Marc Nagtzaam, Zeichnungen / An Index of Notes / Jpeg / Variable dimensions / 2019 – ongoing
Zaterdag, 26 september 2020
Vandaag schijnt de zon. Ik hoor een kraai in de achtertuin. Gisteren de eerste regendag. Koud. Grijs, terwijl de bomen nog vol groen zijn. Behalve de kastanjes die altijd als eerste hun vruchten verliezen. Hun blad is aan de randen al bruin en gerimpeld. En hier en daar een eikenboom die al eikels verliest als het waait.
Ik besluit naar Zorgvlied te lopen. De Nieuwe Ooster beviel zo goed, die schokkerige verschillen van de diverse graven en plekken voor graven: Het oerlelijke graf van Van Heusden, de mooie en heel verschillende zigeunergraven, familiegraven, man en vrouw, met foto’s, grafschriften en alle kenmerken van een gewoon leven en een gewoon huis, tafel, stoel, sigaretten en drank. Bij één van de graven kleine brommertjes als bloempotten, bij een ander de afbeelding van een Mercedes; De eerbiedwaardige grijze stenen met zwart gelakte letters van voorgangers en beroemede socialisten. Vooral die laatsten bepalen de sfeer. Achter de Art Deco Aula, die in stijl aan tweede wereldoorlog herinnerd, goed of slecht is in dit geval onduidelijk, de laan met de Italiaanse polieren. Links de oorlogsgraven, rechts een heel terrein voor ‘gewone’ mensen, en het rijtje graftekens van de dames van het Leger des Heils – de beroemde Majoor Boshart incluis. Een fijn zooitje die begraafplaats met de vele plekken voor urnen, in het water, op het land; met het grote nieuwe terrein voor Islamitische overledenen…
Na een kort gesprek met een man, die toch de beheerder moet zijn geweest, ooit, omdat hij wat ouder is, maar hij spreekt in termen van ik, en hij heeft het over zijn ten aarde bestellingen, besluit ik dat ik toch een klein vergelijkend onderzoek moet doen.
Hebben de zigeuners en mensen uit Midden-Europa een speciale band met deze plek, vraag ik?
Hij schudt zijn hoofd van nee.
Dus op Zorgvlied liggen ze ook?
Dat zou wel moeten.
Ik kan me nog goed herinneren dat ik Petalo begraven heb, en hij geeft me een folder met een wandeling langs de graven van beroemdheden, waaronder Nescio.
Een heel simpel graf, zegt hij nog, amper te vinden.
Zorgvlied dus. Paraplu in de hand. Ik mijmer wat, over namen die ik moet noteren. De namen van de straten. De namen van de waters. Veel namen zijn nieuw. Dat geldt nog meer voor de bruggen. Sommige typische namen ken je wel, de Koekjesbrug, de Wiegbrug, de Schellingwou-brug (Schellingwouderbrug), maar dat de brug voor de deur de Osdorpbrug heet? Ze schilderen de spijlen, daarom is die naar plots zichtbaar geworden.
Van de Bearlestraat naar het Roelof Hartplein. Even bij het Martyrium binnen. Ik kijk naar de vele boeken en slaak een diepe zucht:
Zo mevrouw, komt u tot rust tussen de boeken, zegt een man die het een en ander op z’n plek legt.
Daar had ik nog niet over nagedacht, dat ik misschien eindelijk weer eens tot rust kom. En ik koop ‘My mothers laughs’ van Chantal Akerman. Heb haar expositie in Eye niet bekeken, maar weet dat ik van haar werk hou. Moeders, dat doet me aan ‘De Angstige Virtrine’ denken. Akerman beschrijft de dood van haar moeder.
Als ik langs de Harmoniehof loop houdt het op met regenen. De huizen zijn ingepakt in witte doeken, spint en werklui. Ik kan er amper langs. De lucht is vochtig en er schijnt een voorzichtige lage zon over de daken van de huizen. De vier den-achtigen (Ierse taxus?) zijn enorm, en over al het groen ligt een zilveren waas. Een lucht vol vocht en schittering. Daar, zo vlak bij het huis waar ik geboren ben, liggen de grote bladeren waar ik als meisje dol op was. Klimplanten, muren vol, Acers, Esdoorn, heel donkerrood en geel.
