Beatus-kaart. Deze wereldkaart uit 1047 behoort tot de illustraties van de Commentaar op de Apocalyps van Beatus de Liébana. De min of meer ovale kaart is geörienteerd. De weergave van de oekumene beslaat ongeveer vier vijfde van het geheel. De brede donkere strook, verticaal vanaf het midden, stelt de Middellandse zee voor. De dunnere verticale lijn die rechts van boven naar onderen loopt, stelt de evenaarsoceaan voor, het witte ‘taartstuk’ rechts het antipodencontinent. De meeste aandacht gaat naar de afbeelding van Jeruzalem (het gebouw met de kantelen; half in de vouw) en naar de donkere rechthoek die het paradijs voorstelt met Adam, Eva en de slang (British library, Add. MS 11695, f. 39v-40r). P.D.A. Harvey, Medieval maps. London, 1991, p. 23, Fig. 17. Vergelijk de afbeelding op het omslag, afkomstig uit een ander Beatus-handschrift. Illustratie ontleend aan:Amber Verrycken, Het geheime stekje. Middeleeuwse ideeën over het aards paradijs
16.12.2017
“Maar ik denk”, zegt ze met onvaste stem, “dat het vooral met gevoelens te maken heeft. Dat de manier waarop je met je omgeving verbonden bent, mens, slang, boom of mier door emoties wordt bepaald.”
Ze zit één rij lager in de collegearena, vlak voor S. die haar daarom schaamteloos observeren kan. Het is een wat oudere vrouw, lang haar, praktisch en toonloos gekleed. Zo een die volgens een recent krantenbericht de toekomst heeft: Older women will soon rule the world, MIT professor says. Ze trilt als een riet terwijl ze haar verhaal doet over Biophilia, een relatief nieuw begrip dat zoiets betekent als houden van je omgeving of houden van voorheen-de-natuur.
“Je moet de intelligentie van een boom niet onderschatten”, beaamt een nét iets jongere man. Hij zit in een andere hoek van de zaal en geeft uitleg: “Ik las laatst namelijk in het Magazine du Commerce over de manier waarop bomen via hun wortels communiceren, de grond is hun ether waar bacteriën, rhizomen, insecten en chemicaliën voor berichtgeving zorgen. Ja – nee – ja – nee, nee – nul. En, meteen weet de boom dat hij binnenkort de benen zal moet nemen.”
De spreker stokt en glimlacht tevreden. Daardoor lijkt het tóch alsof de vrouw die naast hem zit de clou nog moet vertellen.
S. probeert zich voor te stellen wat die boom dan wel zou voelen. Niet zomaar een boom, maar een hele intelligente, één die niet alleen aan onderzoek deelneemt, maar onderzoeken entameert om het resultaat in Nature te publiceren. Of wat er zou gebeuren als het koren op het veld morgen gezamenlijk besluit om geen Roundup meer te accepteren. Dat het gerst niet meer accepteert dat het uitsluitend wordt aangeplant om af te sterven en stuifgronden in de winter te beschermen, terwijl hun wegrottende wortels, bladeren, stengels én vruchten Roundup bestanddelen via het regenwater aan de bodem doorgeven. Geen insectenei meer dat uitkomt hun Serosa ten spijt, geen larf die zich vol kan vreten aan wat dan ook, geen onkruid sterk genoeg om zich in dit dorre wortelrijk te handhaven. Het is als in een zandbak, levenloos en leeg op wat kattendrollen na.
“Laten we er vandoor gaan”, zingt het koren ondergronds.
“Laten we op pad gaan”, bromt het gerst, “vóórdat de winter begint.”
“En ik dan?”, piept een spruit.
De oude dame vervolgt haar betoog: “Die emoties dat is belangrijk! Ook plantenouders houden van hun kinderen.”
“Niet waar”, klinkt van elders: “Het is oorlog. Het is een strijd, een gevecht op leven en dood. Mieren melken luizen, luizen vreten planten en worden op hun beurt door Australische lieveheersbeestjes, Coccinellidae in het latijn, gegeten. Die beestjes geel en rood eindigen dan als exoten in een hoekje van een grootstedelijk raamkozijn, en de planten waarschuwen elkaar, als ze niet al dood zijn door de Roundup. In een internetreclame lees ik dat je een elektronische camera krijgt als je voldoende afneemt.”
Hoofdschuddend besluiten we het gesprek over biophilia en biophobia. Voorheen-de-Natuur. Wat de slang ervan vindt, dat weten we.