Het doet me goed om te ontdekken dat er weer aandacht is voor Astrid Roemer. Die aandacht verloopt via een omweg: Op 22 mei vond een literaire avond plaats in het Compagnietheater, die ik gemist heb. De aanleiding is een documentaire over haar werk en leven, De wereld heeft gezicht verloren, van Cindy Kerseborn, die op 7 december in het theater van de Openbare Bibliotheek in Amsterdam gepresenteerd zal worden. Maar het begint voor mij bij de expositie Roemers Drieling in het CBK in Amsterdam, waar ik terecht kom op uitnodiging van Iris Kensmil die aan deze expositie deelneemt.
Iris Kensmil, portret van Astrid Roemer
NoordzeeBlues, 2015 / foto Gert Jan v. Rooij
Het is zoals ik al zei, een ontmoeting met een oude bekende, want ik las boeken van Roemer in mijn studietijd in Amsterdam. Ik las graag, maar niet veel. Ik las goedkope detectives en de VIVA, of boeken met lange zinnen en veel concept die ik hele zomers met me meedroeg. Thomas Bernard, Das Kalkwerk, Vladimir Nabokov. En ik kocht Een naam voor de Liefde omdat het goedkoop was, een rainbow pocket en het is me bij gebleven als een van de betere boeken. Stoer, terwijl het ook over zwangerschap gaat, leven en dood, over bloed. Het ging over liefde en isolatie. Het ging over leven en literatuur.
In zeker opzicht heb ik altijd een sterke kloof ervaren tussen de flatomgeving waar ik vandaan kom en mijn studieleven, oudste dochter van alleenstaande werkende moeder, en die van mijn ambities, dromen en de universiteit. Ik hoor tot die mensen waarvoor studeren ook altijd afscheid nemen heeft betekend, functioneren op zekere afstand van degenen die je lief hebt. Mijn intelligente, maar zeer materialistische moeder (Hoe kan het anders, als je er op je achtentwintigste alleen voor staat, drie kinderen hebt en een opleiding hebt die in het land waar je woont niet wordt geaccepteerd: Je doet alsof je neus bloedt en gaat aan het werk.) Mijn zus, die als middelste letterlijk overal tussenin zat en daarom vol blauwe plekken zit, mijn broer die bijna werd doodgeknuffeld, maar er op straat alleen voor stond. Hij gaat op dit moment overigens uitstekend!
Er was iets van deze stoerheid dat ik in haar schrijven meende te herkennen. Iets van deze gespletenheid. Geen herkenning als in ‘identificatie’, maar toch een opluchting omdat niet iedereen zo rechtlijnig en simpel is als sommige literatuur verondersteld.
Roemer schrijft beeldend. Arjan Peters die het gesprek in het drukbezochte Compagnietheater leidde heeft het over ‘fragmentarisch, niet-chronologisch heftig proza’. In een artikel van Maaike Meijer over Roemers Drieling lees ik tot mijn verbazing in een noot dat die beelden door vrouwen anders gewaardeerd zouden worden dan door mannen die in boeken eerder de structuur waarderen. En bij gebrek daaraan Roemer niet graag lezen? Dat betwijfel ik. Niet alleen uit het voorbeeld van Peters blijkt het tegendeel. Roemer is gewoon te uitgesproken, te stoer om zo te worden weggezet. Wat mij betreft kan haar stijl met die van William Faukner vergeleken worden. De stem van de schrijver komt vaak van binnenuit, is in dat opzicht bijna filmisch, alsof de hoofdpersoon een minicamera op het voorhoofd heeft gebonden. Maar het perspectief wisselt regelmatig, van man, naar vrouw, van beschouwend, verhalend naar hoogst persoonlijk individueel. Ik heb geen moeite om in de vroege verhalen, zoals Wereld heeft gezicht verloren dat zij in 1975 schreef, iets van The Sound and the Fury te herkennen. Wild, vol agressie, complexe hiërarchische relaties en familieverbanden, dus ook liefde op z’n tijd.
Het artikel van Maaike Meijer gaat over migratie en migranten, zwarte vrouwen, postkoloniale literatuur en zoiets als transnationalisme. Het werd geschreven naar aanleiding van een Duitse huldiging van Roemers Drieling, een trilogie over de wording en verwording van Suriname als een staat. Of om Roemer zelf te citeren: ‘(…) de trilogie Gewaagd Leven, Lijken op Liefde, Was getekend vormt de literaire verwerking van een door mij uiterst gevreesde onderneming: het blootstellen van ervaren geweld niet zozeer om slachtoffers en daders te onderscheiden maar om het geweld te laten oplichten… (Astrid H. Roemer).
