Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78 x 114 cm.
Een onrustige nacht gehad en erg vroeg aan het werk gegaan.
Veel wilde gedachten, plannen ook.
Eenmaal achter mijn computer zoek ik beeldmateriaal voor zie Wenden.
Er moet een lijst van plaatjes komen, wellicht nog wat meer beelden van de rotoreliefs en beeld van de autowegen van Fellini.
Het essay zie → wenden. vordert.
—
Ik realiseerde me dat zie → wenden. misschien een nieuwe draai kan krijgen als ik inzoom op de viaducten. Ik moet goed nadenken welke dat zijn, en misschien de knooppunten en bruggen die daar zijn. Die kan ik tellen, evenals de pilaren waarop ze staan: Plotseling weet ik zeker waarom ik zo van die viaducten houdt, vooral op de plekken waar veel water en verkeerswegen samenkomen; Ze lijken op grotten. En als ik aan grotten denk, denk ik aan Caspar Wolff. Ik pluk wat mooie plaatsjes van internet. Er zijn maar weinig viaductfoto’s met wandelaars.
Omdat ik bij Jan een mooi boekje las met een tekst van Eric de Jong bij een project over de Haagse Beek van Krijn Giezen, zoek ik ook wat plaatjes van Giezen, van zijn Kijk Uit. Hoog staan en uitzicht hebben. Dit is misschien te combineren met een tekst van Stifter.
—
En als ik me herinner dat viaducten als grotten zijn, realiseer ik me ook hoe mooi ik de geluiden vind onder dat beton, vooral als er ook water loopt. Ik denk aan dat hele grote viaduct bij de ingang van Diemen (A1-A2?), of dat mooie viaduct vlak achter de Watergraafsmeer bij het oude Ajaxstadion, of dat prachtige drie-, vierdubbele viaduct aan het einde van de vaart (Diemertrekvaart?) achter het Amstelstation, of. Het geluid wordt in eerste instantie gedempt, dan zachte echo’s, de weerklank van geluiden over water, kaatsend tegen het beton. Stalagmieten. Stalactieten. Ik stel me voor dat ik één enkel druppeltje hoor, het geeft kleur af roze, rood en blauw, zoals ik me de grotten van Han in België herinner.
Die droom over geluiden zorgt ervoor dat ik heel veel hoor vandaag. Het krakende huis, de parketvloer, de trap, de piepende deuren. Ons huis tikt als het schudt van een trilling in de grond of een zware vrachtwagen die over de brug rijdt. (Er is ook een scheur in de muur). Mijn voet schuift over de vloer en als ik de trap af loopt is het geluid: Kraak-schuif, kraak-schuif, kraak-schuif. Mijn voet blijft hangen achter de ruwe zwarte strip.
Ik sluit de deur met een ferme klap. Ze klemt en ik probeer het schurende harde geluid te vermeiden, te verkorten in ieder geval. De stad is donker en klinkt hol, alsof ze helemaal leeg is. Allen dichtbij hoor ik enkele auto’s hun wielen plakken op de weg. Later die dag als het regent hoor ik dat plakkende geluid niet meer, maar een driftig sissen. Maar nu is het nog vroeg. Klopt het dat ik in de verte op de achtergrond de autoweg hoor, een constante dreun, een soort zoem als een muur. Ik bevind me midden in een kom. Ik luister weer naar de dreun, de zoem: blijkt de bus te zijn. Een SUV maakt evenveel geluid. Het is aangenaam fris.