Afgelopen zaterdag in Den Bosch opende de tentoonstelling ‘Nachtvangst’ met werk van Heringa/Van Kalsbeek. Ik had me daar naar aanleiding van hun bijdrage aan ‘How to Phonedraw a Ship…’ en de prachtige uitnodigingskaart veel van voorgesteld, maar hoewel er veel glansde en schitterde viel de tentoonstelling tegen. Droogbloemboeketten, dacht ik, in een enorme black box .. . Jammer, want de individuele sculpturen intrigeren meestal wel.
Kwam het wellicht door de opzet van het nieuwe Stedelijk Museum? De laatste keer toen ik het museum bezocht bestond de nieuwbouw nog niet en moest ik in de grote hal zijn die aan de andere kant van de treinrails ligt. Ik liep langs de wat merkwaardige hoogbouw, die ik anders alleen vanuit de trein bekijk, en kwam uit op een open terrein waar in een grote hal wel vijf a zes tentoonstellingen tegelijkertijd openden. Er was een kleine tentoonstelling van Lara Almarcegui georganiseerd door enkele jonge curatoren die intern in Schloss Ringenberg verbleven; iets met jonge kunstenaars van academie St. Joost in Den Bosch; een presentatie van werken die in het Ceramisch Werkcentrum waren ontstaan, waaronder werk van Tilmann Meyer-Faye, en een prachtig groot werk van iemand wiens naam ik vergeten ben: een replica van zo’n enorme kunststoffen zak van één meter bij één meter, die in de bouw worden gebruikt om materiaal te transporteren. Er was Picasso en nog veel meer. Een aangename en levendige opening. Een fijne rommelige, zinvolle tentoonstelling.
Dan het Stedelijk Museum Nu: Een ruimte achter de klassieke oudbouw van het Noord Brabants Museum, geïntegreerd in panden met een monumentenstatus. In plaats van veel en levendig is de indruk nu: veel en chique en moeilijk te vinden. We moeten we via het Noord Brabants Museum naar binnen. Het is vreselijk druk, want Monumentendag en het is niet duidelijk waar de mensenstromen naar toegaan. Via de entree van het Noord-Brabants Museum dat honderd en één functies lijkt te hebben, zoals trouwzaal en fotolocatie, museumwinkel en kinderopvang. Aan de entree staat een gezelschap van zeker tachtig mensen een foto te maken en leuk te doen als in een slechte Engelse film over bruiloften en begrafenissen. Dan het terras in de beeldentuin… Verbinding, gang. Je bent buiten adem voordat je het gevonden hebt.
Volgt een enorme hal zonder duidelijke functie. Er is een obstakel in het midden, een bank die uit veertien krokodillen bestaat en een enorm zwart ding dat op een sokkel staat (zwart als de glanzende vloer) Het merendeel van de ruimte is loos. Er is veel glas, nóg een binnentuin, een bijna atrium, twee balies, een museumwinkel en een kolossale witte trap met huis. Als je van beneden naar boven kijkt verwacht je drie flinke etages. Het blijkt er één te zijn, een schoenendoos van 700 m2, en een kleintje met grote dakramen d’r bovenop. Daar staat de ceramiek uit de collectie. Het eindoordeel is simpel. Er is voor glamour gekozen, en dát heeft ook effect op de tentoonstelling ‘Nachtvangst’.
Het werk van Heringa /Van Kalsbeek verraste me toen ik het een eerste keer zag vanwege de grillige vormen en het prettig tegendraadse materiaalgebruik. Ik had ook een vermoeden van een lang en interessant maakproces. Het nabootsen van natuurlijke groeiprocessen, meende ik, vermengd met verschillende maatschappelijke en kunsthistorische referenties. En wat ik te zien kreeg bevestigde dit.
