#Salon d’Amour #Margret Wibmer
#Conversation Four: First Person Moving #RietWijnen
Gisteren bijzonder genoten van de voorstelling die Margret Wibmer organiseerde in Natlab, Eindhoven. Zoals gewoonlijk had ik geen duidelijk idee van wat er zou gebeuren. Ik ga zo’n avontuur inmiddels zomaar aan, stap in Amsterdam op de trein om te kijken wat zich in Eindhoven voordoet in een voorstelling die een vriendin bedacht en organiseerde. Had in dit geval een goed boek bij me – de biografie van Goethe door Rüdiger Safranski en een boterham met gehaktballen. Met boek op schoot geniet ik van een blikje bier; zo is ook de treinreis plezierig.
Natlab ligt niet ver van het station vandaan, vlak achter het PVV-voetbalstadion en ik heb thuis al besloten dat ik erheen zou lopen. Kan de busbaan volgen en loop in het donker tussen de lichtvervuiling door. Vooral het stationsplein is vreselijk. HO, HO, HO zegt een kerstman van namaak gloeilampen als je in het bereik van zijn sensoren komt. De matten van wit licht die de vijf verdiepingen hoge pilaren van de ingang van het een of ander winkelcentrum bedekken zijn oogverblindend. Heel even ben ik bang dat ik hoofdpijn zal krijgen van deze combinatie aan kitsch en vrouwelijke overmoed – wie gaat er nou alleen op stap? Maar als ik het brede zebrapad ben overgestoken en de weg langs de spoorbaan terug vervolg in de richting van het voetbalstadion is het al veel aangenamer: Donker met hier en daar wat verlichting. Ik stap lekker door. Langs het stadion met zijn merkwaardige architectuur en volkse kunst: realistische muurschilderingen van voetballers en hun fans, rood licht, wit licht en wild versierde snackwagens ergens in een garage afgeschermd met tralies. Langs gebouwen die ooit van Philips waren en standaard vrolijke nieuwbouw. Hoogbouw, zoals die nu in is, voorzien van gefreesde motieven in metaal en steen. Sinds dit computergestuurd kan worden gedaan, wordt alle nieuwbouw met Jip en Janneke-achtige motieven voorzien. Wordt Fiep Westendorp daarom op dit moment regelmatig in het zonnetje gezet? Haar op knipsels gebaseerde illustraties lijken zonder moeite mee op te gaan met de commerciële motieven van de HEMA en de nieuwe aan Edmund Burke en Biedermeier gerelateerde neoconservatieve moraal. Het is wel fijn schoon, dat wel. En ik stap dapper door en vraag de weg en kom in een heel gezellig en bijzonder warm Natlab aan.
De voorstelling verbaast me. Margret Wibmer is een charmante en gedecideerde gastvrouw. Het is de derde keer dat deze voorstelling wordt opgevoerd. Als ik en de anderen die samen het publiek vormen voor de deur van de zaal staan vertelt ze ons wat we moeten doen: “Jullie gaan zelf de voorstelling vormen.”
Ook de anderen niet weten wat ze te wachten staat, ze schrikken. Zelf doen?
“Je kiest een rol, bent lezer, of luisteraar. Een derde groep zit aan de kant en kan de zaal overzien. Ik raad jullie aan dit ook te doen. Het is een mooi gezicht. Als je luistert kan je een keuze maken of je dit mét of zonder masker op wilt doen. De lezer leest liefdesbrieven voor.”
In de foyer had ik in een vitrine al enkele boeken zien staan: De liefdesbrieven van François Mitterrand aan Anne, niet zo heel lang geleden verschenen, meen ik. De liefdes correspondentie van Ingeborg Bachman en Paul Celan, ook iets over gelezen in de krant en in de hal waar we als publiek wachten om de zaal in te gaan hangen briefteksten aan de muur. Ik lees. Iets in het Engels van John Cage.
De zaal die we binnengaan is donker. In het midden zijn twee aan twee comfortabele stoelen opgesteld. We krijgen een selectie brieven. Ik weet dat ik lezen wil, zoals ik ook weet dat wanneer ik zal moeten luisteren ik geen masker opzet (De meeste luisteraars zullen vóór het masker kiezen). Daar hou ik niet van. Waarom? Nooit van gehouden, liever met mijn eigen kop, ook tijdens Carnaval of een bijdrage aan een schooltheaterstuk. Liever mijn eigen stem. En ik verbaas me over mijn zelfverzekerdheid, dat ik zeker weet dat ik wil lezen. Ik krijg een gemaskerde toehoorder toegewezen en ga van start.
Het theater is donker. Links tegen de wand hangt een rij van de maskers die Margret heeft gemaakt. De zitjes worden aangelicht door spots.
Ik begin met een brief van Ingeborg Bachman aan Paul Celan en voel me volledig op mijn gemak. Bachman is een van mijn heldinnen. ‘Malina’ las ik in mijn beginnende studententijd, een complexe experimentele roman die voor mij een goed voorbeeld van vrouwelijk schrijven was. Bachman verwerkte muzieknotaties in het boek, maar het was vooral de literaire intensiteit van de beschreven liefdesrelatie, iets met een vader, een man en een vriend die me beviel. Haar liefdebrieven wil ik niet lezen, geen interesse in Paul Celan.
