JAN VAN DER POL – CACOPHONIE INTÉRIEURE
Schilderijen en Tekeningen gecombineerd met delen uit zijn collectie en de collectie van het MORAT-INSTITUT FÜR KUNST UND KUNSTWISSENSCHAFT.
Freiburg i. Breisgau (D) 7 april – 18 mei 2019.
Over de expositie van Jan van der Pol is een artikel verschenen in de Badische Zeitung – recensie. Hier op pdf.
Deze solotentoonstelling vulde de drie belangrijkste ruimtes van het Instituut. Het werd een experimenteel spel dat een goed inzicht gaf in de zeer verschillende motieven die Van der Pol in zijn werk hanteert. De vormen en betekenissen van deze beeldmotieven worden niet alleen op een schilderij, tekening of collage met elkaar geconfronteerd. Zij beïnvloeden elkaar ook via de opeenvolgende werken.
In de eerste zaal waar de vitrines met de keramische sculpturen stonden – Bura / Assinda, archeological finds, terra cotta, Niger, 4th/11th century – heerste een sfeer van dag en zonlicht.
In de hal lagen, in gelid, in zes vitrines de houten Adan figuren uit Gahna. De meeste objecten stammen uit de tweede helft van de twintigste eeuw.
In de tweede zaal leek het motief bepaalt door het zwart en de nacht. Hier stonden de houten Dagara figuren uit Burkina Faso uit de collectie van het Morat-Intitut.
Daglicht, Nachtschemer: in de eerste zaal hing in het volle licht, naast een nachtlandschap en een doolhof-tekening van Jan van der Pol de prent The Sleep of Reason Produces Monsters van Francisco Goya. Het Morat-Institut heeft de voltallige uitgave van de tachtigdelige prentenserie Los Caprichos in haar collectie. De serie werd tussen 1797 and 1799 door Goya gemaakt.
Bij de tentoonstelling werd een flyer uitgegeven. Voor meer informatie klik hier.
Saskia Monshouwer opende de expositie.
Tekst bij de tentoonstoonstelling:
“(…) meine Tagrätsel sind größer als meine Traumrätsel.“
Ingeborg Bachmann
Na een zomer lang werken aan een artikel met als titel Patafysisch Verzamelen, waarmee ik een jarenlange studie naar de bijzonderheden van kunstenaarsverzamelingen wil afronden, zie ik tijdens een wandeling door de stad in de etalage van een Amsterdams antiquariaat twee nieuwe boeken van de Oostenrijkse schrijfster Ingeborg Bachmann. Een goed cadeau voor mijzelf, denk ik. Na al die secundaire literatuur, filosofie, antropologie, geschiedenis is een écht boek mijn redding, en ik koop de smetteloze ongelezen exemplaren. Het gaat om »Male Oscuro« Anzeichnungen aus der Zeit der Krankheit en »das Buch Goldmann«, twee introducerende boeken van een nieuwe uitgave van de volledige werken, en een goede aanvulling op het kleine rijtje verhalen en romans van haar in mijn boekenkast.
Ik begin bij de dromennoties in »Male Oscuro« en lees iedere avond een klein stukje, twee of drie dromen, één of twee brieven die zij in een moeilijke periode van haar leven aan haar psychiater richt. Meer lukt niet. De tekst is indringend en Bachmann’s compacte taal intervenieert in mijn eigen dromen. Wat ik lees is echter zeer waardevol, al was het maar omdat de teksten veel verduidelijken over Malina, een nooit vergeten roman uit mijn studietijd. Daarnaast blijken haar notities aan te sluiten bij de manier waarop van Jan van der Pol bijvoorbeeld in zijn tekenboek uit 2012 ‘Nachtboek / Nachtwereld‘ droombeelden hanteert. De scherpzinnige observaties en gevolgtrekkingen van Bachmann zijn daarom ook goed bruikbaar voor een introductie van de expositie Cacophonie Intérieure met werk van Jan van der Pol in het Morat Institut in Freiburg. Het is een goede start om over een samenhang tussen gedachten en ervaringen, droom en werken na te denken.
