Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78×114 cm.
Maandag 20 januari 2020
Vaak stoppen er toeristen op de brug voor ons huis. Ze fotograferen de horizon in het verlengde van de gracht. Daar komt de zon op. Je kunt zeker een kilometer ver kijken. Zoals je in de looprichting van de Nassaukade (stad uit) altijd het nieuwe gebouw aan de houthavens ziet – vierkant, een stuk lucht geframed – of iets meer naar links, de rookpluim van de energiecentrale en de vuilverbranding, zie je in het verlengde van de daken van de drie flats die Carel Weeber ontworpen heeft. Postmodern, zwart, rood, groen. Het kleurt mooi bij de zon en de geraniums die in de bakken aan de ijzeren brugleuningen hangen. Als stadsbewoner zal je niet snel stilstaan om een camera te hanteren, toch herken je die luchten en de gebouwen wel.
Ik moet in West zijn, zal straks weer lang die eigenzinnige gebouwen van Weeber komen, kleur en een spel met Amsterdamse huiselijkheid tussen allemaal vierkante grijze gebouwen en fiets door het park. Omdat de bomen kaal zijn valt me nu pas op dat bij het binnenfietsen vlak om de bocht een prachtig stel taxus-bomen staan. Ze zijn nog groen.
Ik fiets onder de schuine platanen door. Omdat alles zo kaal is vallen de honden meer op dan ooit. Een dame op het gras met drie honden, verschillende merken. Twee dalmatiërs en een grote witte hond die ik later deze week zal leren kennen als een Zwitserse herder. Zwart, wit, helder groen en een ijlblauwe lucht. Welkom in Teletubby-land.
Aan het einde van het Park de weg over. Langs de brug en wei met de vierkante koeien, een klassiek hofje bij het water van de vaart. Ik volg de rode fietspaden. Maak ruzie met iemand op een elektrische fiets die mij snijdt. Dan ben ik bij het grote vierkante water dat de ruimte tot aan de Snelweg in beslag neemt. Links nog steeds die glorieuze lucht, lila, roze ochtendlucht. Ze is zo verleidelijk dat ik omhoog kijk vanaf mijn fiets. Voor het eerst valt me op dat vanachter het water en vanachter de snelweg een muur van flats oprijst. Grote grijze gebouwen, glinsterende façades van glas. Het wereld mode centrum. Het een en ander van de GGZ. Kantoren veroveren de wereld. Ik moet denken aan mijn treinrit naar Den Haag: vanuit de trein omhoog kijkend naar een enorm stuk blauwe lucht boven de glanzende wanden van de hoogbouw uit. Alsof je je in een canyon bevind en vandaaruit naar de lucht kijkt.
De rij grijze kantoren wordt gesloten door de grote rode drie met de groene mutsen op. Dat is nou precies het bijzondere aan die gebouwen van Weeber, dat ze in deze omgeving waarin glas en staal en beton overheersen, als enige gekleurd en bijna frivool zijn.
De gele blokkendoos links en dan het eerste viaduct. Ik kijk naar de betonnen pilaren, die taps toelopend van bovenaf in de grond verdwijnen. Langs de weg stilstaand water. Er liggen takken en struiken op de grond. Dan weer hoogbouw, grijs veel glas, een tweede viaduct.
Ik hoorde gisteren in Den Haag dat Walter Benjamin zei over zulke gebouwen beweerde, dat ze van glas zijn zodat het verleden er geen krassen op kan maken. Ik twijfel of dat klopt. Is het probleem niet juist, dat al die gebouwen die als trots en rijk bedoeld waren, er nu juist zo aftands en versleten uitzien? Of is dat precies wat Benjamin bedoelt, dat ze wel oud en lelijk worden, maar nooit een mooi slijtage patroon, een mooi patina zullen hebben? En Route 12.