Niemand kan meer zo vanzelfsprekend als de oude Grieken warmte straling en zonlicht als kleuren interpreteren die mengen met de kleur van de stoffen van levende en dode natuur.
(…)
In de loop der eeuwen zijn kleur van licht en levende en dode materie steeds verder onderscheiden, kleur wordt op deelaspecten onderzocht en niet meer bekeken en beoordeeld op haar alledaagse veranderende en ongeëvenaard complexe en genuanceerde afwisseling.
Peter Struycken
Enkele Oudgriekse denkbeelden over kleur.
Eigenlijk kan ik me niet herinneren waar en wanneer ik het boekje ‘Aristoteles’ Over kleuren kocht. Het is in ieder geval in 2001 bij uitgeverij Damon verschenen en ik schafte het aan omdat het onder andere een essay van Peter Struycken bevat. Hoewel ik tevreden was over mijn aanschaf kon ik er niet onmiddellijk mee uit de voeten. Ik bladerde wat door het boekje, las enkele fragmenten uit de inleiding van de Classicus Rein Ferwerda en probeerde de tekst van Struycken Enkele Oudgriekse denkbeelden over kleur te vatten. Het wou niet lukken; toen zette ik het in de kast.
Nu, toch zeker enkele jaren later, haal ik het weer tevoorschijn. Daar zijn twee redenen voor. Ik neem het boekje op de eerste plaats ter hand omdat ik in de afgelopen twee, drie jaar veel gewandeld heb. In mijn poging om die wandelervaringen in EN ROUTE te beschrijven en verbeelden, kwam ik bij kleur uit. Wat zijn kleuren? Hoe worden zij ervaren? Ik was vooral onder de indruk van de kleur groen, daardoor was ik extra gemotiveerd om de teksten in ‘Aristoteles’ Over kleuren te begrijpen. Ik las het voorwoord opnieuw en de verschillende vertalingen van Plato, Democritus en pseudo Artistoteles zoals Struycken hem noemt, de schrijver van de hoofdtekst die een leerling van Aristoteles schijnt te zijn. Voor het essay van Struycken was voor mij relevent omdat ik zijn kennis over kleuren, zijn liefde ervoor, en de frivole omgang ermee zeer bewonder.
Ik nam het boekje op de tweede plaats op omdat Struycken op dit moment een tentoonstelling heeft bij galerie Andriesse Eyck. Op deze tentoonstelling die Afstemming heet, zijn schilderijen te zien die hij in de afgelopen jaren heeft gemaakt. Er hangen enkele tweeluiken uit 2014 toen hij voor het eerst met schilderijen naar buiten kwam, maar de hoofdrol spelen de werken uit 2020 en -21 die bovengenoemde titel dragen (in het Engels vertaalt als ‘ballance’). Het zijn vierkante werken waarin hij speelt met het licht en de afstemming van kleuren. Ze worden bij daglicht getoond want: De levendigheid van kleuren bij daglicht gaat verloren bij kunstlicht. Kunstlicht vertekent kleurverhoudingen en blokkeert hun metamorfose.
Na lezing van het boekje over pseudo Aristoteles en Struyckens essay begrijp ik de kunstenaar een klein beetje beter. In ieder geval verschaft de tekst mij een goed inzicht in de manier waarop hij kleuren concreet maakt en met beweging en verandering verbindt.
P. Struycken, afstemming VIII, 2021
Het boekje begint met een verhandeling over de manier waarop de oude Grieken kleuren benoemden en verklaarden. Dat is een tamelijk ingewikkeld verhaal omdat de meeste van hun beschrijvingen en uitgangspunten heel ver van de onze vandaan lijken te staan. Zo ver dat de tekst ‘gibberish’, of ‘brabbeltaal’ lijkt. Struycken weet deze teksten echter zo te verklaren en te interpreteren dat er een zinvol verhaal ontstaat. En meer: Zijn opvatting bevat als je daar gevoelig voor bent ook een grote doses poëzie.
