Ilja Rabinovich, Museutopia dl 2, onderdeel van de expositie, While Meditating on War, CBK Zuid-Oost
Terwijl ik andere dingen doe, luister ik naar de life stream van een congres in Düsseldorf: Van wie is het Museum. Straks spreekt Jelle Bouwhuis (en hij is niet de enige Nederlandse aanwezige op het congres). Ik ben blij met deze mogelijkheid om een bijeenkomst elders te volgen, maar luister ook met een half oor. Er is immers zoveel over musea te zeggen. Er is immers zoveel om over na te denken wat musea betreft.
Recent las ik “Het geëmancipeerde museum” van Steven ten Thije. Een bijzonder essay waar ik nog over nadenk. Zijn historische visie is interessant. Hij onderscheidt drie negentiende-eeuwse museum modellen: het nationale museum – het Louvre, dat na de Franse Revolutie ontstond; het Duitse Romantische museum, waarin zich de autonomie van de kunst aftekent als een ideaal; en het Arts and Crafts model, dat in Engeland ontstond. Zonder expliciet in te gaan op het modernisme, onderscheidt hij in de twintigste eeuw twee modellen: De Amerikaanse musea die het modernisme en de vrijheid van de kunst vieren – het Stedelijk Museum in Amsterdam en het Van Abbe Museum functioneren zoals dit model – afgezet tegen wat zich tijdens de Koude Oorlog in communistische landen afspeelt. Vervolgens gaat ten Thije in op wat een museum nu zou kunnen zijn: hij wil dat de kunst en het museum mensen zo verassen dat zij op andere gedachten komen en op z’n minst een keuze maken en beseffen wie ze zijn en waar ze staan.
Verder liep ik mee met de Guerrilla Girls Tour in het Van Abbe Museum. Deze rondleiding die inzicht verschafte in de hoeveelheden kunst van mannen en van vrouwen in het museum en de museumcollectie vertegenwoordigt zijn, maakt duidelijk dat het nog steeds heel belangrijk is om een eenvormig cultuurbeeld te bestrijden. Per zaal was ongeveer een werk van een vrouw te zien tussen verder allemaal mannen.
Tenslotte bezocht ik de nieuwjaarsborrel van CBK Zuid-Oost. Wat dit bezoek met het denken over musea te maken heeft? Tijdens de opening van de expositie While Meditation on War naar een idee van Tamar Rozenblat, ontmoet ik Ilya Rabinovich, een van de deelnemers. Deze in Moldavie geboren en in Israël opgegroeide kunstenaar bestudeerd militaire musea en bekijkt wat zij vertellen over nationale identiteit. Op de expositie hangen enkelen foto’s van een Israëlisch militair museum en is een film te zien. De beelden zijn fascinerend: In kleine ruimtes zijn met witte paspoppen die uniformen dragen situaties nagebootst; In eenvoudige horizontale en verticale vitrines zijn tientallen, misschien wel honderd, schietwapens geordend. Buiten, op de muur tegenover het CBK zijn nogmaals foto’s op reclamedoek aan de muur gehangen. Wat Rabinovich toont lijkt sterk op de beelden die ik gisteravond in een dwaas televisieprogramma van Max heb gezien. Een vlucht bejaarde Nederlandse artiesten bevind streek neer in Yogjakarta waar het Fort Vredeburg bezoekt. Een Nederlands militair complex en museum. In donkere nissen zijn situaties van de tweede wereld oorlog en de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog nagebootst.
Natuurlijk noch “Het geëmancipeerde museum”, noch het genoemde congres gaan specifiek over militaire musea. Het congres gaat over musea die met cultuurgoed collecties (erfgoed van allerlei groepen mensen, waar Ten Thije zich in zijn essay beperkt zich tot musea voor eigentijdse beeldende kunst. Hij bespreekt bovendien niet de institutionele mogelijkheden, maar verkend de ruimte die kunst biedt om mensen te veranderen (Friedrich Schiller /Jacques Rancière ), maar Rabinovich’ werk past er om verschillende redenen wel tussen:
1. Omdat het een rudimentaire vorm van museumdisplay laat zien: het namaken van historische scènes wat voor grote groepen mensen een aantrekkelijke manier is om iets over het verleden te leren. Een soort statische poppenkast. Je kunt er denigrerend over doen maar het is een goedkope en rudimentaire vorm van tentoonstellen die in combinatie met film en video, zoals in het oorlogsmuseum in Polen, zelfs spectaculair kan zijn.
2. Omdat niet alleen oorlogsmusea, maar alle musea machines zijn die invloed hebben op / voortkomen uit een visie op identiteit. Symposium en essay proberen beide inzicht te geven in die functie van het museum. Zij onderzoeken hoe het museum verandert is (veranderen moet) nu de van oorsprong 19eeeuwse opzet niet meer voldoet.
