Marc Nagtzaam, Zeichnungen / An Index of Notes / Jpeg / Variable dimensions / 2019 – ongoing
Vrijdag 27 maart 2020
Als ik vertrek is het nog licht. Ik loop naar de snelweg bij de Kolenkit. Hier gaat de snelweg onder de straat en enkele gebouwen door. Ik wil weten of het druk is maar zie niets. De snelweg is afgedekt. Alleen bij de zebrapaden die het mogelijk maken om afslagen te passeren zie je een klein stukje autobaan.
De eerste oversteek, langs de sportschool, dan de tweede. Meteen na het zebrapad gaat een klein strookje braakliggend lang naar links. Er staan grote volle vuilnisbakken. Er steekt een bundel papieren koffiebekers uit. Er ligt puin en zand op de grond. Hoewel je niet naar de snelweg kan, daar is een groot kunststoffen scherm wat aan de kragen van honden herinnert met jeuk en andere ellende aan hun kont, is de ruimte tussen muren, huizen en snelweg groter dan gedacht. Er loopt een klein stuk stoep langs de bakstenen muur van een groot gebouw dat parallel aan de snelweg ligt. Het is nog niet zo lang geleden gelegd en tussen de tegels zijn klimplanten aangebracht die het gebouw ooit zullen begroeien. Aanpalend een klein trapeziumvormig stukje land helemaal vol distels. Sommigen zijn een meter hoog, anderen wat kleiner. De bladeren nog soepel en fris. De stekels meegaand.
Wat verderop een besloten terrein met vijf of zes ronde flats. De plek is nieuw. Niet zo heel lang geleden nog braakliggend land, aan kunstenaar vergeven. Nu staan er woningen. Het ronde plein waaraan de flatjes liggen ziet er vriendelijk uit. Het heeft een niveauverschil en gaat de heuvel op en neer, verzien van plateaus die op sawa’s lijken. Er zijn bloemen geplant en er is een vijver gebouwd. Op de balkons met de transparante hekken zitten mensen in de zon. De voortuintjes op de begane grond vol oude spullen, meubels, tapijten, tuinspul. Er klinkt harde muziek.
Dan richting het grote terrein met de lage schoolgebouwen aan de Haarlemmerweg waar een grafisch atelier en een hotel gevestigd zijn. Het bebouwde terrein beslaat een groot perceel dat aan één kant aan de snelweg grenst – er ligt een smal fietspad langs – en aan de andere kant aan enkele kleine sportvelden tussen snelweg en Haarlemmerweg. De route loopt langs enkele rijen jaren vijftig flats met witte schotelantennes op alle balkons. Ik loop naar binnen de toegangshal van kleine flat in waar een hotellobby gevestigd is en bekijk de ruime betegelde binnenplaats. Er staan zwarte bakken met planten en een kleine glazen kas, dezelfde die ook al op het terrein tussen de nieuwbouw flatjes stond. Voor het hotel staat een moderne ijzeren sculptuur op het gras.
De sportvelden zijn groen. De zaal waarin het grafisch atelier gevestigd is, is kleurrijk beschilderd. Op de achtergrond de hoge kantoorgebouwen van de terreinen bij Station Sloterdijk. Het gebied lijkt door al die sporen in de lucht, al die kantoor- en bedrijfsgebouwen amper levensvatbaar. Wat goedkope hotels, wat scholen, het belastingkantoor. De Haarlemmerweg blijkt opgeknapt. Rode fietspaden. Schoon zwart asfalt voor de auto’s middenin een bloemenbak. De bermen zijn geschoren. De taluds zijn bleek. Het water tussen de wijk en de weg is donker. Er drijft wat schuim op het oppervlak.
Ik loop tot aan de flat van Jan Rietveld langs de Haarlemmerweg. Daar loopt het treinspoor dat de buitenwijken scheidt van het centrum van de stad. Aan de ene kant een wild talud met een smal wandelpad. Ik ga onder het spoor door naar de ander helft van de helling. Daar ligt aan het sloot de flat van blauw en wit geschilderd beton. De ramen lijken van ijzer, maar zijn aan twee kanten van houten sponningen voorzien. Ik loop langs de hoofdingang en ga onder de flat door om de achterkant te bekijken. Voor de onderdoorgang staan fietsen. De flat is smal en wordt gesteund door pilaren met grote ronde gaten als ornament. De flat staat dicht bij het water. Het groen is fris en wild. Veel zuring, breed en uitnodigend.
Dan loop ik Geuzenveld in. Ik houd van de kleine vrijstaande woningen met de betonnen balkons. Sommigen mensen hebben de balkons gerepareerd, de gaten opgevuld met gelakte houten planken of voorzien van nieuw stucwerk. Aan de ene kant van de weg de huizen met hun kleine zeer gevarieerde voortuintjes, sommigen betegeld, anderen met gras, sommige keurig wit met donker buiten meubilair, anderen rommelig groen met oude houten stoeltjes. Aan de andere kant het grasveld en aan beide zijden van de weg de knoestige, kale acacia’s. Aan de wortels piept hier en daar al een groene scheut naar buiten, met hele klein blaadjes.
Ik loop nog even om het kloostergebouw met de kerk en de scholen heen, nog steeds rechtdoor tot aan Parkrand. De zon schijnt groot en oranje rood.
“Je loopt naar het Westen”, zegt J. “De wind in de rug, daarom is het zo fijn.”
En in de verte zie ik het hoge holle gebouw van MRVDV. Vlak ervoor een fijn wil park. Gras en uitzicht. Hoge bomen. Ik geloof dat je in die bomen klimmen mag, en stoeien op het gras. Een vader tennist met zijn dochter. Er is ook een kleine wijk met lage witte huizen, ze liggen aan het water met een sluis.
Van dichtbij is het Parkrandgebouw niet mooi meer. De betegelde witte binnenkant met een patroon heeft smerige grijze vegen. De lampen die als een grapje aan een galerij van woningen gehangen zijn zien er schraal uit en verweerd. Roestig bruin alsof ze een vieze aanslag hebben. Er staan enorme witte bloempotten onder met bomen. Ik loop langzaam om het de woningen heen. Ook hier plexiglas voor de balkons. Je hoort de mensen en ruikt dat er gekookt wordt.
Er is niet alleen sprake van een doorkijkje – twee rijen woningen die als ik goed geteld heb elf verdiepingen hoog zijn, met een overbrugging van woningen op de bovenste verdieping; De lucht ingelijst – maar ook een soort knoop, waardoor hoog boven twee rijen woningen tegenover elkaar zijn geplaatst. Bij al dit naar boven kijken valt op hoe vies de onderkanten zijn. Als ik aan de voorkant kom blijkt er tussen de heuvels van gras een plak asfalt te liggen die als parkeerplaats dient. De hoofdingang wordt verbouwd en is van een houten ombouw voorzien.
Terug met de tram. Zon in de rug. Het is niet druk. Soms stapt iemand in. Tussen iedere tramreiziger, bijna altijd een eenling, twee banken vrij. Ik stap uit in het donker. Etalages verlicht. Er staat een heldere sikkelvormige maan – een wassende maan – met één grote witte stip daarboven. En Route 59.