Tilo Schulz: SODRÓDÁS / DRIFT , Kassák Múzeum, Budapest 2016
foto’s: József Rosta
Het Kassák Múzeum is een klein museum gevestigd in Óbuda, een kleine stad aan de Donau die bij de samenvoeging van Boedha en Pest tot Boedapest bij de hoofdstad werd ingelijfd. Het museum exploiteert en exploreert een collectie van het werk van de Hongaarse modernist Lajos Kassák (1887-1976). Deze kunstenaar mag in Nederland relatief onbekend zijn, in Duitsland, Oostenrijk en vooral in Hongarije leverde hij belangrijke bijdragen aan de ontwikkeling van de geometrisch abstracte kunst. Als schrijver en journalist, vormgever en beeldend kunstenaar dichtte en schilderde hij niet alleen, maar gaf hij tevens verschillende invloedrijke pamfletten en tijdschriften uit, zoals Ma (Vandaag) en Munka (Arbeid). Vanwege zijn productiviteit, optimisme en vele buitenlandse contacten was Kassáks werk een schakel in de ontwikkeling van de historische avant-garde. Hij stond in contact met vele andere avant-gardisten en verbond naast kunstenaars enkele historische perioden met elkaar.
De twintigste eeuw was vormend voor heel Europa. Maar Hongarije nam een eigen, tragische plek in. Als onderdeel van de Oostenrijks Hongaarse Dubbelmonarchie heerste het aan het begin van de twintigste eeuw over verre grenzen van het Habsburgse rijk, waarmee Hongarije veel land én problemen had. Gaandeweg vielen rijk en samenleving uiteen. Regiems en heersers volgden op elkaar, communistische en fascistische dictators die al dan niet onder Duitse of Russische auspiciën regeerden; Lajos Kassák maakte de wendingen mee en hield stand, al bracht hij enkele jaren in Wenen én later op het platteland van Hongarije in ballingschap door.
Met andere woorden, Lajos Kassák staat voor een markante levenshouding, een gegeven dat het museum ingezet voor een bijzonder programma. Het museum is meer dan de gebruikelijke ode aan een nationale artistieke held. Het is ook een onderzoeksinstituut dat aan de hand van Kassáks levensgeschiedenis verschillende (kunst)historische perioden met elkaar verbindt: Het experiment en de radicale vernieuwing van de historische avant-garde uit de vooroorlogse jaren met het politieke conceptualisme uit de jaren daarna; stromingen die in de landen van het voormalige Oostblok een eigen bijzondere rol spelen. Daarnaast wordt het historisch avant-gardisme van Kassák verbonden met het post-conceptuele onderzoek van hedendaagse kunstenaars. Als wij het museum bezoeken vindt er een opening plaats van een installatie van de Duitse kunstenaar en curator Tilo Schultz.
Tilo Schulz (1972, Leipzig) zet zich op een bijzondere manier met de klassieke schilderkunst uiteen. Hij maakt zaal- en museum-vullende installaties die de blik op schilderkunst moeten verruimen. Ik markeer dit laatste woord omdat het hier een dubbele betekenis heeft. Schulz verruimt de schilderkunst overdrachtelijk als hij de gelaagdheid ervan toont en benadrukt dat de betekenis verandert wanneer je van standpunt verschuift. Maar hij verruimt de schilderkunst ook letterlijk: hij maakt schilderijen ruimtelijk.
De uiteenzetting van Lajos Kassák en Tilo Schultz levert een bijzonder beeld op. De hele linkerhelft van de boven ruimte wordt in beslag genomen door een expositie over de publicaties van Kassák. Er wordt een zekere nadruk op de bijzondere typografie gelegd wat de presentatie bijzonder levendig maakt. Je ziet modernistische posters, een enkel schilderij en een blad waarop een genealogie van de verschillende Europese avant-garde tijdschriften te zien is en een blad met alle uitgaven van de romans in het Hongaars en in vertaling van Kassák staan afgebeeld. Tot mijn verbazing is er ook een Nederlandse vertaling bij. Zijn roman ‘Angyaföld’ (Engelenbuurt), gebaseerd op zijn jeugd in een arbeidersbuurt in Boedapest, werd in 1935 in het Nederlands vertaald en uitgegeven on de titel ‘Achterbuurt’. De roman werd vertaald door het Madelon Lulofs en László Székely, een Nederlands schrijfster en een Hongaarse planter die elkaar in Nederlands Indië hadden ontmoet en na een scandaleuze scheiding in Boedapest leefden. [1] Kassák publiceerde op zijn beurt een stuk uit Lulofs Roman in Munka.
