Marc Nagtzaam, Zeichnungen / An Index of Notes / Jpeg / Variable dimensions / 2019 – ongoing
Vrijdag, 11 september 2020
Wil graag terug naar de eerste zes maanden van dit jaar en maak een wandeling naar Artis. Via de lange omweg, Nassaukade, Houthavens, achter het Station langs, Prins Hendrikkade, Entrepotdok.
Ik wandel in het mooiste najaarsweer denkbaar. Niet al te warm. Zachte bries nog en ik realiseer me dat wandelen iets ruimtelijks is. Die gedachte is gerelateerd aan een opmerking van een Belgische acteur op de radio, gisteren, dat een balletopleiding hem als jongeman het gelukzalige besef gaf, dat hij drie dimensionaal is, niet plat als in de spiegel, zei hij letterlijk. Een fantastisch beeld en een goed gevoel: Dát gevoel heb ik als ik wandel.
Eerst de Nassaukade, die gelukkig niet meer opgebroken is. Eén enkele hele brede en nogal lange vrachtwagen staat op de stoep geparkeerd. Twee oranje gestreepte waarschuwingspillonen staan op het fietspad en een wat oudere man, kalend, dik met een enorme corduroy werkmansbroek aan, bruin, amper versleten, pakt de pillonen zuchtend op. Kijkt nog even achterin de open laadbak onder het grijze zeil en zucht. Ik kan er nét nog langs, omdat één van de klimplanten die tegen de muur van het huis groeit beschadigt is en daarom wat minder volume heeft.
De route is bekend en stap dapper door. Bijna boven, vlak bij het beeld van Domela Nieuwenhuis. Het zebrapad naar het Westerpark. Daar zitten twee jongetjes voor de deur die iets verkopen. Het wordt al bijna traditie dat ik bij de kinderen die ik op mijn wandelingen tegenkom iets aanschaf: Ik koop een snoepbanaantje en een armband van rubberen elastiekjes, een soort modern kralenrijgen, denk ik, want het jongetje heeft een plastic doos met zeker honderd kleine vakjes (10 bij 10) waarin gekleurde elastiekjes geordend zijn. Er is ook een klipje om het bandje te sluiten.
De twee meisjes die ik ooit ver weg in Geuzenveld, Amsterdam West tegenkwam vond ik aardiger. Daar was vanuit een opvoedkundig wereldbewustzijn in ieder geval minder op aan te merken. Ik kocht een oude Donald Duck van de meisjes, die evenals de twee jongetjes nog geen prijzen hadden vastgesteld. “Weet je dat zij burgemeester wil worden?” Zei één van de twee meisjes tegen mij, terwijl ze naar de ander wees. “Ze is ook op AT5 geweest. Daar heeft ze dat gezegd.”
En waar heb ik dat grijze harde potlood vandaan? Dat ik in mijn tas bewaar, voor noodgevallen? Naast de vleeskleurige aansteker die ik op straat gevonden heb en meedraag voor de mogelijke nooddruftige laatste roker die ik tegen zou kunnen komen.
Lang het koperoxide groene beeld van de Nederlandse anarchist naar het water. Begroet door het grote gebouw dat de lucht kadert. Van dichtbij zie ik nu vooral het grote platte ondergedeelte waar tientallen woningen zijn ondergebracht. Het water is kalm en grijsblauw. Links aan de overkant een brug (ik denk een onderdeel van de opening van een tunnel, een wegdeel onder de grond) die een zeker gezichtsbedrog oplevert, want enkele panelen tussen de metalen staketsels zijn niet groen maar blauw en lijken op water.