Hebben de museummedewerkers, conservatoren en tentoonstellingsmakers hetzelfde doel als de Moldavische /Israëlische kunstenaar? Meer dan je zou denken. Het thema van het congres is als ik inschakel ‘diversiteit’. Er spreekt iemand die evenals Steven ten Thije het museum de rol toedicht van opvoedend instituut. Er spreekt een onderzoekster die onder andere het diversiteitsbeleid van het Victoria & Albert Museum onderzocht: Als je op alle terreinen op diversiteit let, in de keuze van de onderwerpen, de manier van display, de diversiteit van je stafleden, is er veel te winnen luidt haar conclusie. “Als je maar niet beweerd dat één museum voor iedereen voldoende is”, vervolgt de spreker die na haar komt. En dat is het probleem. Ondanks de wens tot diversiteit, denken nog steeds veel musea dat zij eenheid creëren. Omdat zij een universeel cultuurideaal dienen bijvoorbeeld. Het idee van één vrijheid of vorm van fatsoen is dan niet heel ver weg.
“In Israël is deze identiteit grotendeels gebaseerd op de mythe van het leger als een ‘melting pot’. De Staat creëert daar – aldus Rabinovich – bewust het narratief dat burgers met verschillende culturele achtergronden en religieuze overtuigingen assimileren en onderdeel worden van de overheersende cultuur. Rabinovich plaatst kritische kanttekeningen bij deze beeldvorming. Hij toont van negen militaire musea in Israël de manipulatieve mechanismes waarmee tentoonstellingen worden ingericht en de mythe ‘Eén Staat, Eén Volk’ in stand wordt gehouden.” Aldus de informatie die het CBK over Rabinovich geeft.
Diversiteit in musea en cultuur is het grote onderwerp. Dus ook als het over de Guerrilla Girls gaat, is het streven niet een vifty-vifty-situatie, – zodra het over cijfers gaat wordt dat al snel gesuggereerd -, maar een situatie waarin uiteindelijk veel verschillende vormen van orde, man-vrouw verdelingen; andere culturen; minderheden voldoende plek krijgen om zichzelf te uiten en te (her)vinden. Door de vele soorten musea en de vele mogelijkheden die er zijn, is het in eerste instantie belangrijker om het eenvormige te bestrijden. Want, het is niet helemaal duidelijk of je je alleen moet richting op de diversiteit binnen één museum (soms geeft de collectie daar aanleiding toe, namelijk als (groepen) objecten tot andere culturen behoren of voor verschillende groepen mensen verschillende betekenissen hebben. Of dat je je sterk moet maken voor een diversiteit aan musea.
In dit verband gaan mijn gedachten steeds uit in de richting van de studie van James Clifford, die in zijn essay “Four North West Coast Museums: Travel Reflections” vier verschillende Canadese Musea bestudeert die ieder op een heel andere manier omgaan met het erfgoed van Canadese Indianen. [1] Het Nationale Museum vanuit een perspectief van afstand en eenheid, een klein familie museum vanuit een lokaal, religieus ritueel perspectief. Ook de spreekster van het Victoria & Albert Museum bracht het belang van religie in. De stopwoorden ‘religie’ en ‘Sikhs’ voeren me dan weer naar die fantastische lezing van Kavita Singh in de Reinwardt Academie. Singh vertelde over de misverstanden en problemen bij enkele grote biculturele exposities en liet zien dat de doelstelling van een museum ook verloren kan gaan als je het idee van afstand, glas en muren helemaal verlaat. Ze vertelde over een museum in India waar een boek van de Sikhs geëxposeerd werd. Omdat het een belangrijk religieus boek was, konden de Sikhs bedingen dat het gesloten en afgedekt geëxposeerd werd. Vervolgens kwamen Moslims met een soortgelijke eis; eindigend in een museum met gesloten boeken dat in zeker opzicht op een kerk ging lijken.
Het is enige tijd geleden dat ik haar spreken hoorde, en misschien zijn details verloren gegaan. Singh pleitte destijds voor het behoud van het verlichtingsideaal waar het om musea gaat. Ik weet niet of ik haar streven volledig deel. Een nagemaakte kerk kan, zie de militaire musea, ook een museumstuk zijn. Het idee van afstand vind ik echter wel van belang. Deelname is immers meestal een vorm van spektakel, en dat ik zeker niet de enige manier waarop een museum functioneren kan.
Wem gehört das Museum? Fragen und Bedingungen musealer Vermittlung im globalen Kontext │Kunstsammlung Nordrhein Westfalen │ 18.01-20.01.2017
While Meditating on War │ met werk van Celine van den Boorn, Barbara Broekman, Ramaz Goiati, Lana Mesić , Ilya Rabinovich, Xavier Robles de Medina, Tamar Rozenblat, belit sağ, Emanuel Tegene │CBK Zuid Oost │19.01-11.03.2017
Steven ten Thije, Het geëmancipeerde museum, Mondriaan Fonds, 2017
[1] James Clifford, Four North West Coast Museums: Travel Reflections In: Routes, travel and translations in the late Twentieth Century. Harvard University Press (1997) p 107-146.