Maar eerst de kleuren. De oude Grieken onderscheidden niet ons rood-geel-blauw, de basis van de drukprocessen, cyaan, magenta, geel en zwart (CMYK), maar soms slechts twee of vier kleuren waarmee zij, als wij de teksten van de filosofen geloven kunnen, alle mogelijke kleuren kunnen mengen. Dat plaatste de vertalers van de teksten in latere eeuwen voor grote raadsels. Hoe kun je nu uit zwart en wit, de twee kleuren die Plato onderscheidt, alle kleuren maken die je nodig hebt? Hoe kun je die kleuren maken met het zwart-wit-rood en geelgroen van Democritus, of met het zwart-wit-rood en geel van Empedocles? Om dit raadsel te ontcijferen verwezen negentiende en twintigste eeuwse Classici meestal naar de relatie met klassieke, natuurlijke pigmenten. Als zij zich slechts op de taal richtten leverde dat zo nu en dan merkwaardige conclusies op, zoals dat de oude Grieken waarschijnlijk geen blauw konden zien om het het woord blauw in hun teksten niet voorkwam.
Struycken verwerpt die veronderstellingen en maakt een nieuw begin. Met als eerste uitgangspunt dat de Oudgriekse ideeën over kleur niet voortkomen uit de ontwikkelingen van de schilderkunst en het maken van verf en pigmenten, maar moeten worden begrepen uit de taal en de Griekse pogingen om natuurverschijnsels te begrijpen. Daarom begint hij bij hun uitgangspunten. Atomen bij Democritus (overgeleverd via Theophrastus – een plantenkundige); vier elementen bij onder andere Empedocles. Vervolgens laat Struycken zien hoe verschillende tekstfragmenten tot natuurobservaties terug te voeren zijn. Op het hoogtepunt van zijn essay verklaart Struycken de verschillende mengsels, die ons zo wezensvreemd zijn. Een aardig bij-effect van die beschrijvingen is dat ook de betekenis van de vier elementen bij de oude Grieken, water, vuur, aarde, lucht, consequenter en daarmee begrijpelijker wordt.
Om aan te geven hoe Struycken dit doet, geeft ik enkele citaten van mengsels. Raadselachtige beschrijvingen worden teruggevoerd naar concrete natuurlijke processen en situaties.
Het eerste mengsel van Democritus: Purper (porphuros) komt van wit (leukos), zwart (melas) en rood (eruthros) (…) p.131
Na een uitgebreide analyse en vergelijk met andere teksten concludeert Struycken:
Ik vat het rood eruthros van Democritus in dit mengsel op als de rode straling van de avond/ochtendzon hêlios en niet van vuur pur. Mij dunkt dat Democritus in zijn mengsel de kleur van zonsopgang of zonsondergang mengt uit de straling van de zon in de overgang van dag (licht) naar nacht (duister). p.132
Een tweede mengsel van Democritus is als volgt geformuleerd: ‘rood (eruthros) levert, met wit (leukos) gemengd bijna zuiver geelgroen (chlooros) en niet zwart (melas). p.133
Struycken concludeert, nadat hij de formule vergeleek met beschrijvingen van pseudo Aristoles en Thephrastus, de plantenkundige:
Het proces is dus als volgt: Het wit (leukos) van de wortelstok wordt door de zon verwarmd (rood) eruthros en verander in het geelgroen (chlooros) van de spruit. Na verloop van tijd zorgt de warmte van de zon voor verdonkering melas van het plantenvocht waardoor de kleur van de plant eerst verandert in groen pooödês en daarna, bij nog meer verdonkering van het plantenvocht, in preigroen prasinos van de volwassen plant. p.133-134
Na een hoofdstuk over de mengsels bij verschillende vroege filolosofen, volgt een hoofdstuk over kleurmengsels bij Plato. Weer brengt Struycken een kleurmengsel tot een observatie terug. Ik volsta hier met zijn conclusie.
