Het Fluïde Tijdperk, Atte Jongstra
Summershow 2017 Amsterdam Noord, Eva Klee, Tillmann Meyer-Faje
Denk aan het Schip, een drijvende ruimte, plaatsloze plaats die in zichzelf, op zichzelf leeft en tegelijk in de oneindige oceaan balanceert, en toch haven na haven, overslag na overslag, bordeel na bordeel helemaal naar de koloniën gaat, op zoek naar de meest kostbare dingen, verborgen in tuinen. Dan zal je begrijpen waarom het niet alleen en vanzelfsprekend het belangrijkste middel van economische groei is (waarop ik hier verder niet inga), maar voor onze beschaving ook het grootste domein van de verbeelding, van de zestiende eeuw tot nu. Het schip is de heterotopie bij uitstek. In beschavingen waar ze niet zijn drogen dromen op, worden avonturen vervangen door spionage en kapers door politie.
Michel Foucault, in Des espaces autres, Hétérotpies, oorspronkelijk uitgesproken op een conferentie van de Cercle d’etudes Architecturales, Tunesië 14 maart 1987
Ik ben het nummer van Kunstwordtterugkunst van Florette Dijkstra speciaal gaan halen bij Wineke Gartz. Een prettig eigenwijs klein kunsttijdschrift. [1] Er staat een artikel in over Wineke Gartz die ik bewonder om haar radicale, 100 procent eerlijke film-fotoperformances. Daarnaast vond ik bovenstaand citaat van Michel Foucault.Ik ben bezig met een wat langere tekst en lees veel, ook Foucault, maar het begrip Heterotropie had ik tot nu toe vermeden. Ik kende het wel – vaag – maar wou er niet helemaal aan. Wat kan het meer zijn dat een wat merkwaardig abstractie, die plek waar veel kennis en ervaringen uit verschillende tijden bijeenkomen, die nieuwe wat duistere variant van de utopie. Gelukkig was de basistekst die werd uitgesproken op het architectuur congres in Tunesië in het Frans en in Engelse vertaling op internet te vinden. Foucault somt er een lijst van eigenschappen in op waar een heterotropie aan moet voldoen.
Rustig bekeken en nagedacht. Veel overeenkomsten met zaken die ik ken uit de antropologie. Plekken die ‘liminal’ en ‘betwixt and between’ zijn, plaatsen waar bemiddelaars functioneren in persoon of overdrachtelijk. Boven-, onder- en tussenwerelden worden er met elkaar verbonden. Mensen communiceren er met goden, geesten en voorouders. Victor Turner was de antropoloog die de begrippen ‘liminal’ en ‘betwixt and between’ introduceerde. Hij duidt er tussen-momenten mee aan, de momenten tijdens rituelen waarin een transformatie plaatsvindt. Het moment van transformatie is ambivalent, een maatschappelijk ‘niets’, vandaar dat er omkeringen plaats kunnen vinden. Wat heilig is wordt sacraal, wat sacraal is heilig. Zoals nabij de poort naar het parallelle universum om in sciencefiction-taal te spreken, een glorieus moment dat ook beangstigend en monsterlijk is.
Ik neem het rode licht in Howard Phillip Lovecrafts ‘de Loerende Angst‘ uit 1922 als voorbeeld, een verhaal over een bezoek aan ‘Tempest Mountain’, een berg waar een loerende angst voortdurend aanwezig is. In de loop van het verhaal zal blijken dat heden en verleden er nog steeds verbonden zijn. Hoe, blijkt aan het slot:
(…) Het ene oog was blauw, het andere bruin. Het waren ongelijke Martense-ogen uit de oude legenden en ik besefte in een overstelpend cataclysme van stomme gruwel wat er van die verdwenen familie was geworden, het vreselijke en door de donder bezeten huis Martense. [2]
Als ik de kleine figuren zie die men Aklama pleegt te noemen, houten figuurtjes van een centimeter of 20 hoog van de Ewe en Dangme uit Zuidoost Ghana en Togo, moet ik ook aan deze beschrijving denken. Het feit dat de ene helft van hun lichaam rood en de andere vaak wit is, zou op zo’n ambivalente tussenposities en navenante rol kunnen duiden. Ook het gegeven dat zij vaak armen en benen missen kan zo worden verklaard. Ik stel me voor dat wat je ziet hier op aarde is en wat je niet ziet elders. Ik kijk en vul aan zoals ik soms ook met de wassende maan doe die, als ik met mijn ogen knipper, rond is. De hulpgeesten zijn kortom niet gehandicapt zoals sommige wetenschappers schijnen te denken maar compleet, alleen even niet volledig hier – ook elders.
Foucault zet de antropologische informatie naar zijn hand en probeert in het kader van de westerse samenleving werelden met elkaar in contact te laten komen. Een heterotropie wordt een plek van bezinning en vernieuwing, hoewel je het nooit zeker weet. Het monsterlijke, dat wat ambivalent of hybride is, is altijd in de buurt. In dat opzicht staat het begrip dicht bij de beeldende kunst. Ook kunst heeft in allerlei opzichten een verbindende functie. Foucault wist dat, hoewel de beeldende kunst in zijn werk zelden het hoofdthema is. De manier waarop hij in zijn cultuurfilosofische verhandelingen voorbeelden uit de kunst gebruikt, verraadt hem echter. Denk aan Las Meninas van Velasquez, De Chinese Encyclopedie van Borges en de verwijzingen naar De Sade in Les Mots et les Choses.
Ik ben ook om een andere reden in het citaat van Foucault geïnteresseerd. Het betreft een schip, en ook schepen houden me bezig.
