Marc Nagtzaam, Zeichnungen / An Index of Notes / Jpeg / Variable dimensions / 2019 – ongoing
Maandag, 25 mei 2020
Mijn rondje Sloterplas begint gelukkig weer in het Vondelpark. Het enige onderdeel van mijn route dat ik een aantal weken lang moest missen. Het is weer bizar helder. De zon schijnt fel en hoewel er nu nog zo nu en dan flinke wolken langs de horizon zeilen, zal het de komende dagen weer droog en warm zijn. Maar het park is nog een beetje vochtig, en ruikt naar natte aarde. Ik kijk naar het groepje moerascipressen waar ik zo veel van houd: het zijn er 10. Op het grote water vóór het terras van wat ooit het filmmuseum was, drijven witte pluizen. De pluizen zweven ook door de lucht. Die tijd van het jaar dus.
Op de kade bij de Saskia van Uylenburgkade staat het koolzaad meer dan een meter hoog. Er staan wat mooie paarse distels tussen en hier en daar wat zuring. Het fluitekruid is uitgebloeid. De oevers van het water en de bermen zijn nogal droog. Daar waar het gras gemaaid is, loop je over de stoffige grond. Een man met schouderlang haar loopt gebogen achter zijn bruine hond aan.
Ik kijk naar de pilaren onder mijn lievelingsviaduct. Omdat het zo zonnig is zie je nu dat de wanden prachtig wit zijn, bakstenen wit geverfd. Aan de overkant, daar waar het water is, de graffiti en de rotsen is het schaduwrijk en koel. Dan het rechte stukje weg aan de andere kant van de rotonde, langs de nieuwe woningen die voor het gebouw van De Appel staan. Je ziet alleen de zijkanten van het jaren vijftig beton. Zo jammer want, de saaie nieuwbouw wordt interessanter door de vermenging met moderne architectuur. Het zal wel niet meer lang duren of het terrein voor de entree van de school wordt volledig in de nieuwbouw van het plein voor Station Lelylaan opgenomen. Ik kijk naar het gele Klein Manhattan en vraag me af of er nog steeds voldoende buitenlandse studenten zijn om het gebouw te vullen.
Rechtdoor het Calvijn College, zwart en glimmend, een dreigende ijzeren kooi op het dak. Lichtblauw. Hemelsblauw. Het gebouw ernaast van beton en glas is inmiddels helemaal weggebroken. Achter de gebouwen met de winkels onderin staat een hoge heimachine. Tussen de hekken waar het betonnen gebouw heeft gestaan ligt een tapijt van witte stenen. “Met de grond gelijk gemaakt”, denk ik als ik er langs fiets. Ik kijk naar de gebouwtjes met de winkels onderin. Het was de grote verassing van de De Appel-wandeling, we werden het trapje naar boven geleid en daar, boven de winkels, bevond zich nog een volledige straat; een aardige architectonische truc.
In het buurtje daarachter staan lage huizen met een plat dak en een blauw geschilderde houten band. Blauw-wit de kleur van West. Blauw de houten band. Blauw-wit de ornamenten van menig flatgebouw. Het gebouw dat ter hoogte van Meer en Vaart aan mijn linkerhand staat. Een flat van meerdere etages bekleedt met plaatmateriaal. Blauw de ijzeren leuningen van menig lage brug. De bruggen die in de parken over het water gaan. (Ik kom nu langs het mooie natuurpark, op het water drijven pluizen, de brugleuning is blauw.). Als ik het water met mijn ogen volg naar links, zie ik in de verte nog veel meer blauwe bruggen. De hoge bejaardenflat aan mijn linkerhand, waar ’s ochtends altijd busjes stonden die mensen van de dagopvang vervoerden is grijs en wit. Blauw en Wit als de GVB trams op de werven van het openbaar vervoer.
Ik neem de weg tussendoor naar de rijen galerijflats. Hoogbouw middenin, waarnaast nog enkele hoge kranen staan. Grote vierkante blokken. De weg is nog altijd opgebroken. Een enorme wagen met open laadbak staat op het stuk stoep dat ik eigenlijk nemen moet om langs het winkelcentrum en de theaterzaal te fietsen. Overal wordt gewerkt. Niet alleen de weg is opengebroken vol mannen met helmen en machines in het zand; Er wordt ook gebouwd aan de woningen die in en om het winkelcentrum staan. Bij een van de wegen is aan de zijkant een opslagplaats gemaakt voor raamkozijnen. Naast de vele containers staat, op hoge pootjes, een vrachtwagen met laadkraan. De vertrouwde man-met-veel-te-dikke-pens er naast, een ruiten blouse aan. Hij bedient het kleine apparaatje waarmee hij zeven ramen tegelijk van zijn vrachtwagen tilt. Ze hangen in de lucht en worden neergezet achter het hek.
Ik fiets langs de hekken over een stuk rode straat waarop een gele fiets staat afgebeeld, in het rode deel ernaast staat een gele wandelaar. Ik ga de loopbrug over naar de galerijflats. Aan de daken van het groepje portiekflats wordt nog steeds gewerkt. Vanuit de vijfde verdieping van de flat zal ik twee hoge kranen zien. De gebouwen nog steeds ingepakt in gaasdoek en constructies. Ook de noodtrappen van de galerijflat, een betonnen wenteltrap buitenom, is nog ingepakt. Er staat een gele container voor, waardoor je met de fiets de entree moeilijk bereiken kunt.
Dan fiets ik weer terug. Langs de duurdere nieuwere flats door het bos waar de reigers broeden. Ik zie dat er naast het restaurant aan het water iets bruins en ronds is gebouwd. Het aantal witte volgelvlekken valt wel mee. Tussen de bloemen, roze bloeiend, uitgebloed, een veld vol sappige grote brandnetels met hun fijne gekartelde blad. Een markante plant!
Het bospad is prettig koel en ligt hoog. Ik suis met de fiets naar beneden en neem daar de bocht naar links, naar de Sloterplas terug. Tussen de rechte lijnen die de populieren vormen zijn de eerste badgasten te zien. Tussen de nieuwe huizen zijn margrieten aangeplant. Straks kom ik weer bij het park langs het talud van spoor en metro, het nog steeds gesloten, nieuwe Spoorpark. Dan de rotonde. Het vuil voor de flats en de Autoweg A10. Ik tel het aantal betonnen pilaren. Aan mijn kant zijn het er 10. Zes rijen van 10? Vijf rijen en hier en daar een pilaartje minder? Ik kan het zo snel niet tellen. En Route 91.
EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index