Bachmann is bijzonder.
Zij is ziek. Wat zij heeft is niet duidelijk, maar zij heeft angsten, grote angsten en neigt naar zelfmoord. Een outsiderkunstenaar is zij echter niet, althans niet meer of minder dan vele andere schrijvers en beeldend kunstenaars. Bachmann heroverweegt haar schrijven. Ze denkt helder over (haar) ziekte en helder over het creatieve proces, tegelijkertijd is zij – niet onbelangrijk – zeer kritisch als ze over psychologie en psychologen schrijft:
Und eine andere Sache, die hat mich Jahrelang geärgert, noteert zij in één van de brieven, das war die ‚Psychologie‘, in Wien sagten wir die ‚Püschologie‘, die von unseren Kritiker zutotgeritten wird, weil sie einfach annehmen das etwas psychologisch ist und etwas andres nicht.
Waarop een exposé over psychologieën, in meervoud (!), volgt. Deze passage waarin ze beschrijft welke voorstelling ze van denkprocessen heeft, is even complex en intelligent als Bachmann zelf. Ze probeert met al haar analytische vermogens en zelfinzicht om de reikwijdte van het functioneren en disfunctioneren van haar denken en gevoelens te overzien.
Naturlicht wäre es schön, wenn wir über diese Unbekannte, die Krone der Schöpfung endlich etwas mehr wüßte, und seis warum er wegen einer schlechte Magensäure im Unmut versetzt wird und warum gar jemand tötet (…). Es kommt mir Aussichtslos vor hinter diese Ungeheuer zu kommen, seit ich so viel weiß, faktisch weiß, und es müßte schon eine enorme Einbildung geben um einen Zipfel davon erwischen zu können.“
Bachmanns beschrijving van het onvermogen van de psychiatrie is gekleurd door het besef dat zij de hulp van artsen nodig heeft om haar angsten te beteugelen. Ze is cynisch wat het brein betreft, de ‘kroon van de schepping’, en sceptisch over de weg die de psychiatrie en patiënten die tot elkaar veroordeeld zijn, samen bewandelen.
Toch leveren therapie en ziekte Bachmann iets op. Ze realiseert zich dat je de droom uitstekend kunt gebruiken om de werkelijkheid te beschrijven, zoals zij in »Malina« en het »Buch Franza« zal doen. Ze beschrijft het interne denk- en schrijfproces niet als een uiting van het onderbewustzijn, maar als een manier om via de droom de wrede, onsamenhangende werkelijkheid nét iets beter te beschrijven, te ordenen en te bezien.
(…) meine Tagrätsel sind größer als meine Traumrätsel, du merkst dann, daß es keine Traumrätsel gibt nur Rätsel, Tagrätsel, unverlautbare chaotische Wirklichkeit, die sich im Traum zu artikulieren versucht, die dir manchmal genial zeigt in einer Komposition, was mit dir ist, denn anders wurdest du‘s nie begreifen, und dann pfuscht dein Traumen, dann dilettiert es (…) plötzlich aber nimmt sich dein Traum zusammen und tut den großen Wurf, ein Shakespeare hat ihm die Hand geliehen, ein Goya ihm die Bühnenbilder gemalt «
—
Ik vond de Tagrätselpassage sterk vanwege de vorm, het vergelijk met een theater, dialogen, decors en attributen incluis – altijd een handig concept voor een expositie waarin veel verschillende elementen en soorten objecten worden samengebracht – maar vooral omdat Bachmann duidelijk maakt hoe de droom tijdens het schrijfproces tussen werk en werkelijkheid bemiddelt. De droom is een afspiegeling en een vereenvoudiging van de werkelijkheid, die op een volgend moment een illusie blijkt, maar toch met een beetje geluk in weer een ander stadium een bruikbaar artistiek voorstel doet in de vorm van een beeld of geordende compositie. De relatie tussen beeld en verbeelding is kortom getrapt en gebroken en de werkelijkheid wordt via meerdere spiegels weerkaatst. Zij is echter niet te vangen, niet in de droom, niet in het werk. Zij blijft een mysterie, achter beschrijvingen en pogingen tot beschrijvingen verborgen. Ik was getroffen door deze formulering omdat ik er de bemiddelende functie van de kunstenaarscollectie in meen te herkennen. Ook de verzameling kan je als een reflecterende tussenlaag beschouwen die in contact staat met de werkelijkheid en soms halffabricaten levert die een plaats kunnen krijgen in het nog te maken werk.