Het water is heerlijk. Ik wandel snel. Dan zie ik aan de overkant Amsterdam Noord. Links van het gebouw van Eye meerder kranen, ik schat een stuk of zes. Er wordt aan nieuwe hoogbouw gewerkt. Woningen vooral. Ook achter Eye meerder hoge kranen, ook hier een stuk of zes, aan de horizon naar rechts kan ik ook kranen zien rechts van Eye twee kleinere groepjes van ieder drie of vier kranen. Maar het is niet helemaal duidelijk waar ze staan op de linkeroever, waar ik loop, aan de kant van het station. Of verderop aan de overkant in Noord. Ik loop nu op de kade in de richting van het nieuwe gerechtsgebouw. Het uitzicht is wijds. Ik zie de kleine haven voor de boten van de waterpolitie, achter. Weet dat ik zodra de wat grotere haven voor dure jachten zal zien, voor. Door de spleet van de gebouwen op het kleine eiland, kan ik heel even heel recht en helder het oude shellgebouw zien. Dan sluiten de gebouwen weer. De grote haven voor, begint met een rij toeristenschepen. Het aantal jachten valt tegen.
Wandelen is ruimtelijk. Ik kijk naar de overkant van het IJ, daar waar het glanzend witte Eye-gebouw staat, grillig en aantrekkelijk, na de korte trein van bijna zwarte, rechthoekige shellgebouwen en denk na over het smalle rijtje bomen langs de kade. Ooit het plan gezien voor die promenade. Mooie woorden voor de weinige bomen die overblijven. Het magere groen. In het NRC verdedigt een journalist de gebouwen die door de architecten van groen zijn voorzien. Maar zou het niet beter zijn om de bouwers in de omgeving te laten investeren? Geld voor groen dat werkelijk groeit in plaats van reuzenplanten bakken? Ik twijfel. Plant is plant?
Ik kijk naar het restaurant, aan de stadskant, rechts van mij, dat gevestigd is op een draaiende brug. Daar houdt de nieuwbouw op, en kan je via een hele oude ijzeren brug onder het spoor door. Je komt onmiddellijk in het oude stadsdeel terecht aan één van de grachten. Nooit gezien dat hoog boven het water. Even hoog als de weg waar ik loop een gekooid speelterrein ligt. Grijze ijzeren staven en een basketbalgoal. Ik moet denken aan de blauwe kooi op de zwart glimmende school aan de Pieter Callandlaan. Even blauw als de lucht van deze week.
Ik loop langs de kade in de richting van het station. Achterlangs. Het is druk, maar eerder was het vaak drukker. Ik ga niet binnendoor. Maar blijf langs de kade lopen totdat ik kan oversteken vlak vóór de brug die naar de PietHeinkade en het Muziekgebouw gaat. Heel even vormen de gebouwen aan de overkant één grote muur, van de nieuwbouw van de bibliotheek tot aan het marine terrein – waar Booking Dot Com een gebouw neerzet – tot aan rechte nieuwbouw aan PietHein- en de Veemkade. Er staan dus inderdaad nog kranen aan de rechteroever, naast het Centraal Station. Maar als ik even verder loop, en naar links kijk, daar waar het water van de haven en het van de Oudeschans elkaar raken, breekt de muur en kan ik het Möwenpickhotel zien en de hal van de Cruiseschepen, het golvende dak van de Cruiseterminal. De verschuivingen fascineren me. Eerst veel ruimte, lange horizon ver weg. Dan aan twee kanten gebouwen, smal, dichtbij. De ruimte wordt groter en kleiner, intiemer en leger, verandert van kleur.
Op de Prins Hendrikkade blijf ik aan de linkerkant langs het water lopen, totdat ik het zilverkleurige gebouwtje van ARCAM passeer. Het ligt eigenlijk aan een heel druk verkeersplein, want hier begint de Coentunnel. Toch ervaar je dat niet zo. Omdat rechts de oude stad ligt en de snelweg onmiddellijk verandert in een stuk stadsstraat met alle complexe voorzieningen en beperkingen van dien. De tunnel, waar het wetenschapsmuseum Nemo bovenop gebouwd is, zou dat hebben moeten markeren. Maar het werkt, met het oude stadsdeel aan de ene kant, en de havens en het Marine-terrein en het scheepvaartmuseum aan de andere kant, niet zo. Het ziet er ouderwets, havenachtig, gezellig uit. Een drietal motoren, die vaart maken als ze de tunnel ingaan bewijzen het tegendeel. De bomen langs het Marineterrein ogen kaal. Te weinig water? Geraakt door de verbouwingen? Misschien is het de droogte van de komende herfst? En Route 114.
EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index