127.

Marc Nagtzaam 32

Marc Nagtzaam,  Zeichnungen / An Index of Notes / Jpeg / Variable dimensions / 2019 – ongoing

 

Dinsdag, 20 oktober 2020

Gisteren heel nat in het Vondelpark. Het had ´s nachts geregend. Een rommelend vol geruis dat aanvankelijk op een naderend vliegtuig leek, maar gaande weg in getik op het dak zou eindigen. Gegorgel in de goot. Het  water heeft veel rond geel blad van de bomen gerukt en lag nu op de fietspaden en de wandelpaden. Bij de scheve platanen dwarrelde het in een rustig tempo naar beneden, en even verderop, bij de PieterCalandlaan, voorbij het vierkante water, minderde ik mijn vaart uit angst om met mijn banden over de dikke bladerlaag uit te glijden. Lafaard!

Koud en grijs. Nat en vochtig. De flats bij het vierkante water, aan de overkant van de A10 zijn grijs en massief. Ze ogen kleiner in de natte grijze lucht dan als het helder is. Het glas spiegelt blauw en heeft nu een duidelijke eigen materialiteit, geen blauw als de hemel dus. De rode steen van de drie dikke dames met de koperoxidegroene hoed harmonieert met herfstblad aan de bomen. Ze zijn aards vandaag denk ik in het voorbij fietsen. Aards en compact.

Op mijn pad veel mensen van de gemeente gezien, die groot vuil ophalen, die het blad wegvegen en de vuilnisbakken legen. Eén grote open wagen voor de meubels, de planken, het witgoed – en porseleinen wc-potten, zoals er al een paar dagen een tussen de fietsen ligt op mijn route van huis naar huis; meerder kleinere karren die ik nog niet precies kan onderscheiden. Ik doe mijn best. De mannen dragen meestal reflecterende oranje hessen. Ze kijken niet op of om.

Ook vandaag regent het en is het grijs. Als ik naar de bomen buiten kijk, recht tegenover mijn werktafel buiten, staan ze vol en zachtjes wuivend tegen de massieve grijze lucht. Zondagavond had ik ook gekeken. Het was prachtig omdat de dag heel helder en zonnig eindigde. Zonnig wil in dit geval zeggen, eerst blauwe lucht en heldergeel blad aan de hoge berk, groen met bruine randen aan de esdoorn, dan plotseling met een rode gloed. De zon verdwijnt als vrij vroeg achter de daken van de huizen, rechts van mij. Na het blauw en de heldere stilte, een roze gloed die het geel nog geler maakt en een hele hoge lucht doet verschijnen.

Een heel klein stukje wilg aan de linkerkant van mijn raam. Die is dit jaar gesnoeid en er bleef slechts een stam met wat blad als Beatle-haar. Nu de zomer voorbij is zijn de takken al weer wat langer en verschijnt de wilg heel langzaam weer in mijn beeld.

Na lang aarzelen toch weer gaan lezen. Bijkomen van een tandarts-avontuur was de juiste trigger en smoes om dat te doen. Philipe Descola opgepakt. In het eerste hoofdstuk laat hij zien dat overal op de wereld anders met de scheiding natuur en cultuur wordt omgegaan dan in het Westen. Zo komen er Indianen uit het Amazonegebied voorbij, uit Noord-Amerika, dan het NoordPoolgebied, Siberisch, Azië en vervolgens komen India en Afrika. Het is goed dat ik Jacques Le Goff heb gelezen, want ik kan nu wat nadenken over een vergelijk ten tijde van de volksverhuizingen en de vroege Middeleeuwen. Het vergelijk met de 16e eeuw en laten voldeed niet helemaal.

