Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78 x 114 cm.
Woensdag 19 februari 2020
Vannacht heel slecht geslapen. De wolken razen aan de hemel voorbij langs het kleine kale topje iep dat ik vanuit het raam kan zien. Het raam klappert en ik hoor het verkeer op straat. Straks naar de door Rietveld ontworpen villa in de schaduw van de VU, vlak naast de Hortus. Een mooie lange tocht door het park, achter het olympisch stadion door tot aan het Amsterdamse Bos.
Het was me eergisteren al opgevallen; de lente is begonnen. Korte wilde narcissen in de natuurtuin langs de Lelylaan, lange narcissen in het centrale park en tussen de bomen bij de Sloterplas. In het park hoor ik voor het eerst gekwinkeleer van allerlei soort. Dan zie ik een Dalmatiër op een grasveld vol lila krokussen. De achtergrond wordt gevormd door een muur van witte bloesems, krentenboompjes? Prunusachtigen?
Via het Haarlemmermeerplein naar de rode fietsstraat achterlangs. Eerst het terrein met de half ronde loodsen van golfplaat. Ze verkopen er oude kleding per kilo. Het stinkt. Er is een fietsenmaker gevestigd en iemand die van oude Amerikaanse auto’s houdt. De bouwers die het oude huis van bewaring renoveren slaan er spullen op. De gemeentelijke groenvoorziening heeft een partij jonge bomen neergelegd, de takken bijeengebonden, de kluit in een net.
Langs het park met de boomstammen, gillende ganzen in het water. Ja hoor, een gans gaat onder bij het geweld van de even witte partner. Dan het glazen gebouw in de vorm van een schoen langs de Ring A10. De tunnel onder de Ring door is nauw. Meteen daarna de donkere open buik van het dure bankgebouw. Leverwagens. Fietsen. Naast de opening van die protserige wallevis, een gebouw met een gesloten achterwand. Kleine ramen, glanzende steen. Tegenover dit gebouw, aan andere kant van het fietspad, vier van de lelijkste gebouwen van de stad, bekleedt met gele natuursteen. De woon- en kantoortorens vormen een grote gladde wand die het groen heel langzaam nadert, en oprukt zoals het bos in Macbeth.
Het valt op hoe schoon het hier is. Zo schoon dat het lelijk wordt. Een roestige tramrails en een laantje met bomen met honderden ogen (zilverpopulier). Steeds hoger de gebouwen. Steeds dichter op elkaar. En voor het publiek en de goede orde moet het gebouw vrij uitzicht hebben op het water van de jachthaven en het bos, en tegelijkertijd een smetteloze entree. Er is geen blad te zien. De bomen zijn gesnoeid. Evenals de taluds van de snelweg. Hier en daar een glanzende SUV op het fietspad. De auto’s op de smalle Amstelveenseweg vlakbij rijden aaneengesloten van de stad naar Amstelveen.
Als ik terug fiets kom ik weer langs die schoen. Nu is het een glanzende ronde vorm, een beetje S.F., een vliegend ei. Daarbovenuit het grijs met de gekleurde raamkozijnen van mijn lievelingsgebouw; Aldo van Eyck. Aan de andere kant van de tunnel on de snelweg door blijf ik even staan om de achterkant van het gebouw wat beter te bekijken. Omdat alles kaal is zie je dat er gewerkt wordt. Ik heb me voorgenomen dat er binnen ga kijken. Je vergeet soms dat het allemaal zo dicht bij elkaar in de buurt ligt. Rietveld; Van Eyck; het Olympisch Stadion. En Route 33.