Van de Harmoniehof langs het Apollohotel. Boven de huizen aan de Stadionweg verrijst de Zuid-as. Je ziet de toppen van de hoogbouw en vier grote kranen, geel en rood. Als ik dichterbij de huizen en de Amsterdam-dankt-zijn-Canadezen-slinger kom zijn de torenflats verdwenen. Het grasveld is nog nat van de regen. Is het werkelijk verbazingwekkend dat de brug bij wat het Muzenplein genoemd is, de Hildo Kropbrug heet? Daar waar dat rare kale meisje op een brugpijler staat met al die konijnen, en – als je een stukje naar beneden gaat, een stuk of tien dikke kleuters van de hand van de beeldhouwer uit Steenwijk. Nooit geweten, en het is me als kind nooit opgevallen, dat die twaalf kleuters daar stonden naast het water, liep meestal langs de andere kant naar de Apollolaan, waar de muziekschool lag. – Later tijdens mijn wandeling zal ik bij toeval zijn graf zien.
Ik heb besloten dat ik via het Mirandabad naar Zorgvlied lga, een buurt waar ik anders niet kom. Het bad is een plezierige jaren zeventig constructie. Grote grijze blokken. Rond. Erom heen veel nieuws. Een kinderspeelplaats. Het is redelijk druk er moet een school zijn uit gegaan, want het bad is niet open. Twee kleine meisjes dragen een eenhoorn pyjamaatje, lekker versleten roze. Aan de andere hijst een moeder haar dochter omhoog. Een man wacht op een scooter. Dan kom ik bij een paar heele grooooote dure huizen. Aan een uitloop van het Marten Luther Kingpark, richting Amsteldijk. Twee jongetje met leren jasjes aan fietsen bijna over me heen. Hun huis. Een belachelijke Jeep op de oprit, naast een Mini met Engelse nummerplaat. De tuinen van de huizen grenzen vóór aan het laatste grasveld van het park en áchter aan de begraafplaats. Grote bomen hangen schuin over het water. Takken en stam. Het water is zwart met bellen. De hoek om, stukje Amstel, dan de poorten in de stijl van de Amsterdamse School. Zorgvuldig opgeschilderd. Zwart. Goud. Rood. Amsterdam met een Koninklijk tintje.
Langs het grindpad achter het grote huis onmiddellijk twee grote witte Engelen. Nogal romantisch denk ik. En ik verbaas me over de overmoed van degene die een enorme steen voor zichzelf laat neerleggen, een grafschrift verzint, een gelijkende bronzen sculptuur laat maken. En hoewel ik het grappig vind dat er graven zijn van beroemdheden, Nescio noemde ik al, en een merkwaardig lelijk, keukentegeltjes graf van Annie M. G. Schmidt, Bic-pennen in de grond gestoken, wat brillen, een aansteker ernaast, vindt ik het al snel te veel. Huilen bij de kindergraven. Verbazing bij de graven van de volkstuineigenaren die ook een auto in de vorm van een Jeep bezitten en in Thailand op vakantie gaan, en dus een Zandvoort Boeddha beeld op hun graf plaatsen, naast een bronzen Indiaan, of was het een Viking? Deze begraafplaats lijkt coherenter dan de Nieuwe Ooster door een vast patroon van taxushagen. De grote overeenkomst tussen beide plekken is het geluid van de Snelweg A10. Ik kan een klein stukje snelweg richting de brug over de Amstel daadwerkelijk zien, als ik de uiterste hoek van de begraafplaats bereik.
Het stukje Amstel in de richting van het volgende park is prachtig. Het water. Een eenzame roeier. De regen. De huizen die steeds groter worden, lelijker ook. En dan de brug over de Amstel, het viaduct A10 van mijn eerste wandeling. Ik houd echt van viaducten. De graffiti, de steen, het korte gras, de droge stukken, naast de natte weg en ga over de korte brug het Amstelpark in. De parkroute komt een andere keer. Het is echt leuk hoe je Amsterdam via de parken bewandelen kunt, want eerst het Marten Luther Kingpark, Zorgvlied, Amstelpark, Beatrixpark …Ik loop de oude route, langs de RAI via de Eendenvijver en ben weer op het sjieke stuk Stadionweg. Besluit om via de Beethovenstraat richting Roelof Hartplein te lopen. En Route 115.
EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index