Mocht iemand zich afvragen waarom ik in even geen nieuwe artikelen heb geplaatst, dat heeft twee redenen: Eén simpele en één die de moeite van het noteren en overdenken waard is. Ik had weinig tijd, en er waren enkele gelegenheden die ik bezocht, maar het was niet de moeite om er over te schrijven. Ik vind het naar om slechte kritieken te schrijven. Het niet leuk, niet netjes en niet professioneel om kritisch te schrijven over iets wat daar niet tegenop gewassen is.
Kritiek is ook een compliment. Je wordt als maker of verantwoordelijke sterk genoeg geacht om kritiek te doorstaan – dan is ook de negatieve vorm interessant om te lezen. Is de ander niet sterk genoeg, de kunst hobbyistisch, de tentoonstellingsmaker onprofessioneel, dan doe je er het zwijgen toe. Want anders wordt een kritiek gewoon een beetje schelden, zoals sommigen blijkbaar op Twitter doen, gewoon pesten of erger nog lasteren en dat wil ik niet. Dus laten we afspreken: als ik hier heel hard en kritisch ben, vindt ik datgene waar het over gaat ook sterk en professioneel genoeg om het te bespreken.
En er was het een en ander wat ik gewoon te zwak vond. Over ‘How to Visit an exhibition’ van theatermaakster Suze Millius in de Brakke Grond zal ik dus maar niet schrijven, maar het gesprek met Merel Bem en Johan Idema dat aan de voorstelling vooraf ging was wel aardig. Idema schreef namelijk het boek met dezelfde titel, waarin hij tips voor museumbezoekers verzamelde. Het leidde tot enkele wat breedsprakerige, maar toch ook wel weer leuke beschrijvingen over de etiquette van het kunstmuseum. Verder deed hij als tentoonstellingsmaker enkele experimenten die ik waarschijnlijk leuker vind, zoals ‘De Grote Kunstshow’ die in 2013 en 2014 plaats vond in de Stadsschouwburg in Amsterdam. Ik heb ‘De Grote Kunstshow’ helaas niet gezien, maar denk dat ik – als ik de besprekingen lees – op het standpunt sta van Nina Folkerma, zijn collega-in-crime. Ik hou niet van poespas om kunst, maar ik hou wel van experimenten; trouwens ook van lezingen en atelierbezoek, allemaal elementen waar in de voorstelling mee wordt gewerkt.
Neemt niet weg dat ik vind dat zijn de meningen van Idema wat kort door de bocht gaan: De cijfers over hoe onveilig sommige groepen mensen zich voelen in het museum kloppen vast, maar betekent dit dat zij altijd liever worden bijgestaan door een cipier? Soms is dat overigens geweldig. Toen ik laatst in het Amsterdamse Stedelijk museum was, mompelde de museummedewerker die mijn kaartje bij de entree bekeek, iets heel vreemds, een stukje tekst, met cijfers en letters. En later tijdens datzelfde bezoek, ergens op de etage boven, maakte een geüniformeerde medewerker een dansje. De onverwachte, stille, niet theatrale gebaren maakten deel uit van het werk van de Duits/Engelse kunstenaar Tino Sehgal. Ik ervoer het als een verrassend mooi en subtiel cadeautje.
Maar zoekt publiek daarom met z’n allen naar gezamenlijkheid, zoals Idema beweerde? Ik vond het niet zo fijn bij de Rembrandt tentoonstelling dat alles en iedereen zo gekleed is, de muren zo gekleurd, de presentatie zo geënsceneerd, dat de kunst op rekwisieten lijkt en het geheel op een theaterstuk. Ach, het zal zo’n vaart niet lopen. Als ze maar een héél klein plekje, stil museum voor me overhouden, waar ik in stilte schuilen kan en kijken en peinzen en waar de dingen écht zijn en niet geëtaleerd. Écht, gewoon wat voorwerpen op een rij, zonder al te geile verlichting, zodat ik me geluids- contextloos verbazen kan over veel en mooi, bijzonder, ontroerend en mens, en écht, en echt. Iets wat als ik thuis zit en lees en nadenkt bij me terugkomt.
En, dat zal je altijd zien, de andere tentoonstelling die ik bespreken wil vond ik juist véél te echt. Want het afgelopen weekend was ik in Sittard en daar zag ik Koen van Mechelen in Het Domein. Wie Koen van Mechelen zegt, zegt kip. Want zijn eerste grote werk ‘The Cosmopolitan Chicken Project’, was al overal te zien in het Valkhof in Nijmegen en op Biënnale. De stoere Belgische kunstenaar met snor en weelderige haardos, kruiste kippen van over de hele wereld met elkaar, Mechelse Koekoek met Poulet de Bresse, Mechelse Uilebaard met Louisiana Mexico, zodat een beresterke hybride, een super-resistent vuilnisbakkenras ontstond. Zijn kosmopolitische kip. Het is een stoer verhaal natuurlijk, maar of het echt bijzonder is weet ik niet zeker. Dat straathonden vaak resistenter zijn dan doorgekweekte ras-neven, wisten we al. Zo nu en dan een beetje oerkip door het verweekte tamme gezelschap kan ook geen kwaad, we danken er vele Europese varianten aan. Al sinds de negentiende wordt ruim met het veredelen van kippen en duiven geëxperimenteerd.
