Thierry Oussou, 2015
Voor de tentoonstelling ‘What about Afrika’ ging galeriehoudster Oeke Witteveen een tijdelijke alliantie aan met curator en kunstjournalist Rob Perree, beide oprecht geïnteresseerd in hedendaagse kunst uit Afrikaanse kunstenaars. Zij selecteerden veertien kunstenaars voor een unieke tentoonstelling in Amsterdam. De expositie werd ruim een week geleden geopend en het is de moeite waard om achtergrondinformatie over de deelnemers te verzamelen.
Maar eerst over de persoonlijke motivatie van de twee organisatoren. Voor Oeke Witteveen begint haar interesse voor hedendaagse Afrikaanse kunst in 1996 als zij the Artist Proof Studio bezoekt in Zuid-Afrika. Het is een grafische werkplaats waar jonge kunstenaars uit Soweto werken en Witteveen is onder de indruk van het sprankelende elan van hun werk. Vanaf dat moment wil Witteveen ooit een expositie met Afrikaanse kunstenaars maken. In 2000 ontmoet zij Rob Perree, lange tijd redacteur bij het kunsttijdschrift Kunstbeeld. Hij legt zich in die periode steeds meer op kunst uit Afrika en wordt hoofdredacteur van de webkrant africanah.org; een site voor hedendaagse Afrikaanse en Afro-Amerikaanse kunst en kunst uit de Caraïben. In de mooie grote galerieruimte in de Konijnenstraat in Amsterdam brengen zij hun kunstenaars bijeen.
Omar Victor Diop, 2015
Barthélemy Toguo – LeLongGalerie (Cameroon)
Dawit Abebe – Kristin Hjellegjerde Gallery London (Ethiopië)
Vitschois M. Bondo – Gallery Momo Kape Town (Democratic Republic of Congo)
Thierry Oussou – Stevenson Gallery Cape Town (Benin) zit nu op de Rijksacademie
Kura Shomali, Magnin A Paris (Democratic Republic Congo)
Phoebe Boswell Kristin Hjellegjerde Gallery London (Kenya)
Hamid el Kanbouhi – Galerie Nouvelles Images Den Haag (Marokko)
Omar Victor Diop – Magnin-A Parijs (Senegal)
Zarina Bhimji – Lumen Travo Amsterdam (Oeganda)
Meschac Gaba – Lumen Travo Amsterdam (Benin)
Gopal Danogo – (Ivoor Kust)
Ephrem Solomon – GuzoArtStudio (Ethiopië)
Nour-Eddine Jarram – Galerie Maurits van der Laar Den Haag (Marokko)
William Kentridge (Zuid-Afrika)
Je schrijft niet bij iedere tentoonstelling de galeries op die de kunstenaars vertegenwoordigen, maar in dit geval is de lijst veelzeggend. Het gaat om een rij zeer internationale kunstenaars uit een groot aantal verschillende landen. De cv’s van de meesten liegen er niet om, en je vraagt je in sommige gevallen af – voor mij gold dat vooral bij het werk van Barthélemy Toguo en Mechac Gaba – waarom het werk nooit eerder een flinke presentatie in het Stedelijk Museum of een ander groot museum had. Ik denk, als ik eerlijk ben, dat zo’n presentatie meer urgentie heeft dan een presentatie van het werk van Isa Genzken.
Barthelemy Toguo, 2015
Barthelemy Toguo, 2014, overzicht: An Afropolitical View, Uppsala Konstmuseum
Dus het is de internationale visie van het Stedelijk Museum die sterk achterblijft, de inspanningen van Jelle Bouwhuis van het – binnenkort opgeheven – Stedelijk Museum Bureau Amsterdam ten spijt, want je kan niet beweren dat het om een groep onbekende kunstenaars gaat. Enkele van hen, en niet alleen William Kentridge, zijn wereldberoemd en andere worden op dit moment gezien en regelmatig getoond. Thierry Oussou sloot afgelopen jaar zijn opleiding aan de Rijksakademie af. En zijn werk beviel me toen uitstekend; hij maakt kleine en grote collages waarop indringende, soms zelfs wat lugubere situaties worden verbeeld. Het kleine werk op de academie maakte iets meer indruk op mij dan de grote werken op papier die nu in de galerie hangen. Maar het is plezierig om het beeld van zijn werk te kunnen uitbreiden. De atelier presentaties tijdens Rijksakademie Open zijn soms te vluchtig om werkelijk iets over een kunstenaar te kunnen zeggen.
Ook het werk van de twee Marokkaanse kunstenaars Nour-Eddine Jarram en Hamid el Kanbouhi heb ik vrij recent op verschillende exposities gezien. Het werk van Kanbouhi zag ik op de expositie ‘Local Heroes’ in CBK Zuid-Oost waar hij een installatie maakte samen met Floor Meijers. De installatie is een vorm die hem past. De bittere eigentijdse ironie van zijn werk in een stijl die het midden houdt tussen popart (populaire kunst) en schutting esthetiek (denk David Bade) functioneert heel goed in een wat minder strakke vorm. Dus beter werk-óp-de-muur dan werk-aan-de-muur. Stilistisch lijkt het wilde werk van Kanbouhi sterk van de aquarellen van Jarram te verschillen, maar overeenkomsten zijn er ook. Beide kunstenaar verwijzen naar een leven buiten, een leven op straat. Kanbouhi in overdrachtelijke zin, Jarram omdat hij jongens portretteert die je overal tegen zou kunnen komen.
