103.

nagtzaam-5

Marc Nagtzaam,  Zeichnungen / An Index of Notes / Jpeg / Variable dimensions / 2019 – ongoing

Donderdag, 2 juli 2020

Lines. Ik herlees de essaybundel Lines van Tim Ingold, een boek dat ik ooit van M. kreeg. Kan het nu beter lezen dan destijds, zoveel leeservaringen verder. Ik pak het boek op omdat ik in mijn voorwoord voor de tekst waar ik aan werk informatie over spiralen en labyrinten gebruik, op zoek naar een verbindende structuur. Labyrinten. Sferen. Cirkels. Dante. Fellini. Duchamp.

Tim Ingold besteedt aandacht aan labyrinten terwijl hij over lijnen schrijft. Hij onderscheidt draden ‘threads’ en sporen ‘traces’. Eén van zijn hypothesen is dat de transformatie van draad naar spoor in relatie staat tot het oppervlak waaraan zij hun eigenschappen ontlenen: Als een draad, spoor wordt ontstaat een oppervlak met een textuur. Denk aan weven, aan breien, aan macramé desnoods. Als een spoor draad wordt, lost het oppervlak op. Denk aan het uittrekken van iets dat gebreid is, het rafelen van een doek.

De voorbeelden die Ingold geeft, zijn zowel praktisch als overdrachtelijk en variëren van  sjamanistische beschrijvingen van tochten door de onderwereld, en het maken van netten en schilderijen, tot beschrijvingen van sjamanistisch rituelen waarbij slingerende tekeningen en figuren het lichaam betreden. Alleen zichtbaar voor de sjamaan. Wat ik lees inspireert, heeft ook met wandelen van doen, hoewel hij daar meer over schrijft in Being Alive, een later boek. Mij fascineert vooralsnog de overeenkomst tussen het gebaar van het tekenen, de handbeweging, en het onstaan van patronen. Patronen die betekenis krijgen. Als abstracties, of juist omdat het sporen zijn van geesten bijvoorbeeld. Sporen die je volgen kan, als de draad van Ariadne. Draden die uiteindelijk een oppervlak vormen en verbinden.

In het grote boek met de vele illustraties ‘Patterns that Connect’, staat een beschrijving hoe je labyrinten kunt tekenen door strategisch opgestelde punten te verbinden. Degene die deze uitspraak doet, Schuyler Cammann, vriend van de samensteller van het boek Carl Shuster en China deskundige, vindt dit een een geruststellend klusje.

Het is nooit onmiddellijk duidelijk hoe theoretische beschrijvingen en analysen samenhangen met maakprocessen. Die slimme beschouwingen achteraf kunnen behulpzaam zijn, maar ook onnodig complicerend. Toch denk ik dat de spiraal de verbindende vorm van mijn snelweg wandelteksten moet zijn. Of lijnen, in dit geval als draden, ook zonder weefgetouw een oppervlak kunnen vormen met een specifieke structuur weet ik niet meteen. Dan schiet me het artikel Painting as a Model van Yve-Alain Bois te binnen. Ik las het enige tijd geleden in een groepje waar ondere andere ook Bas van den Hurk aan deel nam. Yve-Alain Bois bespreekt daarin de tekst “Fenêtre Jaune Cadnium” van Hubert Damisch en het is waarschijnlijk geen toeval dat een kunsthistorische analyse van de abstracte kunst en de optische en symbolische werking van haar patronen, overeekomsten vertoont met de analysen van antropologen van patronen van allerlei samenlevingen. Verschillen zijn er ook. Als ik het artikel van Bois herlees kan ik niet meteen met een snel citaat ter vergelijk komen. Het is complexer dan ik dacht. Lijn. Voorgrond. Achtergrond. Textuur en tekst.

Al googelend kom ik op een citaat van Bazac uit, wat mijn twijfel over de toepassing van bepaalde citaten weg zou kunnen nemen. Het gaat om een uitspraak die hij de romanfiguur en schilder Frenhofer in de mond legt: Whoever writes proceeds in a way not dissimilar to one who paints, using a quotation that he had first singled out for completely different purposes, to start out a new development, in every sense of the word.
Frenhofer is een personage uit The unknown Masterpiece. Paul Cezanne schijnt gezeg te hebben: “Frenhofer, c’est moi” (I am Frenhofer).

Van Balzac springen mijn gedachten over naar Gotfried Semper. Ook zo’n naam uit de ngentiende eeuw. Een architect en theoreticus. Als hij niet bouwen mag omdat hij uit Duitsland verbannen is, vanwege deelname samen met Wagner aan een revolutie in Dresden (de mei-opstand), schrijft hij in London een theoretische verhandeling over architectuur. Die vier Elemente der Baukunst (1851). Hij verklaart het onstaan van muurschilderingen vanuit de functie van textiel. Het materiaal waar tenten uit gemaakt zijn, en de wandtapijten die in de Middeleeuwen werden meegenomen op kastelentocht, en ook in Japan zo’n belangrijk onderdeel vormen van de huizen. Ik was vergeten dat Ingold regematig naar hem verwijst. En Route 104.

 

EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index

 

top of page