“(…) Plato geeft dus in zijn zevende mengsel een beschrijving van het proces van de veranderende kleur van de diepzwarte melos katakores nachthemel, die blauw kuaneos kleurt met de vermenging van stralend lampros wit leukos licht. En met nog meer wit leukos licht gemengd ontstaat de kleur van de lichtblauwe glaukos daghemel. Mooier en preciezer kan naar mijn idee de kleur van de hemel niet worden beschreven.” p.152
Als je in het kort wil weergeven wat de oude Grieken volgens Struycken doen, zou je kunnen zeggen dat zij geen abstracte opvatting van kleur hebben. Zij brengen kleur niet terug tot de ons bekende basiskleuren die vervolgens gemengd worden, maar bekijken concrete processen en verschijnselen om te begrijpen wat kleuren zijn. Het gaat over de ontwikkeling van planten en hun vruchten, van wit naar groen, naar dieppaars en rood (zoals de peulen en bessen), een proces waarbij het zonlicht voor licht en straling, schittering, glans en warmte staat. Behalve het naar het effect van de zon en vuur, wordt gekeken naar het effect van water en aarde. Dan gaat het niet over flakkeren, rook en roet, maar over vocht dat de aarde donker kleurt en metalen die uit de aarde gedolven worden.
Ik kan me goed voorstellen dat de verklaringen van Struycken in detail zouden kunnen worden aangevochten, maar dat lijkt me niet relevant. Het is de hoofdlijn van zijn betoog die telt. Waar Michel De Certeau in Walking the City (1984) ruimte creëert voor informele en veranderlijke activiteiten van mens en sociale structuren te midden van concrete gebouwen en formele structuren, de mens te midden van kaarten, gebouwen en beleid creëert Struycken ruimte voor autonome natuurlijke processen en verschijnselen, zoals zon, regen, wind en de uitgebreide plantenwereld die zo een eigen duur, temperament en beweeglijkheid heeft. Natuurlijke processen met een eigen geluid, een eigen stem. Ook die is nodig. Ook daar is een grote behoefte aan.
P. Struycken, Afstemming III, 2020
De Expositie:
Als je de manier waarop Struycken de oude Grieken beschouwd tegenover zijn behandeling van kleur in de tentoonstelling Afstemmen plaatst, zie je hoe concreet zijn kleurbeleving is. Natuurlijk is het niet zo dat hij de oude Grieken ‘nadoet’. Hij probeert eerder om dat concrete, wereldse plezier met in achtneming van eigentijdse kennis en ideeën, tot z’n recht te laten komen. In mijn enthousiasme over het denken van de oude Grieken dreigde mijn enthousiasme over de expositie wat onder te sneeuwen. Daarom, hier ter verduidelijking nog een tweede begin: Nadat ik galerie Andriesse Eyck had bezocht liep ik vrolijk filosoferend door Amsterdam. In de galerie was de verlichting uitgedaan, zodat het zorgvuldige kleurenwerk van Struycken goed uit zo komen. Tussen de nieuwe werken uit 2020 en 2021 hingen enkele tweeluiken uit 2014. Wat is het fijn, dacht ik, dat het sommigen gegeven is om zo lang actief te werken vanwege de voortgang én de nieuwe ontwikkelingen.
“Kleuren gedragen zich bij daglicht als kikkers in een kruiwagen.”, schrijft Struycken in het persbericht. En hij heeft gelijk. In zijn volle aandacht voor de kracht van individuele kleuren bewegen de kleine vlakken die hij nauwkeurig heeft bestreken met verf bewegen voor je ogen. Als een bloemenveld in de ochtendzon, als een schitterende boom, het lover bewegend in zonlicht en wind. Zulke bewegingen doen je vingertoppen tintelen. Je draagt ze mee naar huis.
P.Struycken, Afstemming, Gallerie Andriesse Eyck, Amsterdam
03.09.-16.10.21
‘Aristoteles’, over kleuren,
Peter Struycken, Rein Ferwerda, Damon, 2001
ps.
‘Aristoteles’, over kleuren verscheen in 2001. In 2003 verscheen een door emeritus hoogleraar J. Mansfeld geredigeerde versie in Mnenosyne, a Journal of classical studies. Dat wil zeggen dat Struyckens invalshoek inmiddels door de meeste classici geaccepteert wordt.