Antwoord op Rien Monshouwer 16.
Uit schrik voor correspondentie-nummer 13 heb je nummer 14 overgeslagen. Je gaat dat niet corrigeren, omdat je nummer 15 al op instagram en Facebook vermeldde; Een foutje is soms beter dan een correctie. Nu is het één-na-laatste artikel van Rien Monshouwer dus nummer 15. Je hebt naderhand de tekening ‘de geschiedenis herhaalt’ van Rien bij dat item geplaatst. Het meest recente stuk van Rien krijgt nu nummer 16. In een van de alinea’s snellen schaduwen aan Rien voorbij; Daarom plaats je de afbeelding van een schaduwspelwerk van Christian Boltanski bij dit stuk. Het is op z’n plaats.
De emoties en gedachten in tekst 16 herken je; Soms is het moeilijk om de actualiteit te begrijpen als je ouder wordt. Je weet meer. Je hebt meer ervaring, maar vanwege alle herhalingen lopen kennis en waarneming niet meer synchroon. Dit leidt tot gevoelens van vervreemding. Frustratie ook, want of je nou over politiek of over kunst praat, ze luisteren niet en kunnen het niet begrijpen. Dat bleek onder meer uit dat gesprek dat je met een jongere collega had. Jullie spraken over kunst en de jongeman zou binnen korte tijd vanwege zijn werk het buitenland bezoeken. Ah, had je gezegd. Daar ken ik nog wel mensen. Pas na afloop van het gesprek werd duidelijk, dat hij niet wist waar jij het over had; Hij kende het instituut waar je gewerkt had niet en had alleen beleefd geknikt. Rare oude vrouw!
Een nabije actualiteit, een veraf verleden. Je leeft je frustraties uit op straat. Zo druk in Amsterdam en hiërarchisch. Jij bengelt ergens onderaan. De vrachtwagens op één, dan de SUV’s, de ‘gewone’ auto’s, de motoren, de fat-bikes en al het andere elektrische gedoe. Jij wandelt en je fietst. Fietsen blokkeren de stoep en zelfs de geparkeerde auto’s lijken voorrang te krijgen. Je wandelt door. Je scheldt. Heks! Luidt het antwoord. Heks! Schalt het brutaal door de straten. Een geuzennaam, maar wel beangstigend dat ze ook die chique en intelligente minister Kaag zo weg willen zetten, en je voelt je persoonlijk beledigd dat ze burgemeester Halsema tot in de Tweede Kamer grof en respectloos behandelen.
Ouder worden. Je loopt niet synchroon en ‘De geschiedenis herhaalt’ zich. Het is een bijzondere tekening die Rien Monshouwer heeft gemaakt. De woorden ‘geschiedenis’ en ‘herhaalt’ zijn in handschrift geschreven. Het lijstje dat zo ontstaat, vat de mogelijkheden samen: herhaling is steeds hetzelfde en toch een verandering. Herhaling is onthouden en vergeten. De oude dingen worden vaag. De nieuwe dingen lijken scherp. Goed dat de woorden gedeeltelijk zijn uitgegumd. Een foutje is soms beter dan een correctie. Een fout kan de start van een correctie zijn. Wrijven in de vlek.
Ouder worden. Niet synchroon lopen. Als je het Stedelijk Museum bezoekt, ben je twee keer teleurgesteld. De eerste keer in de expositie over textiel in de kelder van het gebouw, Unravel; De tweede keer in Reading Dust van Miriam Cahn.
Uit de citaten die voor de promotie van de expositie Unravel, the power and politics of textiles in art worden gebruikt, concludeer je dat de criticus van De Volkskrant zeer enthousiast is. Jij kan dat enthousiasme niet delen. Niet vanwege een gebrek aan kwaliteit. De kwaliteit van de werken van de deelnemende kunstenaars is zonder uitzondering hoog. Dat het toch niet prettig is om er naar te kijken, ligt aan de presentatie. Met textiel als materiaal en medium voorop devalueren de werken snel. Het materiaal en hoofdmotief is vaag want te veelzijdig: niet meer en niet minder dan ‘iets’ uit plantenvezels, plastics of dierenhaar, waarmee we ons soms kleden, en dat we soms bekijken. Het is soms goedkoop en vaak voor handen, waardoor het een democratisch, toegankelijk materiaal lijkt. Maar, in deze expositie, waar textiel, naast textiel, naast textiel hangt, verliest het aan betekenis.
Waarschijnlijk was de boodschap van de werken en de expositie helderder en respectvoller geweest als er meer zou zijn ingezoomd op de individuele oeuvres van de kunstenaars zodat je hun achtergrond, visie en artisticiteit beter begrijpt. Een zekere historische chronologie is ook op z’n plaats, zodat je begrijpt hoe activistisch of avant-gardistisch de werken zijn. Nu is alles teruggebracht tot dat vage begrip textiel. Het verwijst soms naar een kledingstuk, soms naar de stoffen, soms naar een techniek -borduren, weven – soms naar een drager (denk canvas), en culmineert in een vaag algemeen begrip van activisme en verzet. Dit onttrekt de creatieve ontwikkeling en bedoeling van de kunsteaars aan het zicht.
