Marc Nagtzaam, Zeichnungen / An Index of Notes / Jpeg / Variable dimensions / 2019 – ongoing
Maandag 22 juni 2020
De rozen zijn op veel plekken uitgebloeid. Als je langs de kleine ruïne van de eerste verbouwing loopt, liggen rode rozenblaadjes uitgestrooid op de stoep tussen het hek voor de straat en de muur. Alsof iemand de plek gereed heeft gemaakt voor zijn of haar geliefde. De stokrozen zijn in volle bloei. Vaal roze, vaal rood. De zon schijnt warm en zal naar verwachting warm blijven schijnen.
Bij de voordeur kijk je naar de volle geveltuin. Ze loopt over van de stinkende gauwe. Omdat het huis ´s ochtends in de schaduw staat is het hier koeler. De roosjes aan de oude struik die ver over de straat hangt bloeien nog, maar de brandnetels die links in het tuintje over de Bentheimerstenenrand groeien zijn al droog aan de randen. De witte bloemen zijn korrelig.
Het is een fijne kleine anarchie daar onder je voeten. De straatstenen onder je fiets omhooggewerkt door de wortels van de acacia, de vele planten en scheuten die er woekeren. Een ongebreidelde combinatie aan tuinplanten en wilde planten maken het tot een vrolijk natuurgewoel: Een kluit kleine bruine paddenstoelen, hoog gras in vele soorten, raketten, varkensgras, een flinke pol klaver, stinkende gauwe en een blauwe ‘bodembedekker’ waarvan je vermoedt dat het een campanula is.
Helmut schreef op je vraag welke planten voor de deur groeien, dat het stinkende gauwe is, die in verband wordt gebracht met de komst en het vertrek van zwaluwen. Je vraagt je af of dit verhaal, dat waarschijnlijk de boerenzwaluw geldt, ook op de gierzwaluw van toepassing is. Drie maanden verblijven deze zwierders in de stad. Je komen ergens eind mei en vertrekken rond het begin van augustus en luiden de zomer in met hun collectieve schreeuw.
Iedere dag loop je door de smalle straat, een corridor. Één keer heen, één keer terug, terwijl de zwaluwen (‘Segler’ of ‘zeilers’ in het Duits) boven je hoofd zweven en onder de daklijsten van de huizen hun nesten bezoeken. Het geluid dat ze maken is heel herkenbaar. Als stadsbewoner voel je je met deze rotsbewoners verwant. Ze horen bij de stad, bij de zomer en bij jou. Zeker hun geluiden, het hoge schriets, schriets boven je hoofd, die je soms amper waarneemt, maar altijd mist wanneer ze weer verdwenen zijn.
—
Dan fiets je de vertrouwde route. Je telt de bouwwerkzaamheden. De derde activiteit op de hoek met de Overtoom. Daar is een gebouw met een grote poort voor koetsen.
Alles is al maanden afgezet, drie blauwe containers op elkaar vormen een permanente bergplaats en provisorische kantine. Hekken tussen stoep en straat om op ieder moment dat je wilt een flinke ruimte te reserveren, voor auto’s, vrachtwagens, graafmachines, materieel. De ene keer wordt aan de gevel gewerkt. De andere keer ligt de stoep open en worden kabels getrokken. Vandaag wordt met veel moeite een peperbus van zijn plek getrokken. Twee mannen met oranje hessen schreeuwen elkaar toe: Voorzichtig Man. Zo! De bus is hol en staat scheef. Hangt met een kabel aan een hoogwerker. Drie andere mannen met gele helmen op straat.
Dan het Park. Het is mooi weer. De platanenlaan vertoont zich opnieuw als de camouflage stoffen van de o zo populaire korte mannen-broeken: het patroon op de schuine stammen, de vlekken op straat, het lover. Je moet een keuze maken: Of je telt de verbouwingen, of je onthoudt de parken en het groen.