Maar in de Sittardse presentatie gaat de schilderende en kruisende wildebras nog een stap verder. In de ban van de resistentie van zijn kippen, creëerde hij nu een versimpeld ecosysteem. kip, kameelachtige en oesterzwammen voeden elkaar, waardoor hun resistentie zich in een niet afgeronde levenskringloop opbouwt; Een lieftallige dromedaris poept, hier groeien talloze champignons – een woord waar in België alle eetbare paddenstoelen mee worden aangeduid; die worden aan de kippen gevoerd. En opnieuw, hoewel het aardig klinkt weet ik, ondanks de aanwezigheid van een onderzoeker van de universiteit van Leuven, niet wat ik ervan moet denken. Is dit geen hele simpele kijk op hoe genetische manipulatie werkt? En ik blijf zitten met mijn vragen, die van een heel verschillende orde zijn:
a. Het is inderdaad heel bijzonder en vanuit een wetenschappelijk perspectief fantasievol wat Van Mechelen hier proefondervindelijk ontdekt: maar is dit – een museum in een provinciestad – dan de juiste context om dit wereldschokkende verhaal te presenteren?
b. Het is een min of meer bijzonder onderzoek, waar een universiteit uit geldgebrek niet aan toekomt? Maar als het geld en tijd die eigenlijk voor de kunst bestemd zijn, nu bij onderzoek terecht komen, is dit ook niet helemaal in de haak.
c. Het is niet echt een heel bijzonder onderzoek, maar een goede gelegenheid om publiek – via een grappige enscenering – op de hoogte te brengen van moeilijke eigentijdse discussie en ontwikkelingen die te maken hebben met voedselvoorziening, gen-manipulatie, het kruisen en denken in rassen. Maar, waarom geef je dan niet meteen de juiste informatie over het juiste onderwerp?
Voor komende zaterdag staat een ‘Fête de la Nature’ op het programma, een bijeenkomst voor het goede doel, maar brengt wat Van Mechelen laat zien de toeschouwer niet in verwarring? Ik vind het niet eenvoudig om de vinger op de zere plek te leggen, maar ik denk dat het ontbreken van een evenwichtige metaforische kwaliteit het werk dubieus maakt.
Van Mechelen kent de kippen en zwammen op hun broeinesten, de dromedaris en het laboratorium in gesprekken over het project doorlopend vele betekenissen toe, maar je kunt deze niet aan de werken zelf ontlenen. Je kunt hooguit zo nu en dan een situatie vergelijken. Kan het anders? Ja, het werk van Helmut Dick bijvoorbeeld, is ook vrijwel altijd op biologische processen geënt, die echter wel metaforisch zijn bedoeld.
Ik heb er niets op tegen dat kunst een concreet doel heeft, of onmiddellijk naar concrete situaties verwijst. Maar soms bekruipt me het gevoel van een dwaze contextverwarring, die mogelijk beide oorspronkelijke contexten schaad: De wetenschappelijke kennis wordt maar half juist weergegeven; en ook wat kunst zou kunnen zijn, vrij en echt, met extra ruimte om na te denken wordt verdrongen.
Om mezelf te wapenen koop ik een boek ‘Filosofie van de Waanzin’ van Wouter Kusters. Het kreeg zojuist de Socratesbeker voor het beste filosofieboek van het jaar. Ik lees de introductie en een eerste hoofdstuk, sneller ben ik niet. En ik weet, van dit boek krijg ik plezier. Het gaat over denken en waanzin, over mijn eigen waanzin en de manier waarop je die waanzin beter kunt omhelzen dan bestrijden. Iedereen zijn eigen waanzin. Waanzin is altijd heel dicht bij. Als mijn gedachten sneller gaan dan ik wil, mijn projecten groter, mijn verlangens sterker. Dat waanzin misschien wel iets te maken heeft met de heftigheid van mijn emoties, een heel heftig alles willen weten wat er op de wereld te weten is, een groot oneindig verlangen naar liefde en angst.
Het lezen in ‘Filosofie van de Waanzin’ kalmeert onmiddellijk. Het geeft richting aan mijn richtingloze angst. De zon schijnt. Het is buiten warm.