Het lijkt scherpslijpen. Ben je zuur? Je probeert je kritische blik te begrijpen. Het is vooral, denk je, dat je veel werken al eerder in een betere, meer respectvolle context zag. De veronderstelling van de makers dat het werk geen plek in de musea zou hebben gehad, is onjuist.
Het werk van Louise Bourgeois is goed vertegenwoordigd vele collecties en je denkt aan de presentatie die je een jaar of twee geleden in het Haags Gemeente Museum (Kunstmuseum) zag. Daar zag je haar wilde stoffen werken, naast haar kooien en grafiek.
Mounira Al Solh heeft meerdere uitstekende Biënnale presentaties gehad. Haar werk gaat over textiel, maar vooral over taal en verhalen. Ze vraagt zich af hoe wat gezamenlijk is, kan worden bewaard.
Het werk van Antonio Jose Guzman & Iva Jankovic is veelzeggend vanwege de geschiedenis van het indigo, de blauwe kleurstof van lappen en spijkerbroeken, en krijgt kleur als Guzman zijn performances doet.
De gedachten bij het werk van Jagoda Buić lijken op die naar aanleiding van het werk van Bourgeois: Zag je haar werk niet al veel eerder en veel beter gepresenteerd. Wat moet haar werk hier, tussen al die andere stoffen werken? Het werd al in 1967 vol eerbied in het museum gebracht.
Kortom een reeks goede en interessante kunstenaars komt in de expositie niet tot z’n recht. De achtergrondverhalen worden gebrekkig bemiddeld, alleen via tekst omdat ze alleen in de hoofden van de makers aanwezig zijn. Dat is een gemiste kans. Deze expositie is geschikt voor een kunsthal, dan kan ze reizen. Maar van een museum als het Stedelijk verwacht ik meer. Meer aandacht voor de artistieke kwaliteit, meer ruimte voor de visuele kracht en context. Waarom geen expositie van Ibrahim Nahama en Billie Zangewa zodat we Afrika beter begrijpen. Of gewoon een goede presentatie van Afro-Amerikaanse kunst, ook daar zien we hier maar zo weinig van. Zo’n thematentoonstelling is een doekje voor het bloeden. Je hoopt dat het museum ook op lange termijn aandacht besteedt aan de kunstenaars die hier bijeen zijn gebracht.
Helaas stelt ook de expositie Reading Dust van Miriam Cahn teleur. Als je thuis komt laat J. je een kleine catalogus zien uit de jaren 90. Het werk oogt interessant, enkele grote houtskooltekeningen, enkele kleurrijke aquarellen. Je herkent ze uit de expositie, waar ze heel hoog aan de muur hangen, een tweede laag boven het meer recente werk. In de erezaal hangen de werken met de lijven ten voeten uit die in de publiciteit op de voorgrond zijn geplaatst. Door de hoeveelheid werken en de manier waarop ze zijn opgehangen ontbreekt de intimiteit. Je begrip voor leed wordt niet perse sterker als je het uitvergroot en er meer van ziet.
Een nieuwe generatie moet het zelf doen. Je voelt je betrokken bij nieuwe ontwikkelingen in de beeldende kunst. Je voelt je betrokken bij de politiek. Maar wat moet je denken en zeggen als plotseling blijkt dat velen, waarschijnlijk ook in je omgeving, rigoreus tegen goede oplossingen blijken te zijn. Het land uit! Zwervers zijn lastig! Dat ze zich maar gedragen! En dan die oorlogen, die oorlogen, je grote kinderangst. Langzaam slijten de angstgevoelens, gewoon omdat je verder moet. Je kunt het hier niet bij laten, en wil tegenover de exposities die je niet bevallen, enkele positieve ervaringen plaatsen.
Als je de expositie Unravel verlaat, kan je de lange roltrappen naar de tussenverdieping nemen. Het is zo leuk om via die trap in de witte tl-verlichtte tunnel omhoog te gaan. Het verschaft je een kinderlijk plezier. Je geniet intens, zoals die keer dat er een geluidsband met klankgedichten van Kurt Schwitters te horen was. Dada. Dodo. Doedoe. Omhoog, de schuinte in. Een zaalwachter in uniform gaat je voor, nagekeken door een collega. Wat doen ze daar? Als je bijna boven bent, beginnen de geluiden, keelgeluiden, vreemde geluiden, bijna woorden of toch niet. Huilerig, ‘sobbing’ zoals ze het soms bij de ondertiteling voor doven en slechthorenden in het Engels vertalen. Het is een werk van Nora Turato, een jonge vrouw die veel gebruik maakt van letters en tekst. Ze maakt vreemde, eenvoudige, contrastrijke posters en doet performances. Hier in het Stedelijk Museum heeft zij een werk gemaakt in de serie IN SITU #1 die plaats vindt in de tussenetage. Als ik schuin omhoog kijk, zie ik kleur en tekst op het enorme projectiescherm vlak bij het auditorium. YOU.