De volledige rechterkant van het museum, die evenals de linker kant uit twee ruimtes bestaat die op een grote presentatieruimte bij de entree uitkomen, wordt gevuld met die ene installatie van Schultz. Een reeks van vijf grote schilderijen vormt het uitgangspunt. De reeks werd uiteengenomen en verbonden door een staketsel dat uit kale houten latten bestaat terug in de ruimte geplaatst. Sommige schilderijen staan op de gebruikelijke manier verticaal, parallel met de wand. Andere zijn horizontaal geplaatst, als een tafel. Langs de opengewerkte staketsels loop je door de ruimte. Soms kijk je door het houtwerk heen naar niets. Soms kijk je naar de achterkant van een schilderij: Daar staat op het linnen een kleine tekening van de reeks van vijf, zodat je je altijd bewust bent van het gegeven dat er ooit een complete reeks is geweest. De schilderijen zijn abstract. De schilder gebruikte enkele relatief koude kleuren blauw en geel, een combinatie die zoals bekend ook groenige tinten oplevert. Tussen de schilderijen staat in één van de ruimtes een plant met witte wilde bloemen op lange kronkelende stelen. “Een exoot en een pionier”, vertelt iemand mij: “Je vind ze in Hongarije alleen langs het spoor. Een van de museummedewerkers heeft de plant gisteren uitgegraven.”
Aan het uiterste einde van de installatie in ruimte twee bevinden zich twee monitoren. Op de ene monitor speelt een zwart-wit film van een roeiboot volgepakt met voorwerpen overspannen met zeil en touw. Het bootje vaart op rimpelend zwart water. Tegen de achtergrond bevind zich een moderne rechte kade. Op die kade staat een rij hedendaagse woonhuizen, ook recht en rechthoekig, als een ritmisch patroon, vertrouwd. (Op de website van Schulz vind ik een foto van een bootje dat lijkt op dat van de film, daar maakt het deel uit van een plafondinstallatie: Tied up and down, how to consider force a privilege / The Model, Sligo 2013). De tweede film bestaat uit beelden, close ups en fragmenten van de vijf schilderijen waaruit de installatie bestaat. Schulz vertelt foto’s de basis vormen. Hij vroeg aan bevriende documentaire makers om er een film van te maken.
Het is goed mogelijk om beide presentaties, de uitgaven van Kassák en de installatie van Tilo Schulz, als twee onafhankelijke presentaties te beleven. Maar de samenhang is ook interessant, als voorbeeld van de manier waarop het museum zich profileert en als een vingerwijzing naar de uiteenzettingen van hedendaagse kunstenaars met de geschiedenis. Zij refereren aan de interessante verhouding tussen het historisch avant-gardisme en hedendaagse kunst. Wat het museum betreft, laten beide exposities zien hoe je exposities met heel verschillende onderwerpen uit heel verschillende tijdsperioden met elkaar verbinden kunt. Er is niet zomaar sprake van een historische expositie. Het gaat zomaar over zijn leven en werk, maar over de consequenties van zijn experimenten met beeld en tekst. Wat Tilo Schulz betreft, laat zijn installatie zien hoezeer een jonge generatie kunstenaars gefascineerd zijn met het modernisme: Wat fundamentele esthetische vernieuwingen betreft. Als je de definitie van het historisch Avant-gardisme van F.Drijkoningen en J.Fontijn uit 1991 als uitgangspunt neemt, kan deze op het werk van Schulz van toepassing zijn. Zij definiëren avant-garde als een verzet tegen kunst die autonoom in een bepaald bestel functioneert. “De kunst zou uit het getto van de autonomie bevrijd moeten worden en een rol gaan spelen in de maatschappij” aldus een formulering van de Nederlandse Zsuzsa Vermesi in haar masterscriptie over Kassák. [2]
Ik wil niet zeggen dat Schulz Kassák letterlijk als voorbeeld neemt. Ik wil alleen wijzen op de overeenkomsten tussen het streven van eigentijdse kunstenaars en het historisch avant-gardisme. Beide willen kunst en samenleving te verbinden – van suprematisme tot social design. Beide zoeken naar een samenhang tussen esthetiek en ethiek en gaan ervan uit dat kunst de samenleving in beweging kan zetten. Kassák formuleert dergelijke ideeën het manifest ‘Beeldarchitectuur / Képarchitectura’ dat hij in 1922 in Ma publiceerde. Schulz heeft het over beweging in relatie tot zijn installatie:
“Ik wil met deze installatie laten zien hoe beelden een nieuwe betekenis kunnen krijgen als je ze vanuit een ander perspectief beziet. Geen enkel beeld heeft tegenwoordig nog een eenduidige betekenis. Bovendien is de beweging van groot belang. Die beweging suggereert ook een zeker tijdsverloop. De film waarmee de installatie besluit gaat ook daadwerkelijk over een andere focus, ritme en tijd.”
Ik vraag Schulz welke overeenkomsten hij zelf ziet tussen hem en Lajos Kassák.
“Eigenlijk kende ik de teksten van Lajos eerder dan zijn beeldende werk”, antwoordt hij: “En ik weet niet zeker of zijn beeldende werk mij daadwerkelijk inspireerde. Zijn persoonlijkheid in ieder geval wel. Er is zoals in mijn eigen oeuvre een complexe samenhang tussen tekst, beeld en organisatorisch werk zoals mijn curatorschap.”
[1] Gábor Pusztai, De ‘schrijfster van de Javaanse slaven’ De receptie van Madelon Székely-Lulofs in Hongarije. In: Indische Letteren, jaargang 25 (pag. 13)
[2] Zsuzsa Vermesi, MA Arts and Culture 2013-2014