Dit boek heb ik helaas niet gelezen, dus moet ik het met de tentoonstelling doen die werd samengesteld door documentaire maakster Cindy Kerseborn. In haar toespraak benadrukt zij dat het thema van het boek, de Decembermoorden en de willekeur van de staat breder moeten worden opgevat dan de wording van Suriname alleen. Natuurlijk, denk je dan…
De expositie laat dit overigens niet zien; alle kunstenaars gevraagd om nieuw werk te maken met Roemers Drieling als uitgangspunt, maar dat was niet altijd even eenvoudig. Zo bleek o.a. uit de uitspraken van de in London geboren Esiri Erheriene-Essi. ‘Ik kon het boek niet lezen’, zegt ze, en wijst op een schilderij met de Three Degrees, ‘maar begreep uit een krantenbericht…’ Wat ze begreep ben ik vergeten en aan haar werk kan ik het niet aflezen. Het ene werk lijkt nogal op het andere. Hoewel haar werk sinds haar verblijf bij de Ateliers in Amsterdam, snel opgang doet, ze had in 2014 een solo-expositie in Museum Arnhem, vind ik haar schilderkunst dus nogal vlak. Een soort popart die het mogelijk maakt om thema’s breed uit te smeren. De relatie die zij legt met Astrid Roemer en het thema van Roemers Drieling is zwak. Farhad Foroutanian is een Iraanse cartoonist en ongetwijfeld bij de expositie betrokken vanwege zijn verbinding met een repressieve staat. Zijn bijdrage mist de plank op een andere manier. Het is niet eenvoudig om je oog eerste op het breed uitgemeten kleurrijke werk van iemand als Erheriene-Essi te richten en dan op leesafstand in te stellen. Het is moeilijk om de brede verftoetsen gekopieerde mediabeelden met de verhalende en tekenachtige kritiek van een cartoonist te vergelijken. Hetzelfde geldt voor het conceptuele en politiek geëngageerde werk van Urok Shirhan, het valt weg in de enorme ruimte van de CBK hoe mooi die ook is. Je wilt er onmiddellijk een tentoonstelling maken, maar makkelijk is dat niet. Het plaatsten van een schot hier en daar, zoals nu gebeurde, is niet altijd een oplossing.
De bijdrage van modemaakster Marga Weimans vind ik bijzonder dapper. Ze bestaat uit een schilderij en een compositie (sculptuur / installatie?) van een lange grijze jurk. Een soort tweeluik waarmee ze zich bloot geeft. Dat bevalt me zeer. Maar wat te enken van de schilderijen van Wendela de Vries en de naïeve schilder Fabrice Hündt? De relatie tot Roemer en decembermoorden is mij niet duidelijk.
Resten Iris Kensmil, Marlene Dumas en Christian Nyampeta. De bijdrage van Marlene Dumas is wat het is, een serie portretten naar dodenmaskers, en fans zullen tevreden zijn. Haar werk gaat onmiskenbaar over mensen en over dood. Christian Nyampeta is blijkbaar in de race om de Prix de Rome. Zijn werk ligt op een tafel naast het podium waar straks Gerde Havertong gedichten van Astrid Roemer zal voordragen. Het bestaat uit enkele tijdschriften en boeken. Het is duidelijk dat hij zich bezighoudt met interculturele projecten, waarschijnlijk van het transnationale soort, want zijn geboorte plaats wordt nergens genoemd, dat hij in Londen studeerde wel, maar de manier waarop zijn werk daar ligt nodigt amper uit om goed te kijken.
Dan Iris Kensmil, daar kwam ik immers voor. Haar werk ontroert me. Ik kijk naar het grote schilderij van de moeder met het kind. Kensmil maakte verder enkele drukken gebaseerd op foto’s uit Suriname en toont schilderijen, waaronder een werk op papier van Desi Bouterse als jonge soldaat-koning in legeruniform. Ze is verantwoordelijk voor het portret van Astrid Roemer en leverde een prachtige bijdrage die expliciet over de decembermoorden gaat: Ze bedrukte een reeks ansichtkaarten met afbeeldingen van een ruraal Suriname met een tekst: Fragmenten van een gedicht van Edgar Cairo. Op de achterkant staat een beschrijving van de wonden die achteraf bij de slachtoffers van die nacht zijn vastgesteld. Ik som ze niet op. Zo zinvol als die herhaling op dat kunstwerk is, zo zinloos zou de mijne zijn.
Iris Kensmil, links: de ware geest van ‘t vrije,vrije Suriname 2009 / 2015, print op kaart (*voor tekst van Cairo zie beneden)
rechts: Landgenoten, pastel en inkt op papier.
