Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78×114 cm.
Dinsdag 14 januari 2020
J. heeft een nieuw boek gemaakt met een soort gouaches. Het is klaar. Hij heeft zelf het pigment en de verf gemengd. “Een signaalrode vlek”, heb ik ergens genoteerd omdat ik niet vergeten wilde hoe prachtig dat pure rood was op dat getinte witte papier. De zon scheen door het raam van het atelier.
Gisteren naar West gefietst. Een weg die grotendeels parallel loopt aan de Sloterplas. Het duurde even voordat ik mijn ideale route gevonden had. Aanvankelijk fietste ik via de Overtoom en het Ringpark en dan, na wat op en af bij het lange Station Lelylaan dat zich over verschillende uitgangswegen uitspreidt – de Johan Jongkindstraat, Cornelis Lelylaan, Schipluidenlaan – langs de Cornelis Lelylaan verder. Nu heb ik de ideale fietsroute gevonden. Ik kom weer uit bij het Park. Dan, via de straten van het Park, Amstelveenseweg over, rode fietspaden, brug en bij de Saskia van Uylenburgkade, de lelijke nieuwbouw, verder. (Hoge gesloten woningblokken met façades van gele baksteen.)
Ik kijk naar de verte. Aan de linkerkant het vierkante water, met aan de snelweg het laantje met oude villa’s. Rechts de silhouetten van de postmoderne Carel Weeberhoogbouw. Vooral als ik wandel, kom ik hier graag. Het vierkante water met de bakstenen oevers biedt een fijn uitzicht met in de verte de kale bomen van het laantje dat aan het talud van de Ringweg ligt. Het is er altijd rustig. De populieren staan tegen een achtergrond van verweerde, transparante, kunststoffen platen, een schutting vol tags en spuitverftekeningen die helemaal boven aan de heuvel de snelweg van de straat met huizen scheidt. Het zijn vooral de met struiken begroeide taluds die ik mooi vind, en misschien de kieren bij de viaducten waar wat ruwe planten en struiken staan tegen een muur van grijze straatstenen. De villaatjes ogen anarchistisch.
Maar dit laantje laat ik links in de verte liggen. Ik houd rechts aan, ga onder de snelweg door via de rotonde naar de Schipluidenlaan waar in het oude schoolgebouw met de ‘iconische aula’ – lees ik ergens – een kunstinitiatief gevestigd is. Ooit in die school geweest, jaren geleden toen ik nog notuleerde en het gebouw gewoon plaats bood aan een scholengemeenschap: in de lerarenkamer een tot op het bot gefrustreerde wiskundeleraar, die dan weer een uurtje hier, dan weer een uurtje daar op een school in Amsterdam moest zijn. Gestoord door het feit dat ik als notulist dáár mijn boterham at, waar zij haar pauze hield. Ik moest in de directiekamer zijn waar over scholen en geweld van leerlingen gesproken werd. Iedereen aardig, iedereen keurig. “Ik weet ook niet hoe het komt, maar leraren zien niet alles.” Er waren overigens geen leraren bij dat gesprek, als ik me goed herinner, alleen directieniveau.
Schipluidenlaan, de oudbouw, de nieuwbouwschool met lichtblauwe kooi op het dak. Dan rechts het natuurpark, vogelreservaat staat met zwarte plakletters op een wit bordje bij een ingang. Het parkje bevindt zich aan het uiteinde van één van de fietsroutes, rode fietspaden door het groen tussen Ring en Plas.
Ik fiets door tot Meer en Vaart waar ik in één van de grote galerijflats moet zijn. In zulke flats ben ik opgegroeid. Ook bij ons vijf flats op een rij, twaalf hoog. Hier negen. Ik denk ook dat de keuken wat ruimer was. Hier een kleine open keuken, bij ons een doorgeefkast. Kasten van spaanplaat met wit fineer die je aan twee kanten open kon doen, in de keuken – die zo ruim was dat er een eettafel stond – en in de huiskamer. (Donkerrode vloerbedekking, een ruime grenenhouten hoekbank met grote met stevige beige stof bekleedde kussens die mijn moeder zelf ontworpen had. We lagen op onze buik onder de grenenhouten salontafel om t.v. te kijken.)
Omdat twee mensen in een liftschacht in Gelderland gestorven zijn, kijk ik naar de constructies in de toegangshal. Overal zijn entree-constructies bijgebouwd. Wat ooit een open of halfopen toegang was, is nu bedekt met transparante platen, met een bakstenen bijbouw voorzien van goedkope houten daklijsten, kleine kamertjes voor machines en huismeesters die er niet meer zijn. Waar zou de liftvoorziening zitten? Want bankstel of vuurwerk verbazen mij niet. Zij waren de oorzaak van het vuur. Mij kwelt de vraag waarom de lift niet verder kon (waar zit het mechanisme?). En waarom kon het gezin wel gewoon instappen? Wat is er gaan branden daar in die hal, toch niet alleen die bank? Zou dat dan niet al die extra rotzooi zijn die ze later hebben aangebracht om op te lappen wat oud en stuk is, en om mensen buiten te houden?
In de krantengesprekken lijkt het alsof het vroeger beter was. Maar de flats waren altijd de plekken waar de gemeente die mensen stalde die zij elders niet kwijt kon. En ook toen waren de eerste en de tweede flat goed verzorgd, terwijl de derde tot de vijfde smerig waren. Steeds armoediger, de wet van het centrum en de periferie.
Ik fiets via de andere kant van de Sloterplas terug. Neem een wegje tussendoor dat direct naar het park langs de Plas loopt. Het is er leeg vanwege de kale bomen. Hier en daar een groepje bomen, opvallend robuust door de klimop langs de stam (met en zonder bloem en stamper). Hier en daar een groepje dennen, donkergroen. Ik zie een vogel in de lucht, een reiger? Een meeuw? Het is een Nijlgans, concludeer ik, met zwarte randen aan de vleugels en een lange hals. Op de grond bloeien de sneeuwklokjes. En Route 8.