Einmal bin ich dann in den Farben zuhause gewesen. Büsche, Bäume Wolken des Himmels, selbst der Asphalt der Straße zeigten einen Schimmer, der weder vom Licht jenes Tages noch von der Jahreszeit kam. Naturwelt und Menschenwerk eins durch das andere, bereiteten mir ein Beseligungsmoment, den ich aus den Halbschlafbildern kenne (doch ohne deren das Äußerte oder das Letzte ankündigende Bedrohlichkeit) und der Nunc stans genannt worden ist: Augenblick der Ewigkeit.
Uiteindelijk ben ik dan toch één keer in de kleuren thuis geweest. Struiken, bomen, wolken van de lucht, zelfs het asfalt van de straat had een gloed die noch van het licht van die dag, noch van het jaargetijde afkomstig was. Natuurwereld en mensenwerk, het ene via het andere, bezorgden mij een moment van bezieling dat ik uit de halfslaapbeelden ken (maar dan zonder die bedreigende aankondiging van het ultieme of allerlaatste) en ook wel Nunc stans wordt genoemd: Ogenblik van Eeuwigheid.
Peter Handke, Die Lehre der Sainte-Victoire
foto: Sissel Marie Tonn,Water-thieves and Time-givers (2019)
Ik heb enige tijd na moeten denken voordat ik wist waar het begon. Cézanne, dacht ik tenslotte, niet het woord maar beelden lagen ten grondslag aan mijn gedachten. Dat wil zeggen een vakantiecursus schilderen voor amateurs die een goede vriend van ons in Zuid-Frankrijk zou organiseren. Of ik een inleiding in de kunsttheorie of kunstgeschiedenis wilde geven? En, hoewel onze vriend niet in Aix-en-Provence woont en ook het huis waar hij de cursus zou geven niet op de plek lag waar Cézanne geleefd had, besloot ik toch om me in het werk van deze kunstenaar te verdiepen. Het leek me een uitstekende start voor de (gevorderde) amateur. Maar hoe pak je zoiets aan? Toen ik dralend voor de boekenkast stond, kwam ik echter op een ander idee: C, D, E, F, G, Há – Peter Handke, Die Lehre der Sainte-Victoire (De les van de Sainte-Victoire) de berg van Cézanne, en ik begon te lezen.
Al op de eerste pagina van het compacte boek wordt ik gegrepen. Handke schrijft over het landschap, en vraagt zich af waarom hij eigenlijk altijd zoveel moeite heeft om kleuren op een precieze manier te onderscheiden en te beschrijven. (= in woorden te vatten) De consequenties van de vraag zowel als de mogelijke antwoorden erop bepalen het verloop van het verhaal dat de vorm heeft van een wandeling. Handke schrijft vanuit verschillende perspectieven, lezer, schrijver, wandelaar en een zich herinnerend ik. De personages zijn op een subtiele manier met elkaar verwant en verweven; Het ene via het andere.
En zo begint Handke zijn verhaal over beeld met een verwijzing naar een tekst, Adalbert Stifters Bergkristal, een verhaal dat zich afspeelt in de Oostenrijkse bergen ergens in het midden van de negentiende eeuw. Het verhaal van Stifter eindigt met een openbaring op de ochtend van Pasen en Handke koppelt de idylle aan de vragen die hij tijdens een wandeling langs de Route Paul Cézanne in Aix-en-Provence heeft gesteld. Hij kijkt van een heuvel naar beneden en beschrijft de zinderende struiken, bomen, lucht. Hij herinnert zich de omgeving in kleuren en spreekt over een “Beseligungsmoment”, een bezield moment: “Ogenblik van Eeuwigheid.” [1]
Als ik dit lees ben ik inmiddels ver verwijdert van mijn voornemen om een klein clubje volwassenen over Cézanne te onderwijzen. Ik ben verstrikt geraakt in een twee-, drietal zinnen van de roman en probeer er mijn eigen gedachten aan te verbinden. Ik herken in Handkes overwegingen het kleur- en verfgebruik van Cézanne – Handke zal in de tekst regelmatig naar diens brieven verwijzen. [2] Maar ik herken ook elementen uit Oog en Geest, een essay van Maurice Merleau-Ponty dat in 1960 vlak na zijn plotselinge overlijden gepubliceerd werd.
