Vijf dagen Hongarije: Alles wordt zo plat en simpel, zegt Ákos Birkás, complexiteit is het enig mogelijke antwoord.

UnicornKundyDrewKnoll1  Kundy Crew, Unicorn (2014)

Vijf dagen Hongarije. We bezoeken twee tentoonstellingen. De tentoonstelling Unicorn is more than a Nation in de Knoll Galerie in Budapest en The Painter’s Job met schilderijen van Ákos Birkás in Modem een nieuwgebouwde kunsthal in Debrecen, de tweede stad van Hongarije in het oosten van het land. De eerste expositie toont politiek getinte werken van enkele Oostenrijkse en Hongaarse kunstenaars met als thema ‘de natie’. De tentoonstelling was een maand eerder in Wenen te zien, omdat de Galerie Knoll, (Wenen, Au) die contacten heeft in vele voormalige Oostbloklanden zoals Rusland en Roemenië, in beide landen gevestigd is. De werken op de tentoonstelling zijn te verdelen in speelse ironie, kritische reacties en activistische performances.

Hoewel Ákos Birkás ook door Galerie Knoll wordt gebracht, hebben beide exposities niks met elkaar te maken. Maar, door dat ene vakantiebezoek én het gegeven dat Birkás ook een Hongaars kunstenaar is, lopen de indrukken in elkaar over. Hongarije vlak na de val van de muur had hoop. Hongarije nu is bitter. Dat heeft te maken met allerhande bezuinigingen. De ene na de andere hal voor hedendaagse kunst gaat dicht. Het beleid van de populistische premier, Victor Orbán, maakt onzeker.

Er zijn overeenkomsten met Nederland, want sinds de moord op Pim Fortuyn en het daaruit voortvloeiende grote doorpakken is ook hier veel verandert. Het terugdringen van overheidssubsidies; het verruimen van juridische mogelijkheden om de gangen van burgers na te gaan, heeft niets met elkaar te maken en toch lijkt er een verband te zijn. Het populisme maakt sommigen blij, sommigen zenuwachtig. Gaan we naar een nieuwe natiestaat? Bang voor alles en Europa? Galerie Knoll in Wenen en Boedapest vroeg kunstenaars om te reageren.

ChabaNemes Csaba Nemes,Activist Cocade (2013)
kipa Ágnes Eperjesi, National Kippah (2013)

De titel van de tentoonstelling Unicorn is more than a nation is een werk van Kundy Crew, een Hongaarse groep feministische kunstenaars en academici die met milde spot teksten op merklappen, ondergoed en T-shirts borduren. Het gaat om korte zinnen en tegelwijsheden die een ironische kijk op de natie bieden en op datgene waar nationalisten en populisten in geloven. Ook de techniek die de kunstenaars voor het maken van de Lekker lullige handwerkjes gebruiken, het borduren, is ironisch bedoelt. Borduren is niet alleen vrouwenwerk, het hoort ook tot de folklore en de volkscultuur. Wat tot nog een overeenkomst tussen Nederland en Hongarije voert: Op kunst en linkse hobby’s wordt bezuinigt, terwijl het behouden van erfgoed en volkscultuur op de voorgrond komt te staan.

Kastelen, zwarte Piet, de Poesta, paarden: Erfgoed – het begrip zegt het al – gaat over vroeger en over ‘ons en heeft derhalve bijna altijd een politieke dimensie. Er wordt gedacht dat het materiële en immateriële erfgoed iets met de ‘identiteit’ van een ‘volk’ heeft te doen; En al blijkt uit alle onderzoeken, of ze nu verricht zijn door Maarten Voskuyl voor het Meertens Instituut of door Vladimir Hafstein voor UNESCO , dat geen enkele object authentiek is of er zit wel een luchtje aan, toch zweren mensen erbij. Huiskamerkunst & Monumenten hebben de toekomst. Iedereen sniklacht een beetje.

resinger nation 6 14 Gert Resinger, Gery Designer (2014)

Om door te gaan met de Unicorn-expositie:
Gert Resinger maakte een zelfportret, een zwart-wit foto waarop hij als een voetbalfan in een meer dan mansgrote Oostenrijkse vlag gekleed gaat. Midden in het beeld bungelt een gevulde en gestreepte sok, nutteloos en tamelijk belachelijk, een wormvormig aanhangsel dat niet ontbreken mag. De Hongaarse kunstenaars Ágnes Eperjesi en Csaba Nemes maakten een keppeltje en een stoplicht-broche, attributen voor het voeren van actie, in de kleuren van de Hongaarse vlag.

Het werk van de laatste twee kunstenaars verwijst naar twee concrete politieke voorvallen, en riekt naar actie: Eperjesi maakte haar werk naar aanleiding van een besluit van de Hongaarse regering om een nieuw oorlogsmonument te plaatsen. Zij verzet zich tegen de suggestie dat de Hongaarse bevolking tijdens de tweede wereld oorlog enkel ‘onschuldig’ slachtoffer was. Nemes refereert aan de overdracht van de van de Hongaarse kunsthal (Mücsarnok) aan de MMA, de Hongaarse academie voor schone kunsten. Sinds het vallen van de muur was Mücsarnok dé ruimte waar actuele beeldende kunst was te zien, uit het buitenland (ik zag er ooit een tentoonstelling van Luc Tuymans) en uit Hongarije. Nu organiseerde het MMA, een conglomeraat van Architecten, beeldhouwers en vormgevers, er een salon. Sindsdien is het stil.