En op die politieke en culturele realiteit wil ik nog even terug komen. Postkolonialisme, transnationalisme, het zijn uiteindelijk maar woorden. Het zijn pogingen om complexe en veranderlijke hiërarchische culturele verhoudingen te beschrijven. Ze drukken dus geen menselijke ervaringen of artistieke strevens uit. En ja, misschien ben ik te streng. Streng omdat het me ergert dat Astrid Roemer altijd in een postkoloniaal kader beschreven wordt en te weinig in een voldragen literaire context. Dat veel critici zich eerste uiteenzetten met haar levensgeschiedenis, haar (land)verhuizingen en dan pas met haar taal is schrijnend. Ze verdient beter en meer.
Zoals ook Kensmil en de andere kunstenaars het verdienen om kunst te maken zoals hun goeddunkt, zonder voorbestemd cultureel kader. Het is geen tegenstelling om goede herinneringen te hebben aan een land en een cultuur, en toch handelingen en politieke gebeurtenissen af te wijzen. Het is niet vreemd dat je als dat een item is soms kunst maakt over huid en huidskleur. Van Iris Kensmil zag ik, toen het Tropenmuseum nog in takt was en behoorlijk personeel had, een mooie tentoonstelling over huid, die zij samen met Willem de Rooij had gemaakt.
Marlene Dumas, 15 doden en 1 vrouw, 2015
foto: Sam Jones Productions
En streng ook op een andere manier. Het is dwaas dat ik de tentoonstelling van Cindy Kerseborn alleen beschrijven kan wanneer ik haar poging met de mantel der liefde bedek. Het is zoals de exposities bij Framer Framed, de organisatie in de Tolhuistuinen die regelmatig kunst van landen buiten Europa toont, van goede wil en over het ander mag je niet spreken. Dat is jammer. Kerseborn is waarschijnlijk een goed documentaire maakster, maar had niet iemand haar bij het maken van deze expositie kunnen helpen? Expertise genoeg lijkt mij. Overigens heb ik de meest recente tentoonstelling bij Framer Framed, Embodies Spaces, nog niet gezien: Ik verheug me er wel op ondanks mijn gemopper. Kritiek is een bitter kruid. Het mag de smaak van alle goede en lekkere dingen die er zijn niet verpesten. Maar, het is ook als met witlof, veel lekkerder als niet alles wat anders smaakt eruit wordt gekweekt.
*
Maar een ding weet ik: Sranan gaat niet rusten! Niet om geweld, maar om de liefde! Liefde, liefde, brandende liefde. Om liefde, vrijheid en respekt voor alle zonen, alle kinderen van één trutru en waardig Sranan. Dát is de smaak van Sranan Libre. Dát is de ware geest van ’t vrije, vrije Suriname!’ Dát schreef Edgar Cairo december 1982 naar aanleiding van de liquidatie van vijftien vermeende tegenstanders van het militaire regime in zijn rouwklacht De smaak van Sranan Libre, destijds uitgezonden als hoorspel. In 2007 – 25 jaar na de ‘decembermoorden’ van 1982 – verscheen het hoorspel als roman bij De Knipscheer.
ROEMERS DRIELING, CBK Amsterdam naar de trilogie van de Surinaams-Nederlandse schrijver Astrid H. Roemer
8 juni t/m 18 juli 2015 en van 12 augustus t/m 22 augustus 2015
Stichting Cimaké Foundation met werken van Marlene Dumas, Esiri Erheriene-Essi, Farhad Foroutanian, Fabrice Hünd, Iris Kensmil, Christian Nyampeta, Urok Shirhan, Wendela de Vries en Marga Weimans.
De literaire avond over Roemer vond plaats op 22 mei in het Compagnietheater.
Het gesprek werk geleid door Volkskrant criticus Arjan Peters, in nummer 3 2015 van DE GIDS, schrijft hij een artikel bij het gedicht ‘Op een zomerhit’ van Astrid Roemer.
Embodied Spaces, Framer Framed, Tolhuistuinen
van 18 juni t/m 26 juli 2015
Samengesteld door Christine Eyene, met werk van Delaine Le Bas (Verenigd Koninkrijk), i.s.m. Tara Darby (Verenigd Koninkrijk); Jeannette Ehlers (Trinidad/ Denemarken); Cecilia Ferreira (Zuid-Afrika); Lisa Hilli (Papua Nieuw Guinea/ Australië); Evan Ifekoya (Nigeria/ Verenigd Koninkrijk); Hélène Jayet (Mali/ Frankrijk); Patricia Kaersenhout (Nederland); Euridice Kala (Mozambique/ Zuid-Afrika); Shigeyuki Kihara (Samoa/ Nieuw-Zeeland); Ope Lori (Verenigd Koninkrijk); Susan Walsh (Verenigd Koninkrijk); Alberta Whittle (Barbados/ Zuid-Afrika); Ronke Osinowo (Verenigd Koninkrijk/ Nigeria)