Art, No Art & Anti-Art: relicten van performances, kunst en schandalen

Een nieuwe uitgave van Harry Ruhé
en een tentoonstelling

voorkant boek harry Ruhe

De ochtend na de presentatie bij Locus Solus, de kunstruimte van Frank Gribling in Amsterdam genoemd naar een roman van Raymond Rousel, bekijk ik de presentatie van een reeks werken in oplage uit de collectie van Harry Ruhé. Hij begon in 1976 Galerie A , en nam enkele edities over van Seriaal, de illustere eerste Amsterdamse multipel-galerie die in 1968 door Wies Smals, Mia Visser (en korte tijd Ritsaert ten Cate) werd gerund. Ik bekijk het boek met plezier omdat het goed is om deze betekenisvolle relicten en Fluxus-achtige werk opnieuw te zien.

Een heldere opzet ook, dat boek Art, No-Art & Anti-Art, van A tot Z geordend, foto’s, multipels, resten van performances en Fluxus-presentaties, tekeningen, pamfletten, teksten en een essay uit 1975 van Henry A. Flynt, filosoof, musicus en anti-kunst-activist. Zijn voorstel voor een commune die gericht is even idealistisch en typisch van die tijd als relevant en van nu. Hij wil ontsnappen aan de samenleving die hij als slavenmaatschappij herkent:
                Het is onmogelijk het collectief belang op te houden als ideaal waarmee roofzuchtig gedrag kan worden aangeklaagd, zolang de slachtoffers van dat gedrag het principe van de roofzucht hardnekkig blijven verdedigen.
én
Een van de gebruikelijkste vormen van tijdverdrijf van de recreatieve intellectueel is de kunst. Wij echter verwerpen de kunst als activiteit in al de gedaanten waarin het zich aan de lezers van dit essay kan voordoen.
Vanwege de interesse van Flynt voor wis- en natuurkunde kan je in zijn tekst, al moet je daar wat moeite voor doen, de eerste aanzetten van ideeën a la Bruno Latour ontdekken: geen lineaire tijd, maar een spiraal, geen natuur aan de ene kant, en cultuur aan de andere kant, maar netwerken, waaraan werkelijkheid en droom, subjecten en objecten gezamenlijk deelnemen. [1]

“Zo bijzonder ook”, zegt Phil Bloom tegen mij, één van de vele gasten tijdens de volle boekpresentatie, “dat de meesten nog leven…” Ik kijk om me heen. Het klopt er lopen hier een hoop kunstenaars, uitgevers, schrijvers, critici en kunsthistorici rond die al vanaf de jaren zestig furore maken. Een aantal ook niet meer. Ik ben wat jonger, en voel me zoals ik me altijd al voelde, als iemand van een andere generatie die er een beetje achteraan loopt.

Dat ik me zo voel kan je Harry Ruhé niet verwijten. Het aardige aan presentatie en boek is dat hij ook werken opnam van kunstenaars die jonger zijn, zoals het geweertje uit eigen huid dat Joanneke Meester in 2004 heeft gemaakt. In het boek afgebeeldt vlak onder een chocolade Santa butt plug van Paul McCarthey uit 2007, een exacte, maar kleinere kopie van de beruchte grote Rotterdamse ‘kabouter butt plug’. Er is ook werk van Tinkebell opgenomen en van generatiegenoten, zoals Rob Scholte en een poster van de expositie van Andres Serrano in het Groninger Museum van Frans Haks. Het is een ontwerp van Swip Stolk, die nadat de pisfoto een rel veroorzaakte, een tweede poster ontwierp die hij in de stad Groningen hing.

Andres Serano door Swip Stolk voor en na de rel

Een fijn boek dus, over complexe en niet altijd fijne kunst. Ik ben niet zo dol op Otto Mühl en al die anderen die in de voetsporen van de decadenten uit de late negentiende eeuw hun blote tieten, billen en meer laten zien. En toch maakt juist dát het boek zo waardevol. Het naast elkaar van al die Fluxus-kunst van mensen als Sol Lewitt, een vroege ansichtkaart, Stanley Brouwn tot Wolf Vostell, het samengaan van al die idealen en concepten (Henry A. Flynt wordt gezien als de man die de conceptkunst heeft gemunt). Kortom, het boek viert een radicaal kunstenaarschap dat haar betekenis en belang nooit heeft verloren.

ART, NO ART & ANTI-ART ǀ LOCUS SOLUS ǀ Oude Zijds Voorburgwal 131 Amsterdam ǀ 26 april – 18 mei 2019

open: dinsdag – zaterdag 14 tot 17 uur

 

[1] Die overeenkomst is geen toeval: Bruno Latour is antropoloog en doorspekt zijn natuur sociologische verhandelingen met antropologische kennis. Precies die kennis drong in de jaren zestig en zeventig tot grote groepen kunstenaars door, overigens via de antropologische kennis die kunstenaars in de jaren tien tot dertig van de twintigste eeuw hadden opgedaan en gebruikten.

top of page