De tekst van Bachmann is ook om een tweede reden interessant. Droom en angst zijn voor Bachmann een gegeven. Er is de angst van haar ziekte, een angst van binnenuit die onontkoombaar verbonden is met kwaadheid en haat. En de beangstigende dingen die om haar heen gebeuren, dingen van buitenaf die haar angsten sturen. De innerlijke angst staat echter niet in een causale relatie met de bedreigingen van buiten. Er is geen sprake van oorzaak en gevolg. Wel beïnvloeden en versterken binnen en buiten elkaar. Wat volgt is een draaikolk aan gebeurtenissen en emoties. De tentoonstelling Cacophonie Intérieure wil zo’n draaikolk zijn. De objecten uit de collectie van Jan van der Pol bemiddelen daarbij tussen droom en werkelijkheid. Via de collecties krijgen toeschouwers zicht op wat zich in gedachten bij de kunstenaars afspeelt en kunnen zij vermoeden hoe werkelijkheid en verbeelding in verbinding staan.
De objecten in de verzameling van Jan van der Pol staan voor de plekken waar ze vandaan komen. De vlinders uit zijn collectie bijvoorbeeld, die niet in de expositie vertegenwoordigt zijn, staan voor de natuurlijke omgeving waar ze gevonden zijn. De houten Aklama-sculpturen uit Gahna en de keramische Bura-koppen uit Burkino Faso en Niger, staan voor de geschiedenissen van hun makers, maar ook voor de geschiedenis van het kolonialisme en de dekolonisatie. Het gaat om een humanistische, algemeen menselijke betekenis zoals deze ook geldt voor de andere beelden die Jan van der Pol voor zijn werk gebruikt. De kleurschakeringen van de vlindercollecties zijn vaak een bron van inspiratie. Het gaat om de unieke werken, maar ook om de overeenkomsten en verschillen tussen de unieke objecten die zichtbaar worden omdat veel van dezelfde voorwerpen naast elkaar zijn geplaatst. De grote collecties beelden, zijn als een verzameling van paspoortfoto’s, die benadrukken dat een mens zowel dader als slachtoffer kan zijn, zowel individu en als deel van de massa.
—
Er is nog heel veel over de samenhang van de collecties en het werk van de kunstenaars te zeggen, maar ik wil het bij deze vergelijking van droom en collectie laten omdat zij evocerend genoeg zou moeten zijn. Wel wil ik nog een korte opmerking maken over de collectie en verzamelactiviteiten van het Morat-Institut en onze gastheer Franz Armin Morat. Ik heb het in mijn tekst bewust alleen over de kunstenaars en hun collecties gehad. Omdat kunstenaarsverzamelingen het onderwerp van mijn onderzoek zijn, maar ook omdat ik denk dat het verzamelgedrag van kunstenaars sterk van dat van instituten verschilt. Desalniettemin is het Morat Intituut ook een uitzondering op die regel omdat de verzameling uit kunst én kunstenaarscollecties bestaat. De Afrikacollectie werd bijvoorbeeld aangeschaft op advies van de Oostenrijkse schilder Kurt Kocherscheidt (1943-1992), die zich graag door de sculpturen liet inspireren. Hoe die samenhang kan zijn, is een van de interessante onderzoeksvragen van het instituut. Hopelijk levert ook deze tentoonstelling een bijdrage aan dit onderwerp.
citaten: Bachmann, Ingeborg (1926-1973)
»Male Oscuro« Anzeichnungen aus der Zeit der Krankheit, Suhrkamp/Piper, 2017