Jarmila_Mitrikova__David_Demianovic Jarmila Mitrikova, David Demjanovic
Forest Ceremony (2012)

De realiteit en de kunst: Is het erg dat de overheid kunstinstituten stillegt en overdraagt aan vrienden en directeuren die meer in de eigen politieke richting denken? Ik weet het niet. Je kunt wijzen naar Hongarije, maar in Nederland – denk aan het Tropenmuseum – gebeurt het ook. Is kunst die aan politiek refereert bij voorbaat goede kunst? Ook dat weet ik niet. De tentoonstelling bij Knoll is zeker amusant, enkele werken zijn goed, maar ze is ook klein ten overstaande van het politieke geweld. Een druppel.

 

De dag daarop vertrekken we met een gehuurde bus vol gasten naar Modem in Debrecen. Deze hal is hetzelfde lot beschoren als Mücsarnok en Ákos Birkás laat ons weten dat dit waarschijnlijk voor een lange tijd de laatste grote expositie van zijn werk zal zijn. Het is moeilijk om er precies achter te komen wat er aan de hand is. Praten over politiek in een vreemde taal is verwarrend. Er staat toch ook nog een expositie van Erwin Olaf op het programma? De directeur van Modem heeft de tentoonstelling toch samengesteld? Alle ruimtes, mooie grote zalen. The Painter’s Job is een drieluik van werk dat Birkás in de afgelopen drie jaar heeft gemaakt. Het begint bij de journalistieke werken met als titel – The horizon line. Dan volgt werk waarop Birkás zich uiteenzet met beeld in combinatie met (filosofische) teksten, The impossible conversation. En tot slot The populist constellation. Hoewel ik enkele werken al eerder zag, ben ik verrast.

Het eerste werk dat ik zie is een groot schilderij van een journalistieke foto, een jongen met een zwarte hoody, een rode vlag, een brandend autowrak. Je herkent het beeld meteen. Toch is er ook sprake van een zekere vervreemding. Dat paars, dat rood, dat geel. Het is bijna lelijk. Zo indringend dat niet het beeld en de gebeurtenissen, maar de kleuren sporen achterlaten in het lange termijn geheugen. Het blauw van een zwarte jongen met een geweer, ongetwijfeld een kindsoldaat doet hetzelfde met je. Je herinnert je die kleur, dat blauw van zijn hemd en dat groen. En de eenzaamheid van de jongen blijft je bij.

Er is veel over het werk van Birkás te zeggen: over zijn betrokkenheid – de wereldgeschiedenis heeft zijn leven en dat van zijn familie mede bepaald; over zijn fascinatie voor filosofie en tekst –  Birkás is een lezer en een schrijver,over de manier waarop mens en politiek zich in zijn werk verhouden – een vlucht in realistische beelden in de jaren zeventig, een onderzoek naar individualiteit en persoonlijkheid in de jaren tachtig, maar zijn kleurgebruik is ook een veelzeggend ordeningsprincipe.

Als Birkás na zijn abstracte Köpfe, de kleurrijke, pasteuze ovalen van de jaren tachtig, zich begin jaren negentig weer wendt tot figuratieve schilderkunst, gebruikt hij aanvankelijk tamelijk bleke kleuren.Hij schildert mensen uit zijn omgeving, familieleden, studenten, bekenden die hij eerst fotografeert. Eerst een portret, dan meerdere op een rij in vale kleuren groen en geel, alsof hij voor de foto’s die aan het werk ten grondslag liggen een filter heeft gebruikt. Door hun formaat komen de gezichten heel dichtbij, maar daardoor vervormen zijn ook. En ook deze vervorming lijkt op wat de lens van een camera doet.
Gaandeweg mengen zich de gezichten van familieleden met nieuwsbeelden: Al Quaida, oefenende soldaten in de woestijn, aardetinten oker. Hij kiest bewust voor een amalgaam van mensentypes. Het is, zegt Ákos, juist in Hongarije niet vanzelfsprekend om mensen uit andere werelddelen te zien. De vertrouwde vreemden van Hongarije zijn Aziaten en Zigeuners. Naarmate de beelden exotischer worden en het nieuws heftiger, neemt de intensiteit van de kleuren toe. Ze worden feller en contrastrijker. Soms vormen ze een kleuren waas, soms gebruikt hij complementaire kleuren. De mensen op de beelden staan meestal alleen. Of er van eenzaamheid sprake is, is niet zeker. Maar de vertwijfeling komt wel in beeld.

Dan kom je langzaam van The Horizon Line bij  The impossible conversation terecht. Een korte periode brengt Birkás ook de teksten in beeld. Wat is de rol van de kunst? Wat die van de kunstenaar? Gaat het over mensen of over politiek? Esthetiek en Ethiek zijn met elkaar verbonden maat hoe? En de buitenwereld wordt steeds indringender beeldend, een besef dat Birkás met andere schilders deelt. De Nederlander Jan van der Pol, de Hongaar Atilla Szücs en de Oostenrijkse Johanna Kandle laten ieder één werk op de tentoonstelling zien. En zonder een sluitend antwoord te geven, lost  Birkás de verwachting de verwachting van zijn toeschouwers in het laatste deel van de tentoonstelling  The populist constellation in. Weer werken vooraleerst de kleuren, een psychedelisch, hallucinatie verwekkend paars en blauw en groen.  Er verschijnen heiligen en tovenaarsleerlingen, minnaars en andere menselijke verhoudingen. Het is een  visuele wereld die op miljoenen (miljarden) netvliezen verschijnt en in alle vertrouwdheid vervreemdend werkt. Het is absurd en toch waar. Ákos  Birkás is nu bijna zeventig. Ik heb bewondering voor zijn flexibiliteit en betrokkenheid. Politiek of kunst, politiek en kunst het is niet meer relevant.

Alles wordt zo plat en simpel, zegt Ákos Birkás, complexiteit is het enig mogelijke antwoord.

top of page