Het werk overvalt me en doet met goed. Het transparante roze-rood, het witte tl-licht, de woorden, de geluiden uit de speakers. Nora Turato, ‘I hear you, I hear you.’
Thuis kijk je op internet na wat Turato zoal doet. Haar werk gaat over taal, waarbij ze gebruik maakt van design-methoden en letterontwerpen om de kijken te wijzen op de complexe, trage en snelle veranderingen die zich voordoen te onderzoeken. Je gaat niet erg diep op haar werk in, houdt het er even bij dat je blij werd van de spontane verrassing die het werk teweeg bracht.
Via het nieuwe instagramaccount nog een tweede verrassing: Een oudere kunstenaar die je niet kende, Sam Gilliam (1933 – 2022, Washinton DC). Ongetwijfeld zal hier en daar een lezer het schandalig vinden dat je zijn werk nu pas ziet, maar jongens, dat komt voor.
Je bekijkt het werk op internet en vindt ronduit álles interessant: zijn werken uit de jaren 70, waar Kunstmuseum Basel in 2018 een grote expositie aan wijdt, het latere werk, de vroege hardeche paintings. Beïnvloedt door color field painters als Kenneth Noland en Moris Lewis én Dürer maakt Gilliam onder andere grote draperieën. Hij hangt zijn werk niet aan de wand, maar vouwt het en laat en hangen en slepen, zoals de vaandels op sommige etsen van Dürer. Op een foto uit de jaren 70 zie je de schilder naast een werk uit 1973: Autumn Surf. Het ziet er radicaal uit. De ruimte is volledig in beslag genomen door zijn doeken, die inderdaad het midden hebben tussen een zee(reis) en een zeilschip.
Hoewel Gilliam zichzelf met nadruk een schilder noemt en ontkent dat zijn werken sculpturen zijn, werkt hij welbewust met textiel. Canvas is immers textiel. Maar niet alleen het materiaal van de drager, ook de manier waarop hij dunnen lagen verf hun werk laat doen, herinnert aan stoffen en de manier waarop zij gekleurd worden. Je hebt de batiks en ikats voor ogen, die uit Indonesië die via Nederland en andere koloniale uitwisselingslijnen, over de hele wereld gingen. Een foto uit 1977 uit het archief van The Fabric Workshop and Museum in Philadelphia bevestigt deze referentie. Maar er is ook ander werk. Na wat zoeken vind je zijn hardeche paintings.
Gilliam is met andere woorden een kunstenaar om serieus te nemen. Hij is van een andere generatie dan Sanford Biggers, Kevin Beasley of Diedrick Brackens, de jonge Afro-Amerikaanse kunstenaars uit New York en Los Angeles wiens werk op Unravel wordt getoond. Hij maakt de weg voor hen vrij. Door zijn deelname aan de Biënnale van Venetië in 1972, door zijn zelfbewuste, humorvolle visie. Van aanvang aan vraagt hij aandacht voor het feit dat hij zwart is. Hij benadrukt dat abstracte kunst even politiek kan zijn, als kunst die een expliciete politieke uitspraak doet. Het is overigens eerder toeval dan wijsheid, dat een beschrijving van Gilliam zo goed bij mijn kritiek op Unravel in het Stedelijk Museum past.
Unravel, the power and politics of textiles in art ׀ Stedelijk Museum Amsterdam 14.9.24-05.01.25
Reading Dust, Miriam Cahn ׀ Stedelijk Museum Amsterdam 05.10.24-26.01.25
Lesen im Staub, Miriam Cahn, Gemeente Museum Arnhem, tekst: Anneke Oele
Nora Turato, ‘I hear you, I hear you.’ ׀ IN SITU #1, 2024
Sam Gilliam, The Music of Color 1967-1973 ׀ Kunstmuseum Basel, 2015
Columns van Rien Monshouwer & Saskia Monshouwer – schrijvers met dezelfde achternaam, maar we zijn geen familie. We zijn naamgenoten, ‘tocayo’ in het Spaans. Ik kom dat woord tegen in een brief van Vibeke Mascini, onderdeel van haar correspondentie met Ella Finer, gepubliceerd onder de titel Silent Whale Letters. Dat Rien en ik besloten hebben om te corresponderen, heeft te maken met onze voorkeuren. Rien is beeldend kunstenaar met een grote liefde voor literatuur. Ik ben een critica met een grote interesse in literatuur en beeldende kunst. Zijn wij de helicopter en de walvis van Vibeke Mascini? Zijn wij de paraplu en de schrijfmachine op de ontleedtafel? Welke frequentie gaat de bandbreedte van onze correspondentie bepalen?