Ephrem Solomon, 2015
Mechac Gaba en Zarina Bhimji zijn ook geen onbekenden. Enige tijd geleden zag ik in De Appel de film van Bhimji die ik ervoer als een lange reis door een oud gebouw. Architectuur en de resten van gebouwen zijn niet zelden een schakel tussen het hedendaagse leven in Afrika en een koloniale geschiedenis, en in dat opzicht is de film ontroerend. Geen groter verschil denkbaar echter dan met het werk van Mechac Gaba. Ik heb altijd een zwak gehad voor het werk van Gaba, vanaf het moment dat ik zijn werk voor de allereerste keer zag, vlak nadat hij de Rijksakademie afrondde, en ik vind nog steeds dat ik veel te weinig werk van hem heb gezien. Dat is mede te wijten aan zijn succes. Veel van zijn exposities vonden in het buitenland plaats. Maar ik bewonder zijn slimme en humoristische werk dat vaak een conceptuele toets heeft. In ‘What about Afrika’ wordt het werk ‘Wisdom Lake’ uit 2012 getoond, een aantal glazen kistjes die de gouden hersens van onder andere Marcel Broodhaers bevatten. Daarboven hangen de prachtige bankbiljetten met de koppen van West-Europese Biënnale Curatoren, zoals Jan Hoet. Het werk heeft onbedoeld iets weemoedigs. Daar hangt ‘ons’ oude geld. De zonnebloem dat prachtige briefje van vijftig en de vuurtoren en de snip.
Hamid El Kanbouhi sculptuur 2016
Mal din dymak / What the fuck is with the religion of your mother, 2015
Langzaam sluipt de merkwaardige verhouding met het koloniale verleden binnen. Een verhouding met zoveel tegenstrijdigheden dat je het verhaal nog altijd niet zomaar vertelt. Maar er is niet alleen sprake van tegenstellingen, ook van interessante vormen van onderlinge beïnvloeding. Het werk van Ephrem Solomon (Ethiopië) is daar een fascinerend voorbeeld van. Zijn huidige werk, dat wat bij Witteveen getoond wordt, bestaat uit strakke, bijna geometrische houtsneden. Hij werkt in een combinatie van houtsnijtechniek en collages. Op internet vind ik enkele afbeeldingen van eerder werk. Het gaat om tekeningen die sterk op klassieke Ethiopische tekeningen lijken, zoals ze in de kerken en op schriftrollen te vinden zijn. Maar zijn meer recente werk is strak, zwart-wit geblokte vloeren, vogels, stoelen … Vanwege de stijve rokken van de vrouwen moet ik aan de keuken van Jean Brusselmans denken; de patronen doen soms Escherachtig aan. Niet dat ik beweer dat dit daadwerkelijk zijn voorbeelden zijn, dat weet ik niet, ik heb hem niet gesproken. Waar het mij om gaat is dat de Ethiopische tekeningen ooit een voorbeeld waren voor Europese kunstenaars, en nu een Ethiopische kunstenaar wellicht vergeleken wordt met die Europese kunstenaars die op basis van hun interesse voor Afrikaanse kunst een nieuwe Europese stijl ontwikkelden. Ik beweer niet dat Solomon een Europees kunstenaar is. Het is ergerlijk wanneer iets wat uit Afrika komt pas serieus wordt genomen als het aan Europese verwachtingen voldoet. Maar, met een zeker optimisme geniet ik van alle verschillende artistieke vormen die bij wederzijds contact ontstaan.
Mechac Gaba, Wisdom lake, 2012
Kura Shomali schildert intens, de voorwerpen leven. Omdat Vitshouw Mwiilambwe Bondo, Dawit Abebe en Phoebe Boswell lichamen ten voeten uit schilderen lijkt hun werk in mijn ogen academisch en bijna klassiek. Maar in detail zijn er grote verschillen. Als je de lichamen van Vitshouw Mwiilambwe Bondo van dichtbij bekijkt, blijkt dat ze zijn opgebouwd uit een veelheid kleine plaatjes van lichaamsdelen en kledingstukken die hij uit tijdschriften knipte. De figuren van Dawit Abebe hebben hele steden, hele dorpen op hun rug. Van een heel andere categorie zijn de foto’s van Omar Victor Diop. Hij fotografeert zichzelf in vrolijk zeventiende-eeuws ogende kledij in zijn handen moderne sportschoenen en andere modeattributen. Omdat hij met kleurrijke stoffen speelt roept zijn werk dat van Yinka Shonibare in herinnering, de Engels/Nigeriaanse kunstenaar die veel door Okwui Enwezor is gebracht. Hij maakte tableaus van zeventiende en achttiende-eeuwse schilderijen, maar ook aliens uit de Afrikaanse stoffen die in Manchester worden geweven en gedrukt. Ooit wou hij in Nederland de Nachtwacht in Vlisco stoffen verbeelden, maar helaas kwam dat project toen niet van de grond.
Kortom, hoewel het werk van de meeste kunstenaars ook elders te zien was, is de tentoonstelling bij Oeke Witteveen zeer de moeite waard. Zoveel hedendaagse kunst uit Afrika is in Nederland niet vaak te zien. Ik weet niet of het nodig is om kunstenaar uit Afrika altijd onder dat motto bij elkaar te brengen. Ik weet alleen dat ik het omgekeerd ‘What about Europe’ niet erg zou vinden. Terwijl het heel vervelend zou zijn als wat in Afrika gebeurt over het hoofd wordt gezien; het continent is nogal belangrijk en groot.
Nour-Eddine Jarram, 2015
23.01 – 27.02 │What About Africa │ 14 contemporary African Artists│ Witteveen Visual Art Center
met werk van: Barthelemy Toguo, Dawit Abebe, Vitschois M. Bondo, Thierry Oussou, Kura Shomali, Phoebe Boswell, Hamid el Kanbouhi, Omar Victor Diop, Zarina Bhimji, Meschac Gaba, Gopal Danogo, Ephrem Solomon, Nour-Eddine Jarram, William Kentridge