Een vrouw vertelt dat zij ooit toekeek hoe haar kinderen mishandeld werden door haar man; dat is voorbij, maar nu merkt ze hoe haar zoon de fout ingaat met zijn eigen kinderen.
Een man leeft van vijftig euro in de week: “Als ik mijn geld krijg, schrijf ik eerst tien euro over op mijn openbaarvervoerkaart, dan koop ik kip en maak ik soep. Je kunt soep goed bewaren en er meerdere dagen van eten.”
Een jonge jongen vertelt dat hij geen ambulance mocht bellen toen zijn zusje in ademnood was: Hij woont in een asielzoekerscentrum (AZC) daar komt een ambulance alleen als de leiding erom vraagt.
Een man vertelt dat hij een spierziekte heeft en bang is omdat hij niet weet wat komen gaat en hoe snel zijn aftakeling vordert.
Een vrouw vertelt dat zij, als zij een psychose heeft, van iedereen in de zaal zou denken dat hij of zij haar kwaad zou doen: “Dan zou ik nu spugen. Ik spuug om mensen op afstand te houden.”
Terwijl de mensen de zinnen uitspreken typt een meisje dat ik alleen maar op de rug kan zien, op een laptop de eerste regel van de korte verhalen in. Ze verschijnen op één van de twee schermen die de achterwand van het toneel vormen. Op het grootste, recht tegenover mij, zie je een overzicht van alle ingetypte zinnen. Op het kleinere links staan zinnen in voorbereiding.
“Wil je een verbinding maken?”, vraagt het meisje achter de computer.
De spreker antwoordt: “Ja, ik zou graag een verbinding maken met dat verhaal over de jongen die ruzie kreeg met de politie omdat ze zijn moeder niet wilden helpen.”
Het meisje klikt de regel over de ruzie met de politie aan.
“En wil je ook iets taggen?” “#Opsluiting.”, zegt hij en “# Uitsluiting.”
Inventaris van Onmacht (Inventory of Powerlessness) is een theaterstuk van de in Hongarije geboren dramaturge Edit Kaldor. Ze maakt experimenteel theater in nauwe samenwerking met mensen die niet aan het toneel verbonden zijn. Haar stukken hebben een sterke sociale component. De thema’s wijzen in die richting, bovendien wil Kaldor ermee ingrijpen in de samenleving en waar mogelijk mensen helpen.
“Zit ik dan naar een collectieve therapie te kijken?”, zegt iemand met wie ik over de voorstelling spreek. Ik wil die vraag liefst met nee beantwoorden, want hij zit een beetje te stangen. Maar ik zeg ja, omdat dat antwoord meer ruimte biedt om te vertellen waar het stuk over gaat. Dan ben ik daar vanaf.
“Vond je het mooi?”, vraagt een ander.
Hmmm, Dit is niet het juiste criterium is om het stuk, dat balanceert op de rand van theater en werkelijkheid, te beoordelen. Toch antwoord ik Ja, omdat ik van inventarissen hou en omdat de teksten, hoe rauw, authentiek en werkelijk dan ook, uiteindelijk op een mooie manier stileert zijn. Ze zijn ingekort, toegesneden op het onderwerp, samengevat, samengebald en begrijpelijk. Ze zijn mooi omdat het de sprekers, eigenaren van de zinnen en de werkelijkheid waar ze naar verwijzen, een zekere waardigheid verleent. Die stilering in combinatie met de belangrijke rol die computer en dramaturge spelen, maken van een opsomming van aangrijpende verhalen en ontboezemingen een theaterstuk dat eindigt met een rij vragen geformuleerd door de acteurs: Hoe groot is het aantal mensen waar je contact mee kan onderhouden en piëteit voor voelt? Bestaat er zoiets als collectieve verantwoordelijkheid? Is onmacht beter te verdragen wanneer je weet dat er (in toekomst) een einde aan komt? Het zijn wezenlijke vragen, waar het publiek over discussiëren mag. Toch zijn ze in het stuk al voor een groot deel beantwoord.
Edit Kaldor maakt fundamenteel theater. Het is uitgekleed, conceptueel. Het bestaat uit brokken werkelijkheid – de verhalen van de mensen – die vorm krijgen met hulp van een computer en een speciaal computerprogramma. Het ding is een (meta)medespeler en wordt ingezet als dramaturgische instrument om samen met de acteurs een specifieke beleving op een specifiek moment te beschrijven en te onderzoeken: onmacht.
Onmacht is een wezenlijk menselijk gevoel. Dat het stuk over onmacht ging was voor mij ook een reden om te gaan, ik wordt de afgelopen tijd steeds meer met mijn eigen onmacht en die van anderen in mijn omgeving geconfronteerd. Alle aandacht in het stuk gaat uit naar het moment waarop mensen hun grip op een situatie verliezen, overgave, geld, onrecht, uitsluiting, gevangenschap… Onmacht is overigens niet het tegendeel van macht. Het is hooguit het gevoel of de toestand waarin je verkeerd als iets of iemand met grote willekeur zijn macht over jou doet gelden. Een omschrijving is moeilijk, maar dat is de kracht van het stuk, dat er niet zomaar een visie wordt geformuleerd. Het beeld dat geleidelijk ontstaat is collectief, het is de optelsom van de verhalen van zo’n zestig Amsterdammers.
