Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78 x 114 cm.
Donderdag 2 april 2020
Inversie, negatief, omgekeerd, tegengesteld, binnenste buiten, gespiegeld. Omkeringen en spiegeleffecten: rudimentaire organisatieprincipes. Ze helpen om de sociale werkelijkheid, literatuur en mythen te structureren. Je hoeft geen structuralist te zijn om er van te genieten. Gewoon, een manier om sociale structuren te benadrukken; om gedrag, hiërarchieën, gewoontes, geboden en verboden betekenis te verlenen. Dan gaat het bijvoorbeeld over goden die incest plegen, waardoor het niet alleen duidelijk is dat zij goden en geen mensen zijn, maar ook dat het incestverbod door mensen in alle gevallen moet worden nageleefd, omdat zij immers mensen en geen goden zijn. Een cirkelredenering: ergo door god gegeven!
Enkele omkeringen worden zichtbaar nu de wereld zich binnenstebuiten keert. Wat gewoonlijk buiten gebeurde vind nu ten dele binnen plaats. Werken, vergaderen, schoolgaan, eten, vieren. Quarantaine. Toch is het druk. Misschien zijn er minder auto’s op straat, in ieder geval en godzijdank geen vliegtuigen – het is een wonder hoe fijn je slaapt als er niet de hele nacht hoog boven grote vliegtuigen, lager de kleine vliegtuigen van zakenlui, en daartussen legaal en illegaal vrachtverkeer vliegt – maar de straten zijn verre van leeg.
Er zijn wandelaars, veel wandelaars en joggers en snelle en langzame fietsers en dure auto’s ook, veel dure auto’s elektrisch en SUV’s en witte, zilveren en zwarte cabrioletten, Porsches, Volvo’s, Mercedessen, zelfs een Ferrari gezien. Grote groepen motorrijders ook, matzwart hun kleding en motoren, veel kabaal, geronk en soms geknetter. Tatoeages op armen en benen, ringen door neuzen en andere extremiteiten. Op hun helmen Hermesvleugels om draadloos in contact te zijn. Knallend over de rustige straten dringen zij diep tot in het centrum door. Het vrachtverkeer dat sneller rijdt dan gewoonlijk blijft grotendeels op de ring: elektrische wagens en dieselmotoren, motoren die op benzine draaien; De stad wordt volop van levensmiddelen en consumptiegoederen voorzien. Voor alle verbouwingen en nieuwbouw veel materiaal en materieel.
In de laat negentiende-eeuwse huizen veel gezinnen, expats, veel Duits, veel Engels, veel kinderen ook, die buiten spelen op de straten en de pleinen. Hun ouders, moeder en vaders houden toezicht en contact, drinken op straat kleine glaasjes thee en koffie en witte wijn als het langzaam avond wordt en de zon verdwijnt.
Het centrum is – afgezien van de motorrijders – stil. Het Rokin en het Damrak. Een bewoner zit op een stoel in de zon, leunt tegen de muur en leest. Geen trams. Alle ruimte om de gevels te bekijken. Een façade heeft afstand nodig. Dat blijkt. Nu kan je het Art Deco van de eerste warenhuizen, de banken, de bioscopen, Amsterdamse School ten voeten uit zien. Het vreemde witte monument op de Dam. Er staan drankhekken voor. Wellicht om te verhinderen dat de laatste toeristen tussen de duiven neer zullen strijken, wellicht een vroege voorbereiding voor een verlaten vijfde mei. Even verderop rimpelt de reflectie van de witte sponning van de ramen van de burgemeesterswoning op het stille brede water. Er wordt nog steeds volop aan de straten en de kades voor het Centrale Station gewerkt
Toerisme haalt een stad neer. Figuurlijk. Op plekken waar eerder schilderijen en prenten, antiquiteiten, dure sigaren werden verkocht, goede films waren te zien, gehandeld en gebankierd werd, kan je nu diensten en goederen kopen, glazen en kunststoffen instrumenten om van hallucinatoire rookwaren te genieten, rare mutsen, glaswerk en ansichtkaarten graag met piemels en tieten, tatoeagebedrijven, horeca, kaarten voor martelkelders die niet beneden maar boven op de tweede etage liggen, voor rondvaartboten met kaarslicht en kaas, instant romantiek en een tour langs foute lichtkunst. Letterlijk. In de stroperige mensenmassa wordt de blik vanzelf naar beneden gericht. Alles vindt op ooghoogte plaats. De straat en de winkels één grenzeloze vloer van baksteen, linoleum en tapijt. Het is de blik die suggereert dat de winkelstraat transparant is, dat binnen en buiten drempelloos met elkaar in verbinding staan. Wie zou zich aan zo’n alarmpoortje of blaasverwarming storen? De leegte verraadt de illusie. Je ziet de constructies van de entrees, het glas, de metalen rolluiken, de kunststoffen en natuurstenen ombouwen boven en naast de deuren, de ankers voor alle soorten reclamemateriaal, posters, plastic opdrukken, verlichtte foto’s, standaards. Van enige afstand blijken de glanzende entrees eigenlijk de kapotte, verweerde onderkant van de gebouwen te zijn. Als bij een oude schutting, zwart en rafelig daar waar zij de aarde raken, aangetast door regen en wind.
Van het centrum naar huis, de negentiende-eeuwse ring. Op straat veel vreemde snuiters, op de hoeken bij de brug. Mannen die dronken zijn. Ze roken jointjes. Ze drinken bier. Ik geef wat geld aan een grote man die twee omgekeerde zwarte plastic potten voor zich op straat heeft neergezet. Hij slaat erop met een wit plastic been. Niemand kan zich meer in de massa verschuilen. Ik moet me er bij neer leggen dat ik niet alleen ben in de stad. En Route 66.
EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index