TOUCH
Sprekers: Bas van den Hurk, Just Quist
Gespreksleider: Arthur d’Ansembourg
Touch is the first event in a row of workshops and events preceding the annual exhibition:
Thinking Sense, 1.10-29.10.2016 featuring Bas van den Hurk, Just Quist, Johan Rijpma, Sema Bekirovic, Marc Nagtzaam, Esther Venrooy, Kok & Deiman, Margret Wibmer and more.
Curator: Saskia Monshouwer │Witteveen Visual Art Center│Konijnenstraat 16a, Amsterdam
Bas van den Hurk, zonder titel, verf op zijde, 2009
Just Quist, Untitled, (So You Are Friends With Camels) 2014
Vrijdagmiddag 29 mei 2015 vond de eerste studiemiddag plaats in het kader van Save the Loom. Twee kunstenaars, Bas van den Hurk en Just Quist, die beide abstract werk maken, spraken er over de invloed van de aanraking – ‘touch’, in hun werk. De organisatie had een aantal teksten geselecteerd die de leidraad vormende van het gesprek. Het betrof meerdere paragrafen uit Fenomenologie van de Waarneming van Merleau-Ponty uit 1945 en één hoofdstuk uit On Touching – Jean-Luc Nancy van Derrida uit 2005. Arthur d’Ansembourg zegt hierover: We are sensory beings. Talking about senses, what is the tactile quality in modern, abstract art? What role do our senses play in creating art?
Emily van Olden leidde de middag in: Touch gaat over aanraking. Dat sluit het werken op een computer niet uit. Van Olden die met het weefgetouw werkt, ziet paralellen tussen het weven en het werken met computers. Je zou het beheersen van de toetsen – en het contact met het scherm als een aanraking kunnen zien; en de relatie tussen de horizontale en verticale draden (schering en inslag) zou je als het grit van het scherm kunnen zien: Het heen en weer schieten van het schootje heeft dan overeenkomsten met de cursor. Er is sprake van analogieën, denk aan tekst en textuur. Het lichaam staat centraal in onze ervaringswereld. Denk aan Merleau-Ponty .
Just Quist bracht ‘Hijacking Karma # 2 (2014) mee en Bas van den Hurk koos een werk uit 2009. Hij schilderde voor dit werk met olieverf op oud roze satijn. Bevlekt bruidsjurken satijn naast glimmend plaatstaal. ‘the bride stripped bare by her bachelors, even’ schiet door mijn hoofd. Ik denk aan Marcel Duchamp: Kunst evoceert referenties, betekenissen en gevoelens. Het gesprek van die middag verliep via associaties. Er waren veel kunstenaars aanwezig. Zij leverden een bijdrage vanuit hun persoonlijke en professionele artistieke achtergrond. Opvallend was dat er eigenlijk niet naar antwoorden werd gezocht. Er werden eerder relevante vragen geformuleerd.
Kunst en Ambacht – toeval en beheersing
Bij het aftasten van vraag en thema beet Just Quist de spits af. Hij vertelde over zijn uiteenzettingen met het materiaal. In dit geval staal. Hij vertelde hoe hij als maker vaak een vermoeden heeft van wat er tijdens het werkproces zal gebeuren, ook als het gaat om het werken met staal. Je gebruikt je zintuigen, wat ook een vorm van denken is. Deze omgang met het materiaal is een vorm van kennis die echter niet volledig om beheersing draait. Er is altijd een element dat je niet beheersen kan.
Heidegger’s Poësis? vraagt Arthur d’Ansembourg zich af?
Wellicht, antwoordt Bas van den Hurk, maar als het over kunst gaat, heeft het ook iets te maken met loslaten: “Het organiseren van de gedachten betekent ook dat je de organisatie los moet laten. Door dringen tot kennis, betekent vaak ook dat je die kennis moet laten. Tijdens het creatieve proces moet je het denken ongedacht maken, de kennis die je hebt in zeker opzicht weer vergeten”
Voor Just Quist is de materialiteit van een kunstwerk iets wezenlijks. Hij raakte van deze gedachte doordrongen na het zien van de tentoonstelling ‘Rhododendron’ die in 2011 plaats vond in 139 in Amsterdam. “De werken in de tentoonstelling onderzochten elk op verschillende wijze hoe het materiële kunstobject zich verhoudt tot de complexe dematerialisaties die zich enerzijds aandienden vanuit de conceptuele kunst, anderzijds door virtualisering in een digitaal tijdperk.” Quist werd zich ervan bewust hoe belangrijk de materialiteit van een kunstwerk is. In de openingstekst ‘Werk in Uitvoering’ van filosoof Harmen Eijzinga gaan de werken van Quist een taalspel aan. Wat zij zeggen bevestigt hun aanwezigheid.
