717) geïnspireerde, lijnen van Joos van de Plas (1952) te binnen. Terwijl Alice Neel net begonnen is de eerste lijnen van haar model Andy Warhol vorm te geven, ziet hij Jan Schoonhoven, met een jenevertje bij de hand, onverstoorbaar zijn lijnen trekken.
Ondertussen is Marisa Merz (1926-2019) haar dunne, als riet wuivende, lijnen, aan het papier toe te vertrouwen. Ook de fascinerende complexe lijnen van Eva Hesse (1936-1970) ziet onze lijn voor zich, en dan verschuift de blik naar de ontelbare lijnen van Soll LeWitt (1928-2007). Dan zweven de verfijnde lijnen van de miniatuurschilders uit Istanboel, zoals ‘geschilderd’ in het boek ‘Ik heet Karmozijn’ van Orhan Pamuk (1952) aan zijn geestesoog voorbij, de lijnen die op de oude dag zelfs met blinde ogen getrokken kunnen worden.
Tja, een lijn is maar een complex wezen, denkt onze lijn. Onze lijn is in een wat filosofische bui. De avond is gevallen, en onze tekenaar weet dat het langzamerhand tijd wordt om naar bed te gaan, om eens goed uit te rusten. Hij kleed zich uit, stapt in bed, en doet het licht uit. Morgen wacht hem weer een lange dag, en de tekening nadert haar voltooing.
Voor onze geliefde lijn zit de dag er zo langzamerhand ook weer op. Hij hoort het gekabbel van de rivier aan wiens oever hij zich uitgestrekt heeft. Overal om hem heen zitten mensen, met hun picknickmanden, hun huisdieren, en hun spelletjes, zoals op het schilderij van Georges Seurat (1851-1891) ‘Baders bij Asniëres’ (1894) te zien is. Straks zal de zon ondergaan, en hij moet op huis aan. Hij realiseert zich dat hij in de omlijsting van het schilderij ‘Landschap bij nacht’ (1907) van Piet Mondriaan naar huis zal wandelen. Hij heeft er geen enkel bezwaar tegen, wie wil nou niet omringd door zoveel schoonheid thuis komen.
Den Haag, 29 september 2023
Columns van Rien Monshouwer & Saskia Monshouwer – schrijvers met dezelfde achternaam, maar we zijn geen familie. We zijn naamgenoten, ‘tocayo’ in het Spaans. Ik kom dat woord tegen in een brief van Vibeke Mascini, onderdeel van haar correspondentie met Ella Finer, gepubliceerd onder de titel Silent Whale Letters. Dat Rien en ik besloten hebben om te corresponderen, heeft te maken met onze voorkeuren. Rien is beeldend kunstenaar met een grote liefde voor literatuur. Ik ben een critica met een grote interesse in literatuur en beeldende kunst. Zijn wij de helicopter en de walvis van Vibeke Mascini? Zijn wij de paraplu en de schrijfmachine op de ontleedtafel? Welke frequentie gaat de bandbreedte van onze correspondentie bepalen?