De titel ‘Cadavre Exquis’ van een project met een club die wagens bouwt voor het bloemencorso in Vught – het team droeg de verenigingsshirts en was op de opening aanwezig – en ook de tentoonstellingstitel ‘Nachtvangst’ sloten op mijn verbeelding aan. Het één refereert aan de surrealisten, aan verwelkte bloemen, sepulcraal cultuur, carnaval, dorpse samenwerking en uitgebloeide idealen; Het ander aan nachtelijke vlindervangsten met sterke lampen en netten. Ook vogelringers blijken, zie ik op internet, nachtvangst te kennen van onder andere veldleeuwerikken en ook ander beesten zal je eerder s’nachts dan overdag ontmoeten. Maar, in de verduisterde ruimte van het museum gaat het helaas niet alleen om natuur, maar ook om effectbejag. De grote volledig verduisterde zaal wordt door enkele wanden in compartimenten verdeeld. Bij de entree links loop je tegen drie wandobjecten aan met staken die wild uit verticale planken steken. Desondanks komt het geheel nogal statisch over.
Verderop in de zaal is een groot aantal hangende objecten te zien. Glanzende, vlammende spotjes, verlichten de grillig gevormde sculpturen uit vellen en metaaldraad, epoxihars en draad. Wat aan het plafond hangt en soms op de zaalthermiek langzaam beweegt, werpt scherpe schaduwen op de grond. De lampen verblinden. De duisternis overvalt me. Ze ligt – zoals dat in sommige verhalen heet – ‘als een deken’ over de expositie heen.
Dat maakt ook de opstelling van de keramische objecten (chinoiserieën) in het midden van de zaal bijna ‘onleesbaar’. De tientallen voorwerpen die allemaal op hoge bamboe tafeltjes staan zijn maar moeilijk als individuele sculpturen te beschouwen. Daar is het te donker voor. Ze staan te dicht bij elkaar. Ze glimmen te veel. Het doet denken aan een tentoonstelling van Hans Appenzellers juwelen op een kunstbeurs of Gijs Wanders in de kelder van het Stedelijk Museum. Is het wel verstandig kunst op deze manier te tonen?
Het is jammer, want ik was enthousiast over het idee om met een bloemencorso te werken. De mensen uit Vught staan met z’n allen op de trap naar de video over hun project te kijken.
En werken zoals ‘Area of Impact’ en ‘Cockpit’ uit 2013, die tamelijk monochroom zijn, licht en grillig als de skeletten van een insect dat een metamorfose onderging, bieden veel interessante aanknopingspunten: De natuurlijk vormen worden voorzichtig losgelaten ten gunste van enkele technologische referenties. En ik heb ook geen hekel aan Barok. Hoe zou dat kunnen met een Oostenrijkse moeder. Al op mijn twaalfde schreef ik hier opstellen over. Ik lees het artikel ‘Towards a Baroque Historiography’ van Mieke Bal erop na. Het werd in 2011 gepubliceerd in ‘Rethinking The Baroque’ onder redactie van Helen Hills, waarin vooral het onaffe, het plooibare – om met DeLeuze te spreken – van het werk van Heringa/Van Kalsbeek benadrukt wordt.
Maar misschien had er toch meer licht moeten zijn, meer ruimte voor de individuele werken en de verschillende thematische invalshoeken.
Misschien hadden de Video Sculptures die in enkele verborgen hoeken van de zalen werden getoond wat prominenter aanwezig moeten zijn.
Misschien…
Zo schrijft je toch geen recensie! Dus luidt de conclusie: het is niet genoeg. Enkele jaren geleden had je wellicht nog over camp kunnen spreken, een geuzennaam voor kitsch en glamour, een verwijzing naar democratiserende tendens. Maar die tijd is voorbij. Nu verzuipen we in de burgerlijke tijdgeest, zakelijk, glamourrijk, provinciaals. En ook de Nieuwe Barok is al haast een cliché. Daarom meer eenvoud en daglicht gevraagd, zodat we zien wat er werkelijk gebeurt. Meer pit, meer scherpte. het zou de kunst ten goede komen.
Heringa van Kalsbeek │ Nachtvangst│ 13.9.14 – 11.1.15│Stedelijk Museum Den Bosch