“Het ‘ogenblik van de wereld’ dat Cézanne wilde schilderen (…) en zijn berg Sainte-Victoire schept en herschept zichzelf vanaf het begin tot het einde van de wereld (…).”, schrijft Merleau-Ponty aan het slot van het tweede deel van het essay.
“Essentie en existentie, het imaginaire en het werkelijke, het zichtbare en het onzichtbare, al onze categorieën vervaagt de schilderkunst door haar droomwereld te ontvouwen van lijfelijk aanwezige essenties, van treffende gelijkenissen van stomme betekenissen.” [3]
Het is niet de eerste keer dat Merleau-Ponty het werk van Cézanne als vertrekpunt neemt voor zijn ideeën. Al in 1945 schrijft hij in het essay Le Doubt de Cézanne dat de ervaringen van de schilder model kunnen staan voor een voortalige, lichamelijke kennis van de wereld die door de wetenschap veronachtzaamd wordt. [4] Deze gedachte werkt hij uit in De Fenomenologie van de Perceptie een boek dat eveneens in 1945 verschijnt. Zijn naam als filosoof is dan gevestigd. In Oog en Geest keert hij terug naar de bron van zijn gedachten en overdenkt hij zijn kritiek op Decartes opnieuw. Steeds stelt hij het lichaam centraal. Oog en Geest is de laatste tekst van Merleau-Ponty. Hij schrijft de tekst vlak voor zijn dood in 1961 tijdens een verblijf in Le Tholonet, het dorp in Aix en Provence dat uitkijkt op de Mont Sainte-Victoire en ook door Cézanne bewoond werd. De overeenkomst tussen Handke en de tekst van Merleau-Ponty is dus geen toeval. Zijn formuleringen zijn een mix van citaat en parafrase en metafoor en dagboekvertelling.
Tot zover mijn leeservaring, en ik vraag me af waarom ik zo aan deze zinnen gehecht ben. De eerste keer dat ik ze las is inmiddels al weer zo’n vijf, zes jaar geleden, maar ik raak het setje woorden en gedachten, vertalingen en ontleningen niet kwijt. Mijn fascinatie heeft waarschijnlijk met een reeks min of meer toevallige overeenkomsten te maken: Dat Handke wandelt, wat ik destijds ook ben gaan doen. Een noodzaak. Dat Merlot-Ponty en Handke het werk van Cézanne in overweging nemen. Misschien ben ik niet de grootste fan van deze schilder – ik vind zijn werk ‘weerbarstig’ – maar schilderkunst maakt een zo groot deel van mijn leven uit dat ik me toch regelmatig met zijn werk uiteen moet zetten. Zijdelings. Bijna onmerkbaar. Schilderen, wandelen, schrijven zijn bepalend voor het ritme van mijn leven. Het atelier van J. waar dag in dat uit nieuwe tekeningen verschijnen en op zondagen zo nu en dan een groot schilderij. Mijn wandelen, mijn fietsen, dag in dag uit. Regen, zon, boomblad, asfalt, huizen, huizen, stadsverkeer. Zonder ook maar één moment in de verleiding te komen om hier een religieuze ervaring aan te ontlenen, ben ik van die ruimte om mij heen gaan houden. Ze verleent me enige afstand tot de mensen en de wereld, waardoor ik beter adem haal. Vlees. Mijn dierbare, langzaam ouder wordende, denkende en ervarende vlees.
