Marc Nagtzaam, Zeichnungen / An Index of Notes / Jpeg / Variable dimensions / 2019 – ongoing
Woensdag, 7 oktober 2020
voor Peter
Je ligt in bed en kijkt naar het kleed van raffia aan de muur. Het is heel fijn geweven, gemaakt (en waarschijnlijk gebruikt) door mensen uit de provincie Luala in de Democratische Republiek Kongo. De hoofdstad van die provincie heet Tshikapa. Ze ligt op het punt waar de rivieren Kasai en Tchikapa samenvloeien. Aan die eerste rivier ontleent het textiel zijn naam; Het wordt Kuba- of Kasaitextiel genoemd.
Het is een prachtig weefsel. Circa negentig centimeter breed en een meter of zeven lang, zacht als zijde, soepel. Meerdere handgeweven stukken stof van verschillend formaat zijn samengevoegd tot vierkanten. De vierkanten vormen een lange smalle strook die aan twee kanten is omgezoomd. Op het centrale vlak zijn applicaties aangebracht van het zelfde materiaal in dezelfde kleur. Het stiksel is donkerbruin en belijnt alle vormen: vierkantjes groot en klein, rechthoeken, rondjes, driehoeken, sikkels, meloentjes; een sikkel met een tweede overspanning. Soms overlappen de figuren elkaar.
Geholpen door de zachte plooien van de doek vormen de figuren In het flauwe ochtendlicht een gezicht. Het hoofd van een vriendelijke duivel; Een geit met een maantje als sik en twee kleine maantjes als horens, de ogen ruiten, een vierkant de snuit. Hier en daar kan je een rij herkennen. Zo´n reeks is nooit perfect of compleet. Nooit staan de vormen op één lijn. Altijd ontsnappen zij aan het schema, nét iets te scheef, nét iets te groot of te klein. De grillige regelmaat is één van de grote charmes van het doek.
Uit de dichtheid van de patronen kan je afleiden hoe de doek gedragen wordt. De linker zoom nagenoeg kaal, zal waarschijnlijk onzichtbaar blijven. De rechter zoom, bestikt met ongeordende rondjes en vierkantjes daarentegen, zal verticaal langs de voorkant van het lichaam hangen. De vormen zijn gedeeltelijk open omdat de stikrand aan de andere kant van de zoom verdwijnt. Het onderste deel van de doek, dicht bewerkt, bedekt de schoot volledig, pontificaal en is heel intensief bewerkt. Op dit deel van kledingstuk bevinden zich ook het voor de streek kenmerkende rechte hoeken die in elkaar haken en soms een complex, vlak vullend patroon vormen. Naar buiten gerichte pijlen omlijsten het vierkante vlak als een decoratief hekje dat het strooisel van rondjes en ruitjes in bedwang houdt. Dan volgen de ronde hoeken van de zorgvuldig afgewerkte zoom.
Het leven een smartlap? Een lappendeken?
Je denkt aan de muur die je op een van je wandelingen zag. Ze staat om het Marine-terrein waar binnenkort gebouwd gaat worden, verweerd en schoongemaakt, meermaals gerepareerd. Als je er in het voorjaar langsloopt zie je in de betonnen flats ertegenover, op één van de rommelige balkons in de schaduw twee eksters, zwart-wit, op een fel paarse bloempot. Zacht gekwetter. Ze maken elkaar het hof.
Wie zouden die mensen zijn die het doek geweven en gedragen hebben?
Kuba of Bakuba noteert Wikkipedia:
“een confederatie van ten minste 12 etnische groepen die in het centrale deel van Congo-Kinschasa wonen en een Bantoetaal spreken. De etniciteit telt ongeveer 130.000 personen. (…) Van 1625 tot 1900 bestond het Koninkrijk Kuba in het zuidoosten van het huidige Congo-Kinshasa, dat bekend stond om haar kunstvoorwerpen.”
De Engelse Wikkipedia gaat dieper op de geschiedenis van de koninkrijken in Congo in. Dat is natuurlijk niet hetzelfde als de geschiedenis van de Kuba of Bakuba, maar de opsomming van al die koninkrijken en handelsgeschiedenissen maakt nieuwsgierig. Een deel van de internettekst is gebaseerd op de Naukeurige Beschrijvingen der Afrikaensche gewesten & Eylanden (1668) van Olfert Dapper. Oude handelscontacten, nieuwe mogelijkheden. O Dapper, Dapper, de man die Nederland nooit verliet, en toch overal geweest was. Er zijn ‘Naukeurige Beschrijvingen’ van Azië, Syrië, Amsterdam en de Middellandse Zee…
Kuba of Kassaifluweel. Gebruikt bij begrafenissen. Vermaakt tot tassen en kussentjes. Koningen in gekleed, koper om de kuiten, jute aan de tenen, schelpen op het hoofd. De eerste keer dat je zulk textiel zag, was in Londen op een internationale expositie over kunst uit Afrika in de ruimtes van de Royal Academy of Arts. Later, in de winkel van G. zie je grote stapels liggen. Je hebt een lapje uitgezocht. Op oude foto’s van exposities rond 1930 zie je de doeken terug. Ze hangen boven een donker dressoir aan de muur. Zwart-wit.
Als je in de internetencyclopedie het lemma Tchikapa opent, vindt je foto’s waarop enkele mannen en vrouwen in een verweerde woning staan. De gestukte en geverfde muren hebben scheuren. Er staan planten op de betegelde vloer ertussen. Donkergroen. Grijs. Zandgeel. Bomen en struiken op de achtergrond. Een witte, neutrale lucht. Er is een hotel in Tchikapa en ook een koningszaal die niets met het Koninkrijk Kuba te maken heeft, de Pinkstergemeente komt er bijeen. Geen weverijen, geen koningen, geen doeken en hoewel het aantal voorwerpen dat door de Kuba gemaakt zou zijn, overstelpend is, vind je niets. Een gemis. En Route 121.