Ruim baan voor Iris Kensmil en Remy Jungerman
2014 ULTIMATE RESISTANCE – wood, cotton textile, kaolin – 85 x 40 x 45 cm – photo© Aatjan Renders
Voordat ik mijn visie geef op het lelijke drama ‘Stanley Brouwn Venetië 2019’ wil ik expliciet één aantekening maken: Wat nu gebeurt is vooral heel treurig voor Remy Jungerman en Iris Kensmil. Beide uitstekende kunstenaars. Jammer dat de kunstenaars en curatoren die op de shortlist stonden anoniem aan het klagen slaan, want ik verheug me nu al op hun presentatie.
Iris Kensmil die voor een samenwerking met The Black Archives koos maakt me nieuwsgierig. Dat zou wel eens een fantastisch werk kunnen worden. Het werk van Kensmil is interessant. Ze maakt al een aantal jaren mooie presentaties waarin zwarte historische personages de hoofdrol spelen, de vijftien van de Decembermoorden bijvoorbeeld, of schrijvers en mensenrechtenactivisten uit de archieven van Hermina en Otto Huiswoud om een ander voorbeeld te noemen. Nu te vinden omdat de jonge mensen van The Black Archives, een groep uitstekende jonge intellectuelen, het archief ontsloten heeft. Kensmil maakt met haar samenwerking duidelijk dat Suriname niet zomaar een ‘Nederlandse ex-kolonie’ is, maar een eigen gebied dat eigen historische lijnen kent, ook naar de Verenigde Staten, waar de Huiswoudjes deelnamen aan ‘the Harlem Renaissance’.
Voor Remy Jungerman geldt hetzelfde. Hij doet al sinds enkele jaren onderzoek naar de Surinaamse cultuur vanuit een internationaal perspectief o.a. aan de hand van de weefsels en doeken die tijdens rituelen en in het dagelijks leven worden gebruikt. Wat betekent het als een ritueel of een dagelijks gebruik ook in Afrika voorkomt of in de Verenigde Staten? Een mogelijk antwoord gaf hij in ‘Crossing the Water’ in 2015 in het Gemeente Museum in Den Haag. En nog steeds onderzoekt hij de mobiliteit, veranderlijkheid en stabiliteit van cultuur. Dat hij de wit – geel, rood, blauwe – achtergrond van Mondriaan koos om zijn multiculturele zwarte ervaringen tegen af te zetten, getuigt van moed.
Kortom er is geen enkele reden om aan te nemen dat een Biënnale-presentatie zonder Stanley Brouwn op een mislukking uit zou lopen.
Maar dan Stanley Brouwn, al jaren mijn held. Met zijn prachtige poëtische, heldere en ruimtelijke werk. Of je nu spreekt over zijn ‘Phonedrawings’, ‘This way Brouwn’, of over zijn stappen en meters, zijn werk is evocerend. Hij schetst een ruimte vol verlangens. Het gaat over ZIJN, maar dan niet alleen HIER, tegelijkertijd DAAR. Het gaat over ruimte. Dat lijkt me in alle opzichten een heel belangrijk thema. Helaas leidde het bij het Biënnale-plan tot een misverstand.
Brouwn is geen ‘stappenteller’ zoals Anna van Leeuwen in een Volkrantartikel zo lollig beweert als zij zijn overtolligheid wil duiden.
Hij ‘neemt’ ook niemand ‘de maat’ zoals het concept van Benno Tempel veronderstelt, is geen 0-meting, geen NAP – Nieuw Amsterdams Peil.
Brouwn is zelfs geen ‘wakkaman’ om naar het prachtige project te verwijzen dat Remy Jungerman ooit met Gilion Grantsaan en Michael Tedja begon.
Dit zijn woordgrapjes die in het verlengde van een nauwe, zeer beperkte, letterlijke interpretatie van zijn werk staan, een talige interpretatie als in een kruiswoordraadsel, waarmee alle poëtische, fantasievolle, ruimtelijke en performatieve connotaties worden gewist.
Brouwn is geen woordspeling, geen oplossing van een kruiswoordraadsel: Brouwn is een ruimtelijke ervaring (zoals On Kawara een ervaring is in tijd). Daarom ook lijkt Brouwn zo consequent en zo precies, zonder dat die precisie een dogma is zoals een calvinistische beschouwer wellicht zou willen geloven. Hij is precies omdat zijn werk zo ijl is. Het is immaterieel en juist daarom zijn de materiele details van belang.
Brouwn is een wandelaar die beeldhouwwerken met zijn voeten maakt.
Brouwn is een zwerver die maten gebruikt en vergelijkt om recht te doen aan de ander.
Brouwn is een fantast en een dromer.
Brouwn is wat de antropoloog essayist Tim Ingold in ‘Lines’ een ‘wayfarer’ noemt. De wayfarer (of reiziger) is bij Ingold iemand die de wereld per voet bereist – liefst met blote voeten. Tastend, meanderend, zwervend, voelend, zonder stijve laars. De wandelaar baant zichzelf een omdat hij niet uitsluitend auto rijdt over geasfalteerde wegen. Hij gaat niet lijnrecht, in vogelvlucht, van punt a naar punt b gaat, maar loopt zoekend, zowel weifelend en voelend als vormend.
En omdat Brouwn een reiziger en zwerver is, zijn taal en rekensommen ontoereikend. Zij zijn het tegendeel. Er kan geen houvast worden gevonden bij het ding. Brouwn beschrijft niet, maar geeft vorm; Brouwn dicteert niet, maar suggereert; Brouwn is ultiem democratisch en vervluchtigt waar je bijstaat (Lang Leve de ether, d’éthernité). Brouwn is HIER, niet DAAR, is niet HIER, maar DAAR.
Brouwn is mijn held.
Iris Kensmil, Archivering van toekomstige Historie, 2017,
Charcoal, pastel on paper, 327×125 cm. foto Gert Jan van Rooij