Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78 x 114 cm.
Zaterdag 7 november
Ik wandel via de Bilderdijkstraat, het Frederik Hendrik Plantsoen en de van Hallstraat in de richting van de Haarlemmerweg. De hemel is wolkenloos blauw. De zon werpt lange schaduwen en ergens in de verte is het koud. Het is erg druk, de mensen uitgelaten en ik probeer een route te vinden waarop ik eenzaam ben. Dat zal aanvankelijk niet lukken.
De Bilderdijkstraat is druk. De van Hallstraat is druk en als ik de Haarlemmerweg in richting van de skeletten van het oude ING gebouw bekijk, zie ik ook alleen stromen fietsers aankomen, en nog veel meer mensen op de stoep. Laat ik maar door het park gaan, denk ik. Tot aan het spoor, dan bereik ik snel een terrein waar minder mensen zijn. Ik wil de Randweg A5 bekijken.
Ook het in park zijn veel te veel mensen. Het fietspad is afgezet, omdat iemand bedacht heeft dat juist hier de buizen voor de stadsverwarming moeten liggen. Er wordt nog steeds gewerkt. De weg ligt open, alle paden zijn afgezet. Regelmatig komen groepjes mensen, vaak met kinderwagens of fietsen achter de afrastering van het smalle pad vandaan. Veel last heb ik er niet van. Ik kan van hieruit tamelijk rechtstreeks, het pad tussen de schooltuinen en het kleine moeras bereiken, waaraan een wilde kinderboerderij gelegen is. Kinderen met vegen op hun broek en hun gezicht staan met kleine stepjes op het pad. Ouders kruipen door het moeras waarin ze bruggen en speeltoestellen hebben gebouwd. Dan het pad onder de spoorweg door in de richting van begraafplaats Sint Barbara. Er vlak achter ligt een brede weg die het centrum van de stad met het bedrijvengebied verbind.
Ik loop door tot aan de brede weg met wegdelen die door een stuk groen en bomen van elkaar gescheiden zijn. Het is geen snelweg, maar breed genoeg om er snel met motor en SUV te rijden. Ik kan niet meteen zien of er een voetpad langs het fietspad ligt. Even verderop zal dat er zijn, dus ik waag de gok en loop door. Het is zonnig, windstil en herfst. Ik heb zelden zo’n huiveringwekkende stilte gezien. De auto’s rijden langs alsof ze niets in de gaten hebben. In die kooi van Faraday ben je immers veilig. De bomen zijn bijna kaal. Een ginko met geel blad. Slank en spits naar boven. Er valt een blad loodrecht naar beneden. Mijn wangen doen pijn van de droge lucht.
Recht voor me uit de uiterste rand van het bebouwde gebied rond Station Sloterdijk. Rechts van mij in de verte een laatste stukje metro. Voor mij een kom van gebouwen. Blauw en vol scheluw, ondanks het gewalste glas. Er zijn namelijk zoveel ramen dat ze toch een menselijke ritme vormen. Aan de uiterste bovenrand de A10, en rechts daarvan een afrit die sloom het talud afloopt. De witte strepen en pijlen vormen van onderaf gezien een merkwaardig maar helder patroon.
Eenmaal de A10 voorbij, het viaduct genomen, is de wereld roodachtig, roze. De zon komt van rechts en weerkaatst in de ramen die nu oranje zijn. Misschien is er goud in het glas verwerkt, zoals ooit bij het Shellgebouw aan het IJ het geval was. Een volgend gebouw is leverkleurig. Het past heel goed bij elkaar. Ik bevind me nu in de krater van gebouwen. De sfeer is veilig en intiem. Grote wanden van baksteen. Kleinere taluds met wit geglazuurde stenen voorzien. Straks volgt het gebouw van de Telegraaf. Onder de spoorweg door. Onder de sporen van de Metro en dan de brede A5 die hier naar de Coentunnel leidt en samensmelt met de A10.
