500 – 013

Akos Birkas Vier Heilige 2014 oil on canvas Uwe Walter, Courtesy Galerie Eigen und Art

Akos Birkas Vier Heilige 2014 oil on canvas Uwe Walter, Courtesy Galerie Eigen und Art

Ontginningsbos
Als het even mooi weer is maak ik een fietstocht door de omgeving. Ik bezoeken Gees, Aalden en Meppen, Drentse Brinkdorpen die op een bizarre manier geconserveerd zijn: Schone rode straatstenen, kort geschoren rieten daken, en matten tegen de houten stalmuren die met carboleneum behandelt zijn. Overal, écht overal staan blonde eikenbomen. De meeste dragen een slordig en verweerd rood-wit stuk waarschuwingsplastic rond hun stam: Eikenprocessierupsen!  Even hardnekkig als de bejaarden in het gebied.

Ook de route naar Westerbork is prachtig. Ik fiets binnendoor langs bossen en velden vol tarwe, gerst en haver, maar ook mais en bieten. De randen naar de boswandjes tekenen zich messcherp af. Waren het niet de bietenboeren die de neonicotinoïden er in willen houden? Als ik boswachterij Hooghalen nader, daar waar voormalig kamp Westerborg ligt, wordt het landschap leger en wilder. Een prachtig gebied, denk ik nog, ietwat droevig gestemd omdat het kamp wel erg ver weg ligt.

Natuurlijk weet ik inmiddels wel dat er een merkwaardige samenhang bestaat tussen afgelegen natuurterrein en kampen, hier en elders. Natuurlijk begrijp ik – begrijp ik dat wel? – dat je niet iedereen zomaar toe kan laten: Al die vluchtelingen, al die soldaten die voor je vochten en zomaar mee naar huis zijn gegaan, al die immigranten, de Duitse en Oostenrijkse Joden die in 1939 naar Nederland kwamen, de Molukkers, de Syriërs, Somaliërs, Nigerianen, die kan je toch best aan de rand van Nederland plaatsen? In de bossen? Zo leeg en afgelegen, dat je er  jaren later een ruimteobservatorium plaatst met negen radiotelescopen.

Ik denk aan de beelden in een documentaire over de Molukse geschiedenis van het kamp. Na onrust en opstand besluit de Nederlandse overheid dat de gezinnen zelf hun geld moeten verdienen. Er zijn kinderen die nu niet voldoende te eten krijgen. “Wist je dat alle vogels hier verdwenen zijn? Opgegeten door die lui,” beweren boswachters in die dagen als ze vakantiegangers door het gebied leiden. Wie heeft in Nederland ooit besloten om juist dáár, in Drente, in die ‘äussere Einöde’, zoals Duitsers zouden zeggen, kampen te maken?

Het begrip ‘ontginningsbos’ dat ik op een van de websites van Staatsbosbeheer vind is waarschijnlijk de sleutel. Drente is evenals het Amsterdamse Bos een tewerkstellingsproject, een provinciebreed bosplan. Als het turfsteken niet meer rendabel is, blijven veen en heide over, terrein dat ontgonnen wordt. Ex-turfstekers leggen er grote productiebossen aan. Zouden er daarom zoveel eikenbomen staan? In 1939 wordt besloten dat dáár, niet ver van Veenhuizen en andere 19e -eeuwse opvanggebieden voor landlopers en ander gespuis vandaar, Wilhelminaoord bijvoorbeeld, best een kamp voor gevluchte Duitse en Oostenrijkse Joden kan worden ingericht.

‘Ontginningsbos’ is waarschijnlijk ook de reden dat Geesbrug, vlakbij Gees, een werkkamp voor Joden had. Rond 1941 vulden Joodse mannen uit alle delen van Nederland de plekken van de turfstekers op. “We dachten dat de oorlog kort zou duren,” zegt een man die er gewerkt heeft, “en werken dat kon je toch niet schaden?” In 1942 werden zij naar Westerbork gestuurd om vandaaruit op transport te gaan. Staatsbosbeheer: Meer dan natuurbehoud alleen, ook staatsinstelling: de eigenaar beslist.

top of page