Eva Klee: hier woon ik (met dank aan Francis Boeske)
Het schip is een belangrijk literair en cultuurhistorisch motief, een van de belangrijkste. Denk aan de Odyssee, Lucianus (Ware Verhalen), Moby Dick en Roemruchte Daden en Opvattingen van Dr. Faustroll, maar ook aan de zeevaart, het avontuur, het kolonialisme et cetera. Naast de magiër/alchemist en latere wetenschapper Faust is het schip het belangrijkste motief van de Europese en westerse cultuur. Qua betekenis zo breed en vol, dat je er eigenlijk niets mee aan kan, en toch: die combinatie van Faust en zeevaart is waar ik over schrijven wil. Het heeft alles te maken met Dr. Faustroll van Alfred Jarry. Ik vaar weg in een boot die een zeef is en doe de meest merkwaardige en schilderachtige eilanden aan.
Ware Verhalen, heterotropieën: Het eiland van Stanley Brouwn, stapvoets voorwaarts, gemetert de wereld rond. Het eiland van Bas van den Hurk, vol vaderlijke dromen in wolken van met water aangelengde verf. Niet het eiland krijgt kleur, maar het water erom heen, zoals die kwelder op Texel die vanwege de droogte, het zout en de algen knalroze kleurt. Het eiland van Just Quist, die enorm Loki, die met hamers en vuur zijn wandwerken smeedt, en enkele gedichten voor Marc Nagtzaam. De reislust van Dr. Faustroll kent geen grenzen.
Ik lees Het Fluïde Tijdperk van Atte Jongstra, erkend pataphysicus. Ook in zijn werk komen schepen voor, hoewel hij zich zoals uit de titel van die laatste essay-roman blijkt op dit moment meer op water richt. Hij denkt niet aan het vehikel maar aan het spul dat schepen draagt, mensen verslindt en monsters herbergt, aan de materie eigenlijk die de boven- en de onderwereld verbindt. Hij vraagt zich af hoe de mens gedragen wordt en verknoopt in zijn boek kunst met identiteit, ondernemerschap en verzet. Bij identiteit denkt hij aan verandering, zoals het water dat zich aanpast aan de vaas even vierkant als rond kan zijn, zoals het schip van Theseus. De laatste een mythologische figuur die op de vlucht besluit om iedere dag één plank in zijn schip te vervangen zodat het niet zal rotten. Is het schip als iedere plank vervangen is nog steeds het zelfde schip, luidt de bijpassende vraag?
Ook uit latere hoofdstukken blijkt hoezeer het watervlugge stromen van tijd en associaties zijn denken en schrijven beheersen. Jongstra vertelt daar over de Groningse hoogleraar in emeritaat, Auke van de Woud en de Schotse hoogleraar en essayist Tim Ingold. Ingold laat hem zien hoezeer het leven bewegen is, een beweging die een prachtig sociaal weefsel doet ontstaan. Van der Woud schetst het ontstaan van Nederland in een groeiende verdichting van allerlei vormen van infrastructuur, van kanalen tot riolen en autowegen. Hoewel water alleen in kanalen en riolen stroomt, is ook asfalt een drager. Maar je ziet het probleem meteen, asfalt geeft zelden mee. Het scheidt. Igold schrijft in Lines over het verschil tussen ‘transport’ – in een rechte lijn van a. naar b. – en ‘wayfaring’, wat ‘zwerven’ of in het geval van rivieren ‘meanderen’ betekent: een willekeurig, kronkelend bewegen dat zich niet vast laat leggen. De fluïde beweging van Jongstra’s gedachten komt aan dit kronkelen tegemoet.
Als ik de Summershow 2017 Amsterdam Noord in Nieuw Dakota bekijk zie ik daar werk van twee kunstenaars die helemaal niets met elkaar te maken hebben, maar mijn gedachten wel kunnen illustreren. Ze werken beide in klei, dat is toeval. Ze zijn beiden in beweging en beweeglijkheid geïnteresseerd, wat waarschijnlijk geen toeval is. Ik denk aan het werk van Eva Klee en dat van Tillman Meyer-Faye.
supertanker, steengoed, 2016, foto: Ad van Lieshout
Eerst het werk van Eva Klee waarin identiteit een grote rol speelt. Ze drukt zich uit in behuizingen van klei. Hier Woon Ik luidt de titel van een van de series die zij maakte. Het is eenvoudig, maar fascinerend werk. Wat Klee maakt zijn huizen, vazen, hulzen, onderkomens die echter geen nadruk leggen op hun statische aanwezigheid, maar op wat zo nu en dan naar buiten gaat en weer thuis komt. Wat de ene keer aanwezig is en de andere keer als je toevallig langs komt lekker niet: De bewoner. Het is opvallend hoe vaak er in het werk van Eva Klee niemand thuis lijkt te zijn. Afwezig, maar niet uitsluitend in een droeve, melancholieke betekenis. Het idee dat de huizen leeg zijn, heeft ook een positieve connotatie: de bewoner is eventjes elders, droomt, is op reis, maar komt terug.
Dan het werk van Tilmann Meyer-Faje die allerlei constructies maakt uit klei en enorme schepen en tankers van klei fabriceert. Ik had er al afbeeldingen van gezien, wat mijn enthousiasme niet dempt. Daar ligt-ie dan die enorme boot, die klei geworden heterotropie! Een varende flatgebouw dat de vloeibaarheid van het leven zal trotseren.
SummerShow Amsterdam Noord │met Eva Klee en Tilmann Meyer-Faje e.a.│02.07-30-07.2017
Het Fluïde Tijdperk │Atte Jongstra │De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2017, ISBN 9789029511728 / 284p.
[1] Kunstwordtterugkunst, nr. 7, 2014 / Concept, Realisatie en Redactie, Florette Dijkstra
[2] Howard Phillips Lovecraft, Fantastische Verhalen 1922-1926, uitgeverij Voltaire 2009, pag. 87