Hoewel Merleau-Ponty geen feminist was, kan de manier waarop hij het lichaam centraal stelt als een huiverige vooraankondiging van zoiets als het ‘hydrofeminisme’ worden beschouwd. Dat laatste een intellectuele gekkigheid en toch interessant. (Op donderdag 19 december 2019 bezoek ik een avond in Framer Framed waar enkele kunstenaars uitleg geven bij hun werk. Vooral de uitleg van Sissel Marie Tonn was opmerkelijk. Ze maakte een werk waarin onder andere de chemie van Chemours en de invloed van Pfass een rol speelt: het is een uitwisseling van stoffen, waardoor het lichaam – in dit geval op een wrange manier – verbonden is / in contact staat met de omgeving.)
Handke, Merleau-Ponty, Cézanne. Zij vormen voor mij een start voor het denken, vooral Peter Handke omdat de aanpak van de schrijver fascineert. Hij laat betekenissen en motieven bewegen en veranderen. Er vinden metamorfosen plaats. Kleuren vibreren. Wat is echt en wat is gedachte? Handkes gedachten over omgeving, herinnering en kleur komen terug in Wim Wenders film uit 1987, Himmel uber Berlin. “Als das Kind Kind war” is een tekst van Handke. In zijn oeuvre staat de lichamelijke ervaring niet alleen voor denken, maar ook voor humaniteit en de weerbarstige route die je kiezen moet om humaan te zijn en te blijven. Afstand in nabijheid, zo blijkt ook uit de Nobelprijsrede van Peter Handke, een persoonlijk verhaal over geschiedenis en vrede.
foto: Jean-Marie Straub / Danièle Huillet ǀ Cézanne. Conversation with Joachim Gasquet 1989 ǀ 35mm ǀ 51:00 min
Courtesy: Straub Huillet Films, BELVA Film
[1] Die Lehre der Sainte-Victoire, Peter Handke, Suhrkamp, 1980
Die Lehre der Saint-Victoire is volgens Handke een vervolg op Die Langsame Heimkehr (1979). https://handkeonline.onb.ac.at/node/1356
[2] Cézanne Briefe, 1979, Diogenes Verlag Ag Zurich
In 1979 verscheen de Duitse vertaling bij de Zwitserse uitgeverij Diogenes in herdruk. In eerste instantie dacht ik dat Handke mogelijk deze uitgave gekregen heeft. Maar hij woonde lange tijd in Parijs en leest en spreekt waarschijnlijk goed Frans, dus een Duitse vertaling is geen noodzaak.
[3] Oog en Geest, Maurice Merleau-Ponty, Parrésia, Amsterdam 2012 (pag. 29)
[4] Cézanne’s Doubt, Maurice Merleau-Ponty, 1945
Sissel Marie Tonn ǀ Reading Room: ‘The Rights of Future Generations’ ǀ Reading: ‘Rethinking representation: The challenge of non-humans’ by Mihnea Tanasescu & ‘Enfranchising the future: Climate justice and the representation of future generations’ by Inigo Gonzalez-Ricoy and Felipe Rey ǀ 05.01 2020
onderdeel van:
Elsewheres Within Here ǀ Mehraneh Atashi, Milena Bonilla, Irene de Craen, Rumiko Hagiwara, Aram Lee, Arvo Leo, Natasha Papadopoulou, Thomas Swinkels, Remco Torenbosch, Sissel Marie Tonn, Marieke Zwart ǀ curator Jo-Lene Ong ǀ 28.09 – 05.01 2020 ǀ framer framed Amsterdam
en op de valreep een expositie van vorig jaar die ik in dit verband toch wil noemen:
Straub/Huillet/Cézanne. One doesn’t paint souls ǀ Harald Bergmann, Gerald Domenig, gerlach en koop, Peter Handke, Gerard Hemsworth, Erle Loran, Benoît Maire, Léo Marchutz, John Rewald, Ker-Xavier Roussel, Hartwig Schwarz, Jean-Marie Straub/Danièle Huillet, Joëlle Tuerlinckx, Rémy Zaugg ǀ curator Regina Barunke ǀ 08.09 – 16.12 2018 ǀ Temporary Gallery ǀ Zentrum für zeitgenössische Kunst e.V. ǀ Keulen