Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78 x 114 cm.
Zaterdag, 8 augustus 2020
Zondag, 9 augustus 2020
Het is warm. Door de aanhoudende hitte lijkt het park oud, stoffig. Het verliest aan glans. Niet fris. Wel hier en daar koel in de schaduw. Juist omdat het zo heet is waardeer je ieder temperatuurverschil. Kleine witte wolken die de hemel bedekken, geen zon direct op je huid. Minimale luchtverplaatsing, genoeg om het zweet te doen verdampen.
Op zaterdag een kronkeltour door het Vondelpark. Aandacht voor de andere bezoekers. Natuurlijk: de rokken van de treurwilgen, al bijna op instorten. De zoom rust op het doodstille water. Zwart, traag met een dun vlies van pluizen. Verrotting, alsof het water niet meer vloeibaar is, maar taai en massief. Giftig waarschijnlijk. Het stinkt.
Nogmaals de moerascipressen tellend: Een eerste als ik langs de Vondelberg gelopen ben, en aan het water sta. Een stuk op zeven schaduwrijk. Een tweede ter hoogte van het Groot Melkhuis en de tennisbaan. Daar kruizen de verhardde paden van het park. Je kunt tussendoor, ook op de fiets, over de grens tussen het oude en het nieuwe park. Een derde bij het hondenveld, waar je door de bomen heen een uiterste grens van het park ziet. Een stuk of tien omdat ze er ook jonge bomen hebben neergezet. Nog niet zo hoog de stam. Vlakbij de legerbroekenlaan, met de schuine platanen, hun puzzelstukken schors en de snipperende schaduw. Op de vierde plek zitten de mensen op de kale grond. De wortels zijn al zo groot dat er geen gras of kruiden meer groeien willen. De plukjes moerascipressen vormen een belangrijk onderdeel van de parkstructuur.
Dan de meren, de plassen, het water en moeras. De meeste vijvers vormgegeven. Rond en volop begroeid aan de randen. Veel hangende treurwilgen en bijna uitgebloeide wilgenroosjes in grote trossen bijeen, soms door valeriaan onderbroken. Alles romantisch en vol. Onderbroken door de glinsterende, niet al te wilde fonteinen. Eén grote hoge in de centrale vijver. Drie op een rij in de vijver achter de rozentuin. Iets uit de jaren 30, honingraad vormige bakken. Vooral het bosje van rode beuken is heel mooi. Het staat vol en donker in het groen. Diepe contrasten en een schaduwrijke ruimte tussen de stammen onder het donkere bladerdek. Het rozenblad, fris en verdroogd, de rijke groene bladeren van hoge populieren. Alles glinstert. Misschien wat vermoeid.
De negentiende-eeuwse bruggen met zwart ijzeren guirlandes. Ze horen bij de twee andere relicten uit de negentiende eeuw, de berg met het beeld van Vondel en de muziek kapel, een kleine ijzeren kapel die midden in het water ligt, vlak bij dat nieuwe ding. Ze worden gevierd door cirkelvormige borders, de enige in het park. Alles nu vol in bloei.
Ik zoek een plek om te zitten. Niet bij het Blauwe Theehuis naast het Openlucht theater. Vandaag te druk. Bovendien wil ik niet drinken. Dus loop ik door totdat ik een plek aan het water op een bankje vind. Octavio Paz, Marcel Duchamp. Een prachtig vormgegeven boekje en een klassieke tekst. Ik raak opnieuw in de ban van Duchamp, lees het een ander over de rotoreliefs, en Anemic-Cinema het project dat hij samen met Manray ontwikkelde. Spirolen, Spiralen.
Naast mij zitten twee jongetjes en drinken wat. De kleinste heeft skeelers aan.
Er komt een man uit de struiken tegenover ons. Met een fiets met dikke banden en een grote hond.
Mister Jackson, Hierrrr!
Vrolijk hobbel-rent het dier naar zijn meester. Grote roze tong uit reusachtige rimpelbek. Open ogen boven bek, een grijns die niet ophoudt.
De man plaatst zijn fiets tegen een boom en haalt wat spullen uit zijn tas: een blauw plastic werptuig, een legergroen vest met vakjes. Het oogt militairistisch.
Pootje, Hierrr.
Pootje.
Hij probeert het enthousiaste dier in het vest te hijsen.
Hond stapt met korte poten in een armsgat en stapt er weer uit.
Kijkt hijgend en vragend naar boven.
Naast me hebben de jongetjes ruzie gekregen.
Je liegt, schreeuwt het jongste kind. Je liegt het is niet waar. Als je weg gaat blijf je weg. Misschien wel drie uur.
Niet waar zegt het oudere. Ik ga maar even weg. Ik ga wat te drinken halen.
Je liegt! Zij stem is hoog en slaat over. We hebben toch al te drinken!
Okay als ik langer weg ben dan een kwartier dan mag je naar huis.
De oudere broer beent weg. Naar andere jongens. Naar de joints en de meisjes, vermoed ik.
Het achtergelaten kleine broertje zit een tijdje rechtop.
Hangt op de bank en ligt. Zijn skeelers in mijn richting.
Trekt zijn skeelers uit.
De man en de hond zijn nog steeds bezig. Het beest draagt zijn vest en springt het water in, de bal achterna.
Het water is hier smal. Hooguit een meter of drie. Dan volgt het hoge riet.
Man gooit. Hond springt, komt nat uit het water en de man trekt het vest weer recht.
Sprong en gooien worden herhaald.
Het jongetje kijkt naar de scene.
Mister Jackson zwemt en haalt zijn balletje op.
Het jongetje staat op en kijkt, een beetje schuw en verlangend.
Dan mag hij met het plastic ding de bal in het water werpen.
Hij is blij en streelt de dikke kop.
Waarom heeft je hond een vest aan, vraag ik?
Voor de zekerheid?
Het baasje kijkt me aan.
Hij kan goed zwemmen, genetisch zegt hij: Zo geef ik hem zelfvertrouwen.
De jongen speelt met de hond.
De eigenaar kijkt toe.
De man naast mij drinkt.
Muziek in het openluchttheater.
Een jongen die danst op Johnnie be good. Hij lacht en maakt rondjes.
Surinaamse muziek in het straatje bij het beeld van Kerwin Duinmeijer.
Ouders met kinderen. Een meisje van vier die tegen de rug van haar vader leunt. Moeder ligt op het kleed vlakbij. En Route 110.