Ophaalbrug over de Schinkel, Frans Marisplantsoen, plantsoen met de onooglijke dennenstruiken en hoekige stenen koeien, de plantsoenen en het speeltuintje van de Theofiel de Bockstraat, het Rembrandtpark. Ik hou van deze hoek. Het vierkante water en de hoge bermen. Aan de waterkant is het gras gemaaid. Het ruikt lekker groen. Ik kijk naar de uitgebloeide klaprozen, de grote dunne sprieten van het koolzaad, de koningskaars die grote gele bloem met het slordige blad aan de stevige steel, en distels, veel mooie paarse distels. De zilvergrijze distel met de spitse bladeren zie je maar weinig, toch zal je op je fietstocht ergens op een hoek een prachtig onaangetast exemplaar zien staan.
Dan de vierde bouwplaats, het grote nieuwe hotel op de hoek bij het station Lelylaan. Ze vorderen gestaag. Op de terugweg zal je aan een vlekkeloze KLM-blauwe hemel boven de koperoxide groene daken van de drie dikke dames van Weeber een oranje kraan heen en weer zien bewegen.
De vijfde bouwplaats, naast het college dat bekend staat om de vele Marokkaanse leerlingen en waarschijnlijk daarom de naam van de strenge Zwitserse theoloog kreeg. Het gebouwtje van beton en glas met de vele pilaren is neergehaald. Achter het winkelcentrum staat een heimachine, naast kranen en graafmachines.
Je passeert de Johan Huizingalaan en kijkt tegen de kruising met de Lelylaan aan, het markante enorme viaduct met de vele driehoekige pilaren. Jaren vijftig. Jaren zestig stijl. Winkels onder de straat. Een enorme stoep en voor het eerst valt je op dat een buxushaag van een meter of vijf breed, zeker twintig meter lang de twee straathelften scheidt. Probleem is altijd met die hagen dat ze, als ze niet op het juiste moment geschoren worden, er tamelijk kaal uit gaan zien. Je ziet de lege plekken en de takken in plaats van het blad.
Dan volgen wat bruggen met kunstige relingen met geometrische vormen van blauw geschilderd metaal. Het water met de pluizen. De hoge bomen. Ook groen in de verte. De bomen naast de portiekflats zijn over het algemeen hoger dan de zes verdiepingen hoge flats. De lage bejaardenwoningen, een soort vakantiebungalows met schuttingen aan de straatweg zijn met een grote kruipende bundel bruidssluier bedekt. Je kunt aan de zwarte krullende structuren op de witte beschilderde stenen zien dat er ooit klimop heeft gestaan.
Dan links op de brede weg een eerste voorteken van de ruim twintig bouwplaatsen die je tegemoet gaat. Twee containers in een provisorische kooi gemaakt uit H. hekwerken.
Zesde verbouwing: straat links volledig opgebroken. Zevende verbouwing, straat rechts langs de plas en de fonteinen ligt open. Moet je dat als één of als vier of vijf bouwplaatsen zien. Hoewel de stoep en de straat voor het winkelcentrum lijken te vorderen, is nog steeds alles afgezet en wordt je door de straatwerkers afgesnauwd als je per ongeluk op hun enorme terrein komt. Voetgangers teruggedrongen tot een verafgelegen niets. Open straten, shovels. Grote, hele grote vrachtwagens, die weer shovels vervoeren.
Er vliegen zwermen meeuwen boven de sportzaal. Ook daar wordt gebouwd. Als je doortelt bij de verbouwingen die je nog onderscheiden kunt en de straatwerkzaamheden even terzijde laat, is dit de zesde of de zevende die je tegenkomt op je route. Er wordt gebouwd aan een torenflat achter het winkelcentrum. Acht. Er wordt gebouwd aan meerdere wooncomplexen in en rond het winkelcentrum. Negen. Tien, Elf. Aan de overkant van de loopbrug, in de richting van de galerijflats, vijf op een rij, worden enkele portiekflats uit de zestiger jaren gerenoveerd. Twaalf. Ze hebben nu op het vrije plein bij de brug een grote afvalcontainer geplaatst zodat alle mensen die de brug over moeten op de een of de ander manier gestoord worden door het ding. Inderdaad er is geen autoverkeer en als voetganger kan je omlopen. Een oudere man met een harde kop, oranje hes aan, gele helm op zit op een stoel en kijkt hoe iedereen omloopt.
Lul, denk je. Ja! Jij! En Route 102.