Het beeld is dat van een groep. Wat er gebeurt is meerledig. Stap één zijn de verhalen die écht, direct en herkenbaar zijn. Ze zijn gestileerd. De mensen spreken zinnen uit. Er wordt gerepeteerd, de herhaling is een slijpsteen. Er wordt geredigeerd. De vertellingen sluiten op elkaar aan en er wordt ingekort ten behoeve van de voorstelling én de computer. (Het is denkbaar dat dit proces de mensen helpt om hun probleem te hanteren.) Stap twee is de computer die ordent – in het Frans heet zo’n ding een ‘ordinateur’. Er wordt naar verbindingen gezocht. Daar waar veel punten verbonden zijn ontstaat een cluster. De lijnen verdichten zich tot wolken. Er verschijnt een netwerk met een structuur die op een samenhang duidt. Hoe groter de verzameling, hoe duidelijker het beeld; je herkent hier zonder moeite een netwerkanalyse in.
Is een netwerkanalyse kunst? Kan je zoiets als hier beschreven esthetisch beoordelen? Ik denk van wel, mits door kunstenaars gehanteerd. Het zijn instrumenten om de werkelijkheid te beschrijven die ook vertellend kunnen worden ingezet. Wat voor de beschrijving van de Chinese lijst door Jorge Louis Borghes in ‘De analytische taal van John Wilkins’ geldt – waar Michel Foucault in het voorwoord van ‘De woorden en de dingen’ naar verwijst – geldt ook voor alle onderzoeksmethoden kwantitatief en kwalitatief, voor big data en naturalistisch onderzoek. Zodra je lijsten maakt is er sprake van een beschrijving én van narratieve structuren. Zo liet Martijn Engelbregt meermaals zien dat zelfs de resultaten van enquêtes kunstwerken kunnen zijn. Zij leveren al dan niet zorgvuldige beschrijvingen van de werkelijkheid op; en zo’n beschrijving door een kunstenaar gemaakt kan kunst zijn.
Gelet op de manier waarop kunstenaars methoden aan wetenschappen ontlenen om nieuwe beschrijvingen van de werkelijkheid te produceren (en nieuwe kunst te maken) ligt ook een antwoord besloten op de wat ondoordachte kritiek van Hans Hartog den Jager in ‘Het streven’, het boek waarin hij kunstenaars erop wijst dat zij niet bij machte zijn om de wereld te veranderen. Niet het streven is aanvechtbaar, wél de doelmatige interpretatie ervan. Wat verwacht Hartog den Jager, meetbare veranderingen, op grote schaal? Zouden subtielere en moeilijker te benoemen resultaten ook voldoende zijn? In een onderzoeksrapport over ziekteverzuim onder gevangenispersoneel lees ik over naturalistisch onderzoek (naturalistic Inquiery = NI): We waarschuwen vooraf: NI levert geen kant en klare gegevens (…) Wil men leren van de opbrengst van NI (…) dan moet men zich meestal verdiepen in een gedetailleerde beschrijving van de context, de ontwikkeling van gebeurtenissen, de intenties en ervaringen van betrokken actoren. (…) ” [2] Dit is niet hetzelfde als het inzicht dat een goed boek, een film, een theaterstuk een schilderij kunnen leveren. Maar de invloed ervan tekent zich wel degelijk op een soortgelijke wijze af.
Maar dat terzijde. Inventaris van onmacht heeft impact: Impact op de acteurs, die ik erg moedig vind, omdat ze hun verhaal vertellen. Impact op het publiek dat zoiets als medeleven ervaart. Dat is mooi. Ook het stuk is mooi omdat het zo fundamenteel is. Mooi is ook het moment waarop het meisje achter de computer opstaat en zelf een verhaal vertelt. Maar er is ook kritiek: Het publiek kijkt toe en kan meedoen. De inventaris groeit, maar het moment waarop je dit als publiek mag doen is eigenlijk niet duidelijk. Dat geldt ook voor de discussie, het begin en het einde van het stuk. Je treed binnen en de spelers zijn al bezig. Je gaat naar buiten toe en dat zijn ze nog steeds. Hoe zit dat met die impact elders. Wordt zij ook collectief of politiek? Waarschijnlijk gaf ik de oplossing al aan het begin van dit stuk. Het antwoord ligt besloten in het theaterstuk dat je zag.
Rest dat ik me opnieuw afvraag waarom de manier waarop in Nederlandse met asielzoekers wordt omgegaan zo wreed is. Je mag geen ambulance bellen; Er wordt je niet vertelt dat je status verandert; Je mag maar zes kilo meubels bezitten – of iets dergelijks… Van een cipier, politieagent of medewerker van de marechaussee verwacht ik dat hij of zij orders uitvoert, maar van een medewerker van de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND)? Wekelijkse terugkeergesprekken, de stoelen verankerd in de grond … Onmacht.
Inventaris van Onmacht,
28 t/m 1 februari, Frascati Amsterdam
Een productie van | Edit Kaldor / Stichting Kata |
Co-productie | Frascati Producties (NL), Archa Theater (CZ), Hebbel am Ufer (D) & Malta Festival (PL) |
Gemaakt door | Edit Kaldor, Andreas Bachmair, Jurrien van Rheenen |