Ik volg de weg op de hoge pilaren in de richting van de havenbekkens. Het beton is wit en schoon. De zon komt nu van links en wordt met regelmatige pozen door de dikke pilaren waarop de snelweg rust onderbroken. Ik loop rechts van de weg. Zie aan mijn linkerhand eerst de pilaren van de randweg op het gras en in de verte de weg voor de auto’s. Het verkeer raast met veel gebulder voorbij. Gebulder van boven waar een motor versneld en onzichtbaar zeker meer dan 150 kilometer per uur wil rijden – ze klinkt het althans. Wat auto’s en motoren op de weg op mijn niveau. Gekleed in zwart leer. Die rijden lang niet zo snel. Ik kijk naar boven en kan de auto’s niet zien. Zie alleen in de kunstoffen rand langs de weg een schaduw voorbij snellen. Het geruis klinkt onophoudelijk en stopt geen enkel moment. Ik kijk rechts van mij de havenbekkens in en ga niet naar het uitkijkpunt, maar steek over en kan van daaruit in de richting van Geuzenveld gaan. Heb de randweg A5 precies daar verlaten, waar ik toen ik naar IJmuiden fietste het gebied inging. Omdat de zon om toen voor vijf al onder is, durf ik het havengebied niet in te gaan. Een volgende keer loop ik van hieruit naar Halfweg en terug.
Ik zie het CBR, loop op de brede weg in de richting van Geuzenveld. Burgemeester de Vluchtlaan die via de rotonde aan de Haarlemmerweg te bereiken is. Ik kijk met een zeker plezier naar al die kleine flatjes. Ze bezorgen me om een mij volstrek onbekende reden een aangenaam gevoel, heimwee, en vooral schoonheid, zuiverheid misschien. Ik kijk naar de perzikkleurige balkons en de grijze muren. Groet vriendelijk de mensen die me tegemoet komen. In mijn rug gaat de zon langzaam onder. De kale takken werken inmiddels grafisch. Zwarte lijnen, warrige tralies aan het zwerk, dat oranje is en langzaam heel donker blauw kleurt.
De Burgemeester de Vluchtlaan is druk. Er wordt groente en fruit op straat verkocht. Voor de supermarkt staat een man die de Daklozenkrant verkoopt. Hoewel ik de drukte wil mijden, loop ik met plezier over straat. Straks ga ik rechts, dan loop ik langs het water en bots ik vanzelf weer tegen de A10 aan. Daar waar ik rechts ga staan bomen. Veel. Vijf rijeen. Drie aan mijn linkerhand, twee aan mijn rechter. Met de vreugde der herkenning loop ik nu tegen het rode fietspad aan waar ook vijf rijen bomen staan, moerascipressen nu. Jong en langzaam bruinend, meniekleurig, oranje. Zij verliezen inmiddels al bij hun naalden. Ik loop langs het water tot aan de vreemde witte nieuwe flats, waarvan ik maar niet weet of ik ze mooi of lelijk vind. De kinderspeelrekken die ervoor zijn gebouwd, bevestigen het idee van de ontwerper. Kleurige kleine huizen in de lucht. Er speelt een kind in een van die huizen de vader is er bij.
“Ik heb een open keuken”, hoor ik het meisje zeggen.
“Een wat?”
‘’Een open keuken..”
“En wat nog meer”. vraag de vader?
Later hoor ik in het donker op een fietsbrug een dergelijke dialoog.
“Ik denk nog steeds dat hij ADHD heeft”, zegt de vrouw op de fiets.
“Is ADHD dan niet hetzelfde als Asperger?”
De jongen met baard en bril fietst snel voorbij.
Vanaf de rijtje witte flats, met de kleurrijke kinderhuisjes aan het water, loop ik binnendoor naar de plek waar je de A10 kan oversteken. Het is inmiddels helemaal donker. Er is een niet al te ernstig auto-ongeluk gebeurt. Een klein donkere auto heeft een flinke deuk, daar waar de koplampen zitten. De eigenaar staat ernaast, verborgen achter de agenten. Ik tel. Vijf auto’s. Ruim. Een soort busje en ongeveer 12 agenten. Elf blonde, witte mannen van mijn leeftijd en een vrouw, die staat te flirten en zich verveeld. De gele tekens op hun marine blauwe kostuums lichten op. Als ik even verderop naar de snelweg kijk zie ik veel kleuren rood en zwart. Het rood van lichtende borden. Het rood van autolicht. Het is nacht. Pas als ik verder loop de stad in zal het ook even stil zijn. Het geluid van de snelweg gedempt. En Route 133.