Ik lees zorgvuldiger en onthoudt meer, denk aan de lezing van Descola waarin hij uitlegt wat hij van Claude Lévi-Strauss overnam. Niet alleen het denken in classificaties en taxonomieën, vooral een beeld van wat de ‘transformatie’ zou kunnen zijn die zo belangrijk is in het denken van Lévi-Strauss.  Descola zet dat begrip naar zijn hand, en dát vormt een van de fundamenten van zijn werk. De transformatie bij Lévi-Strauss lijkt op toveren; steeds dezelfde sociale structuren op verschillend terrein, op het gebied van de verwantschap; op het gebied van de dieren en de planten die gejaagd, verbouwd en gegeten worden; op het gebied van de religie; et cetera. Het structureert de samenleving. Maar hoe? Waarom? Descola benadrukt niet zo zeer de structuur, maar het gegeven dat zulke categoriseringen dan relatief zijn. niet vast staan, maar steeds veranderen. Het gaat bij de classificatie niet om de intrinsieke waarden van de verschillende objecten (subjecten) maar om de manier waarop zij zich ten opzichte van elkaar verhouden. Dat wordt zijn uitgangspunt voor een cultureel vergelijk.

Er zijn meerdere redenen waarom ik Descola herlees. De eerste heeft te maken met mijn beschrijvingen van wandelen en wenden. Als ik nadenk over mijn routebeschrijvingen kom ik op een punt dat het besef dat Natuur/Landschap/Omgeving in zeker opzicht hetzelfde ding zijn. Dat is een belangrijk gegeven. Vandaaruit is mijn eigen standspunt te begrijpen. Het feit dat ik ook object ben. Een ding. Gewoon dingen tussen alle andere dingen die ik beschrijf of ze nu van de mensen, van de dieren of de planten zijn.

De andere reden heeft te maken met een vage gedachte die het fundament vormt van mijn vuil / begraafplaatsen stukken / project. Cradle to Cradle. Als je nadenkt over grofvuil is het tamelijk vreemd dat iets wat ’s avonds nog in je huiskamer, keuken of slaapkamer stond, lag, was opgeborgen, de volgende dag als VUIL bestempeld wordt. Vuil of afval, wat mag dat zijn. Als je ziet hoeveel verschillende gemeentediensten wij hebben, wordt ook duidelijk hoe veel ‘soorten’ vuil je hebt. Sinds we steeds meer over duurzaamheid spreken, wordt dat vuil geordend op grond van verwerking (en de mogelijkheden van hergebruik): chemisch afval, witgoed, baterijen, glas, papier, plastic, tuinafval en ‘restafval’.  Het zullen er vast meer zijn.

Wat zou er gebeuren als je op een andere manier classificeert? Naar gebruik, in plaats van naar verwerking en hergebruik? Naar menselijke activiteit in plaats van naar verwerkingsproces: Slaapkamer afval, etensresten, bouwresten … De gedachte is nog lang niet uitgewerkt, maar ik denk dat het belangrijk is om anders over vuil te denken, zodat niet alles vuil is zodra het over de drempel van je huis op straat werd gedragen.

Wat Descola schrijft over de manier waarop planten en dieren in sociale relaties worden ondergebracht – prooi die tot de aangetrouwde familie van jagers hoort, veldvruchten die als de kinderen van hun vrouwen zijn; Dieren, planten en objecten die evenals mensen een ziel hebben – is een schudden met de categorieën. Misschien moeten we vuil op dezelfde manier behandelen. Ik bedoel, thuis heeft die tafel nog een ziel, bepaalt ze de atmosfeer, doet ze je aan je moeder denken; eenmaal op straat is het een willekeurige plank met vier metalen onderdelen die de poten hebben gevormd. Cradle to Cradle. Als vuil een ziel zou hebben, dan zou je het ten grave moeten dragen. Afscheid nemen, herinneren, vieren. Cremeren en terugbrengen naar de plek waar het vandaan komt, of graag had willen zijn. Een soort omkering van Soylent Green. Descola laat zien dat je al jager al snel beticht wordt van kannibalisme als je een dier met een ziel doodt en eet. Er zijn handelingen nodig om zo’n daad te neutraliseren. En Route 128.

 

EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index
top of page