Postinternet kunst en weven
In het gesprek dat gevoerd wordt fungeert de computer als contrapunt. De vraag naar de rol van het lichaam en het functioneren van zintuigen en waarneming is geen neutrale vraag. Ze wordt gesteld in het licht van de ontwikkeling van technologie en wetenschap in de Westerse samenleving. Heidegger maakt bijvoorbeeld een onderscheid maakt tussen ‘vroege technologie’ die nog samenvalt / gebruik maakt van de (menselijke) natuur, zoals watermolens en weefgetouwen; en de moderne (hedendaagse) technologie die juist beheersend is.
Maar bestaat dit onderscheid tussen vroege en late technologieën echt? Zij de huidige digitale technologieën iets heel anders dan bijvoorbeeld de door windmolens aangedreven zaagmachines uit de 17e eeuw?
Sema Bekirovic vind van niet. Vanuit haar grote belangstelling voor wetenschap kiest zij voor een heel ander perspectief. In haar ogen gaat het vooral om de overdracht van energie, van warmte. Ze neemt bovendien letterlijk en figuurlijk afstand van het puur menselijke perspectief: Uiteindelijk zijn mensen niet veel anders dan objecten. Als je die grote afstand kiest is alles fysiek en is alles energie.
Armworstelen met Barbie en Ken
De opmerking van Sema Bekirovic is de aanleiding om verder na te denken en te spreken over de mogelijkheid om de wereld te kennen via de waarneming. Zintuiglijke waarnemingen kunnen heel bedrieglijk zijn. Sema Bekirovic spreekt over armworstelen met Barbie, als zij verwijst naar de bekende proef met de rubberen arm. Gebruikmakend van een spiegel, kan het brein soms een rubberen arm voor de eigen lichaamseigen arm aanzien. Dat mensen op een kunstmatige stimulans soms ‘echt’ reageren is duidelijk. Daarbij zou je ook kunnen denken aan Autonomous Sensory Meridian Response (ASMR) een fysiek aangenaam gevoel dat sommige mensen krijgen als ze simpele geluiden horen, zoals tikkende nagels. Maar het gezelschap gaat niet verder in op de vraag of mensen voldoende hebben aan een kunstmatige omgeving.
d’Ansembourgh voert het gezelschap terug naar Merleau-Ponty en de eenheid van het lichaam. Bas van den Hurk reageert. Hij vindt die eenheid belangrijk en hoopt dat hij haar met zijn werk kan bereiken. In de postmoderne filosofie wordt er meestal vanuit gegaan dat die eenheid niet meer bestaat. Mensen kunnen alleen deconstrueren en opnieuw samenstellen. Die optie is voor veel kunstenaars tegenwoordig niet meer voldoende. Just Quist richt zich intensief op de materialiteit van zijn werk. Bas van den Hurk doet iets dergelijks en hoopt dat zijn werk de eenheid kan herstellen. Hij hoopt dat hij met zijn kunst één verhaal kan vertellen. Kunst mag geen slachtoffer worden van de mechanismen van de (neo)kapitalistische samenleving, zoals die onder andere de Theodor W. Ardorno beschreven zijn – denk aan diens negatieve dialectiek. In dat kader raken idealisme en pragmatisme elkaar.
Conclusie
Van een consensus is geen sprake: Wel hebben alle aanwezigen vragen over de manier waarop contacten en verbindingen in de (neo)kapitalistische samenleving functioneren. Kunst kan misschien een rol spelen in het in stand houden van deze verbindingen. Dat is voor veel kunstenaars een belangrijke stimulans.
“Connections and contacts are disappearing in capitalism. Art can definitively create connections and contacts between people and throughout art. We still have a longing to be in contact and connected with each other because we perceive our physical existence as oneness.”
Teksten
Jacques Derrida On Touching – Jean-Luc Nancy, English transl. 2005, Standford University Press
§ 9. Tangent III, The Exorbitant, 2, “Crystallization for the impossible”: “Flesh,” and again “For example, my hand” pagina 183-215
Maurice Merleau-Ponty, Fenomenologie van de Waarneming, 2009, Uitgeverij Boom
Inleiding, hoofdstuk 1, § 3 De gewaarwording als onmiddellijk gevolg van een prikkel (pag.57-61)
Deel I, hoofdstuk 4, § 2 De eenheid van het lichaam en de eenheid van het kunstwerk (pag. 214-218)
Deel II, hoofdstuk 1, § 7 Het onderlinge contact tussen de zintuigen; het gewaarworden ‘vooraf gaand aan’ de zintuigen; De synesthesieën (Pag. 302-30)
Deel II, hoofdstuk 3, § 4 Het ding als norm van de waarneming; de existentiële eenheid van het ding; het ding is niet noodzakelijkwijs het object; het werkelijke als identiteit van alle gegevens in hun onderlinge samenhang en als identiteit van gegevens met hun zin (pag. 412-417)
Deel II, hoofdstuk 3, § 5 Het ding ‘voorafgaand aan’ de mens; het ding voorbij de antropologische predikaten doordat ik ‘naar de wereld’ ben (pag. 217-223)