Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78 × 114 cm.
Zaterdag 25 januari 2020
Bij het wakker worden vertel ik J. over een lezing die ik bezocht. In de reeks ‘Ervaringen van het lichaam’ werd over Kleur gesproken. Zwart Wit Rood Geel Groen Blauw. Ik woon de lezing bij omdat ik mijn omgeving zo graag beschrijf en nadenk over de werking van kleur. Het zwart van de nacht. Het blauwe uur, dat zich zo prachtig in woord en beeld laat vangen. Het rood van een autootje, of van een fietstas, van een jasje, of een strik. Filmers hebben er al vaak gebruik van gemaakt, variërend van Alex van Warmerdam (Abel), tot Don’t look now (Nicolas Roeg).
Het geel en zwart de gebiedende borden in de stad die fietsers, voetgangers en of auto’s laten weten welke route (nog) begaanbaar is. Het rood en het wit van de waarschuwingsborden en de verboden. De bewegwijzering is blauw, een kleur die ik met veel plezier aan Nederland verbind, aan KLM, NS stations en alles wat nog resten van de klassieke moderne Nederlandse vormgeving heeft.
Kleur bepaalt in combinatie met de structuur van materialen en oppervlaktes hoe je de omgeving ziet en ervaart. De fijne structuren van stoeptegels en straatklinkers. Stoeptegels zijn inderdaad een fantastische uitvinding. Dit is een opmerking die ik ergens op internet aantref. Ze zijn mooi, blijken zwaar genoeg om met de natte Nederlandse bodem mee te dalen, en zijn flexibel. In vele andere landen, België , Duitsland en bijvoorbeeld ook Hongarije zijn de straten én stoepen geasfalteerd. Dit is niet erg als de boel voldoende verwaarloosd is, om tussen de kieren van het taaie spul ruimte te bieden voor planten. Maar vreselijk als het simpelweg de volledige bodem bedekt en sluit. Toen ik me realiseerde dat de steentjes op de dam niet zomaar gelegd zijn, maar op de een of de andere manier aan elkaar gekit, schrok ik me rot. Er ligt een beige plak over de hele dam. Zo lelijk!
Maar de meeste stoeptegels en klinkers bieden nog wel ruimte voor stiekem groen, wat algen, wat mos. Tenzij de gemeente de warmwaterspuit vergeten is, en met vreemd wit spul de tegeltjes schoonhoudt, vrij van begroeiing.
Om terug te komen op de kleuren en de structuren. Er zijn drie dames die tijdens de bijeenkomst spreken. Zij vertellen ieder een heel klein stukje van het kleurenverhaal.
De mevrouw van de mode lult uit haar nek. Over kleuren en structuren die eigenlijk energieën zijn, energieën die een verhaal vertellen. Kleur is taal, zegt ze dan en met die kleur kunnen we uiteindelijk ook de politiek veranderen.
De mevrouw van de kunst zegt, kleur is doen en toont er plaatjes bij. Als je naar het puntje kijkt roepen de twee complementaire kleuren een derde op. Rood en Geel worden Groen, een andere combinatie wordt blauw. Zie je dat wij kleuren maken?
De fotografe die op verre eilanden kleurenblinde mensen fotografeerde, gebruikt die ervaring om foto’s zonder kleur te maken. Die foto’s zijn okay. Toch weet ik niet helemaal wat ik van haar overwegingen denken moet. Wat overigens voor al die kleuroverwegingen geldt.
Kleur is een ingewikkeld ding, en hoewel ik heel nieuwsgierig ben naar de werking ervan, ben ik er niet van overtuigd dat meer kennis over kleur een betere omgang met kleuren mogelijk maakt. Waarom zien we kleuren en hoe? Helpt de tekst Julia Kristeva’s Giotto’s Joy om betere kunst te maken? Zij koppelt als ik het goed begrijp de kleur blauw aan het verlangen. De kleur blauw van de maagd Maria; de kleur blauw van het blauwe uur; het magische blauw, zoals J. dat noemt, een kleur die graag gekozen wordt omdat mensen het vaak mooi vinden.
“In Japan worden de metro’s met blauw licht beschenen, dat scheelt zelfmoorden”, zegt iemand tijdens de lezing. Een ander koppelt blauw aan de Blues. En zie daar het probleem. Als kleur een taal is, zoals veel mensen graag beweren, dan is het duiden van die taal in verschillende contexten en culturen als een dans rond de toren van Babel. Om fundamentele inzichten aan kleur te verbinden zal je dus een andere invalshoek moeten kiezen.
Ik denk aan de beginzinnen die Peter Handke schreef in Mont Saint Victoire. Hij betrapt zichzelf erop dat hij als schrijver soms de relatie tot de werkelijkheid om hem heen verliest. Niet de ervaring, maar de beschrijving beheerst zijn boeken. Op zoek naar een manier om de fysieke ervaring in zijn teksten ruimte te geven, richt hij zich op notities over kleur:
Uiteindelijk ben ik dan toch één keer in de kleuren thuis geweest. Struiken, bomen, wolken van de lucht, zelfs het asfalt van de straat had een gloed die noch van het licht van die dag, noch van het jaargetijde afkomstig was. Natuurwereld en mensenwerk, het ene via het andere, bezorgden mij een moment van bezieling dat ik uit de halfslaapbeelden ken (maar dan zonder die bedreigende aankondiging van het ultieme of allerlaatste) en ook wel Nunc stans wordt genoemd: Ogenblik van Eeuwigheid.
Kleur als uitgangspunt. Als teken van leven en lichamelijkheid. In de film ‘Engel über Berlin’ van Wim Wenders waar Handke het scenario voor schreef, wordt dit gegeven ingezet om de conceptuele lichaamloze wereld van de Engelen te scheiden van die van de mensen.
Ik schrijf over kleur maar het is een grijze dag. De tekening van Keith Haring die op een muur van een loods op het Amsterdamse Voedingscentrum teruggevonden is, steekt prachtig wit af tegen het grijs. (Je kunt deze tekening goed zien vanaf de Willem de Zwijgerlaan.) Ik vond het Velum altijd mooi, dat Haring voor het glazen dak boven de centrale trap van het Stedelijk Museum had ontworpen. Het was te zien toen hij een solo-expositie had. Interessant dat Johannes Itten in 1938 ook een velum voor het Stedelijk ontwierp.
En Route 15.