Ik blader verder en kom bij Hannah Arendt en Martin Heidegger uit.
“Vind je het erg als ik doorga naar de volgende reeks?” vraag ik mijn toehoorder. Zij vindt het best.
De brieven van Arendt en Heidegger zijn vreemd en ingewikkeld. Vanwege de Duitse grammatica, lange zinnen en ik kan niet altijd in één oogopslag zien waar het zal eindigen. Maar waarschijnlijk ook vanwege de filosofische belangstelling van beide en de hoogst merkwaardige aard van hun relatie. Toch lees ik alle drie de brieven, nieuwsgierig omdat ik er tijdens de avond naar aanleiding van werk van Hannah Arendt in de Balie over had gehoord. Wat wil die jonge vrouw met die oudere, ongetwijfeld niet al te knappe en getrouwde Heidegger? Wat wil die man van haar? Haar jeugd wellicht, haar intelligentie. Als je zijn brieven leest lijkt iets dergelijks het geval. Hij noemt zijn vrouw en de verfrissende en verjongende invloed die Arendt heeft op zijn leven en huwelijk. Arend noemt hem een distel, “Het kost veel moeite om een zilverdistel te vinden die even complex is als jij”, schrijft ze.
Zo nu en dan wordt het lezen onderbroken. Dan leest een van de twee acteurs, Marianna Maruyama of Jair Tchong, een stuk uit een brief. Het licht boven de stoelen is gedempt, een beetje roze. De spots verlichten nu het kleine podium waarop de twee acteurs gezeten zijn. Het is een aangenaam intermezzo, ook omdat de overgang – daadwerkelijk een transitie – begeleid wordt door muziek van Robert Poss. De New Yorkse componist maakte een soundscape die goed aansluit bij de enscenering.
Ik lees door. Een stukje Frida Kahlo en Diego Riviera, eenvoudig, poëtisch, expressief. En in het Frans, een taal die ik amper beheers, een klein stukje François Mitterrand.
Wat het meeste indruk op mij maakt is de brief van Joyce aan Nora Barnacle. Hij wil dat zij hem slaat. Schrijft over haar donkere stem. Voor een moment kijk ik naar de vrouw met het masker die tegenover mij zit. Toch ben ik meer bij mezelf en het lezen betrokken dan bij haar. De brief is bijzonder grappig, gaat voor de volle honderd procent over liefde, en over schrijven natuurlijk.
Dan is het uur dat de voorstelling duurt voorbij. Wat een enorm plezier heb ik beleefd, denk ik op weg naar huis. Ik stoor me zelfs niet meer aan de vreemde omgeving en het vreselijke kerstlicht. Het lezen heeft me vanavond veel genot gebracht. Genot, en ik denk aan Jan, omdat ik heel blij ben dat ik al twintig jaar een liefheb. En alle liefdesbrieven die ik lees, lijken voor hem geschreven. Allemaal.
Jan was naar het afscheid van Erik Bos in Den Haag. Ik had besloten niet te gaan, maar ben evenals Jan zeer onder de indruk van zijn snelle dood en vooral die stille, grote afwezigheid, waar we nu aan moeten wennen. Erik is zeven jaar ouder dan ik, maar toch een generatiegenoot. Van mij meer een kennis dan een vriend, maar dan wel één die kenmerkend en van doorslaggevend belang is voor mijn eigen ervaringen. Een ernstige vriend ook, een harde werker. En zo vermengt de ervaring van de liefdesbrieven zich met mijn ervaringen van dood. Van dode mensen. Dode vrienden die ik vreselijk mis. Marijke, Jan G. en nu Erik.
Het lezen van de brieven voert me ook terug naar de performance van Riet Wijnen in P////AKT in Amsterdam. In Metropolis M werd een uitstekend artikel over die performance geschreven. Ook dat ging over gesproken taal, over praten en gesprekken. De expositie is abstract en interessant en ik zal hier in de komende tijd nog regelmatig over nadenken. Wat kan je in een workshop als je samen teksten leest, en spreekt? Wat is die wonderlijk context van het gesproken woord, de dialoog. Is zij theatraal – schrijf ik terwijl ik aan de gesprekken, brieven en vriendschap van Goethe en Schiller denk. Theatraal, zoals in de zeventiende en achttiende eeuw het hele leven een theatraal aspect bevatte? Wild, zoals Shakespeare, waar Goethe niet al te veel van hebben moest, te wild, te ongecontroleerd, te vreemd. Of gecultiveerd? Beide overigens in versvorm. Of, als een ad hoc performance? (Bij Ellen de Bruine bekeek ik twee performances van Jeremiah Day.)
Niet nu, maar in de komende tijd kom ik erop terug. Op brieven, theaterstukken en performances. Op liefdesbrieven, gesprekken over abstracte kunst (beweging, movement) en geschiedenis.
zaterdag 17 december 2016│ Salon d’Amour│ Margret Wibmer │ Natlab Eindhoven
met Marianna Maruyama en Jair Tchong, Soundscape: Robert Poss
donderdag 8 december 2016 │Conversation Four: First Person Moving │ Reading by Will Holder, Falke Pisano and Riet Wijnen │ P/////AKT Amsterdam